ECLI:NL:RBOVE:2018:554

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
08/952867-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door gebruik van valse sleutels en oplichting van meerdere benadeelden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en oplichtingen. De verdachte heeft op geraffineerde wijze geldbedragen ontvreemd van haar schoonouders en andere benadeelden door gebruik te maken van hun bankrekeningen, bankpassen en pincodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2015, in totaal ongeveer € 25.752,55 heeft gestolen van verschillende personen, waaronder haar schoonouders. De verdachte heeft zich bediend van valse sleutels, zoals onrechtmatig verkregen bankpassen en pincodes, om toegang te krijgen tot de rekeningen van de benadeelden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op ernstige wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat haar schoonouders en andere benadeelden in haar stelden, wat heeft geleid tot aanzienlijke financiële schade voor hen. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen, wat de ernst van haar daden onderstreept.

De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelden. De rechtbank heeft de vordering van een benadeelde partij, die niet-ontvankelijk werd verklaard, afgewezen omdat de verdachte van dat feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partijen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952867-15 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren [1971] in [plaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [plaats 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 juni 2017, 3 oktober 2017 en 8 februari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1, 2, 3 en 4:[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft opgelicht;
feit 5:meermalen geldbedragen van [benadeelde 5] heeft gestolen;
feit 6:meermalen geldbedragen van [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft gestolen dan wel verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 14 november 2014, te Deventer, althans (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon genaamd [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 50 euro, althans (een) geld(bedrag), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [benadeelde 1] gezegd (zakelijk weergegeven) dat
- zij 100 oliebollen wil bestellen voor een darttoernooi ten behoeve van Serious Request, en/of
- het darttoernooi wordt gehouden op 20 december 2014 in café [A] te Deventer, en/of
- ze in het café posters op zal hangen met daarop de namen van de sponsoren, en/of
- die [benadeelde 1] daarvoor 50 euro moet betalen,

waardoor die [benadeelde 1] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;

2.
zij op of omstreeks 4 oktober 2014, te Deventer, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon genaamd [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 50 euro, althans (een) geld(bedrag), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [benadeelde 2] gevraagd (zakelijk weergegeven)
- of hij 50 euro wil doneren voor een darttoernooi dat wordt gehouden in café

[A] te Deventer ten gunste van het glazen huis, en/of (vervolgens) tegen die [benadeelde 2] gezegd (zakelijk weergegeven) dat

- NEFIT de hoofdsponsor is, en/of
- NEFIT bij donering door die [benadeelde 2] voor 50 euro aan tegoedbonnen bij de [benadeelde 2] zal kopen als zijnde prijzen voor het darttoernooi,

waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot voornoemde afgifte;

3.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 17 september 2014, te Deventer, althans (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon genaamd [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 50 euro, althans (een) geld(bedrag), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich naar de winkel van die [benadeelde 3] te begeven, en/of
- interesse te tonen voor tegels, en/of
- een afspraak met die [benadeelde 3] te maken voor het inmeten van tegels, en/of
- aan die [benadeelde 3] gevraagd om een darttoernooi te sponsoren, en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen dat de opbrengst zou gaan naar de

"Stichting Leergeld", en/of

- dat die [benadeelde 3] een advertentie in het toernooiblaadje zou
krijgen,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 31 maart 2015, te Raalte en/althans (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon genaamd [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 50 euro, althans (een) geld(bedrag), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [benadeelde 4] gevraagd
(zakelijk weergegeven) - of hij een darttoernooi in het Carmel College te Raalte wil sponsoren, en/of
(vervolgens) tegen die [benadeelde 4] heeft gezegd dat
- dat de opbrengsten van dat toernooi ten goede komen aan de "Stichting Leergeld", en/of
- het toernooi groots opgezet wordt, en/of
- ze nog een hoofdsponsor wilde zien binnen te halen, en/of
- de aankleding in handen was van bloemenhandel [B 1] , en/of
- hapjes zouden worden verzorgd door de Zuivelhoeve, waardoor die [benadeelde 4] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
5.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 31 januari 2015, te Deventer en/of te Apeldoorn en/althans (elders) in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
A.
-
- een bedrag van 270 euro (op 5 december 2014), en/of
- een bedrag van 370 euro (op 11 december 2014), en/of
- een (totaal)bedrag van 250 euro (op 19 januari 2015),
althans een of meer geldbedrag(en), behorende tot de bankrekening met het nummer [xxxx] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de/het weg te nemen geld(bedrag/bedragen) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten (telkens) door middel van een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, bank/pinpas met bijbehorende pincode), en/althans
B.
- een bedrag van 150 euro (op 4 december 2014), en/of
- een bedrag van 162,30 euro (op 7 januari 2015), en/of
- een bedrag van 500 euro (op 19 januari 2015),
althans een of meer geldbedrag(en), behorende tot de bankrekening met het nummer [xxxx] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het vertrouwen van die [benadeelde 5] te winnen en haar te helpen bij het internetbankieren en het (daardoor) ter beschikking krijgen van de inlogcode(s) en/of bankpasnummer(s) behorende bij die bankrekening en/of (vervolgens) (via internet) die inlogcode(s) en/of die/dat bankpasnummer(s) te gebruiken om geld over te schrijven van de rekening van die [benadeelde 5] naar een bankrekening met het nummer [yyyy] ;
6. Primair

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2015, te Deventer en/althans (elders) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een of meer geldautomaten en/of een of meer betaalautomaten) heeft weggenomen een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 25.752,55 euro), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] en/of aan [benadeelde 7] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de/het weg te nemen geld(bedrag/bedragen) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten (telkens) door middel van een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, bank/pinpas met bijbehorende pincode);

6. Subsidiair
zij op een meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2015, te Deventer en/althans (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer 25.752,55 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] en/of aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (financieel) beheerder en/of zaakwaarnemer van de bankrekening van die [benadeelde 6] en/of die [benadeelde 7] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 op het standpunt dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat, zodat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken. Voor feit 6 primair is wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, gelet op de aangiftes van [benadeelden 6 en 7] , de forse geldbedragen die zijn opgenomen tegenover het relatief lage inkomen van verdachte en het door verdachte gevoerde telefoongesprek met een medewerker van de Rabobank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich evenals de officier van justitie op het standpunt dat haar cliënte van de feiten 1 tot en met 5 moet worden vrijgesproken. Voor feit 6 geldt dat haar cliënte ook daarvan dient te worden vrijgesproken, omdat cliënte gelden voor de schoonouders heeft voorgeschoten wat zij later heeft verrekend. De raadsvrouw verwijst daartoe naar de consistente verklaringen van haar cliënte die steun vinden in de verklaring van de partner van cliënte en de geldstromen, waarvan zij een overzicht heeft gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
De rechtbank acht – net als de officier van justitie en de raadsvrouw – niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 5:
Vaststaat dat op 4 december 2014, 7 januari 2015 en 19 januari 2015 geldbedragen (in totaal € 812,30,-) zijn overgemaakt van de bankrekening van [benadeelde 5] naar de bankrekening van [benadeelde 6] , de partner van verdachte. Verdachte verklaart dat zij aangeefster in het verleden heeft geholpen met internetbankieren, maar ontkent genoemde bedragen te hebben overgemaakt. Volgens verdachte zou het kunnen dat aangeefster zelf de bedragen naar de betreffende rekening heeft overgemaakt, omdat zij haar meermalen geld heeft geleend. Daartegenover staat de door aangeefster onder ede afgelegde verklaring ter terechtzitting van 8 februari 2018, die – kort gezegd – inhoudt dat zij in die bewuste periode nog niet kon internetbankieren en dat verdachte dit nog voor haar deed, zodat dit ook geldt voor de hiervoor genoemde drie geldbedragen. Tevens verklaart aangeefster dat zij nooit geld van verdachte heeft geleend.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte, die inhoudt dat zij aangeefster geld heeft geleend, op geen enkele wijze steun vindt in het dossier en dus volstrekt op zichzelf staat. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat de huur van de woning van aangeefster van februari 2014 door haar cliënte contant is voorgeschoten bij de woningbouwvereniging Rentree, hetgeen door de politie nog is geverifieerd bij Rentree. Daar zou deze contante betaling zijn bevestigd. Nog afgezien van het feit dat deze vermeende contante betaling niet is gedocumenteerd met onderliggende stukken, acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat de verrekening door verdachte van dit voorschot pas in januari 2015, dus bijna een jaar later, heeft plaatsgevonden. Over de overige geldbedragen van
€ 162,30 en € 150,- legt verdachte evenmin een concrete en verifieerbare verklaring af.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 5 sub B ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het pinnen van geldbedragen bij geldautomaten, zoals onder 5 sub A ten laste gelegd, zodat verdachte van dat onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 6 primair:
Op 15 oktober 2015 doet de heer [benadeelde 6] mede namens zijn echtgenote [benadeelde 7] aangifte tegen verdachte, die hun schoondochter is. De aanleiding daarvan is dat aangever is geconfronteerd met een negatief saldo op zijn bankrekening. Uiteindelijk blijkt uit een berekening, na correctie, dat verdachte – die destijds de financiële zaken van haar schoonouders behartigde – in de periode van juli 2014 tot en met september 2015 een geldbedrag van € 16.354,71,- van hun bankrekening heeft opgenomen. Zowel de heer [benadeelde 6] als mevrouw [benadeelde 7] verklaren uitdrukkelijk dat verdachte daartoe geen toestemming had.
De rechtbank stelt vast dat verdachte erkent dat zij geldbedragen van de bankrekening van haar schoonouders heeft opgenomen, onder meer doordat zij met de pinpas van mevrouw [benadeelde 7] heeft gepind. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat zij dit met toestemming van haar schoonouders deed ter verrekening van wat zij had voorgeschoten ongeloofwaardig. Er blijkt immers niet uit het door verdachte overlegde overzicht dat de door haar – naar eigen zeggen – voorgeschoten bedragen daadwerkelijk aan haar schoonouders verschuldigd waren dan wel dat de bedragen contant aan hen ten goede zijn gekomen, zoals met het gestelde boodschappengeld c.q. weekgeld. Daarnaast leest de rechtbank in de bewijsmiddelen dat verdachte meermalen in een periode van minder dan een week ruim € 2.000,- heeft uitgegeven, zijnde het volledige maandinkomen van haar schoonouders. Gelet op het (geringe) inkomen van verdachte en haar echtgenoot en het daarop rustende loonbeslag acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat deze (relatief) grote bedragen onderdeel uit hebben gemaakt van een grootschalige verrekening van enerzijds betalingen die verdachte heeft gedaan namens haar schoonouders en anderzijds de bedragen die van de rekening van de schoonouders zijn betaald ten behoeve van verdachte en haar echtgenoot. De rechtbank acht het niet onwaarschijnlijk dat verdachte het geld van haar schoonouders heeft besteed (onder meer) ten behoeve van haar gokverslaving. In de stukken is immers te zien dat verdachte op verschillende data in casino’s geldbedragen tot een totaal van € 6.630,- heeft opgenomen van de bankrekening van haar schoonouders.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 6 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
5.
zij in de periode van 1 december 2014 tot en met 31 januari 2015 in Deventer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een bedrag van 150 euro (op 4 december 2014),
- een bedrag van 162,30 euro (op 7 januari 2015) en
- een bedrag van 500 euro (op 19 januari 2015),
behorende tot de bankrekening met het nummer [xxxx] , toebehorende aan [benadeelde 5] , waarbij verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het vertrouwen van die [benadeelde 5] te winnen en haar te helpen bij het internetbankieren en het daardoor ter beschikking krijgen van de inlogcode en bankpasnummer behorende bij die bankrekening en vervolgens via internet die inlogcode en dat bankpasnummer te gebruiken om geld over te schrijven van de rekening van die [benadeelde 5] naar een bankrekening met het nummer [yyyy] ;
6. Primair
zij in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2015, te Deventer en elders in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten heeft weggenomen geldbedragen (in totaal 16.354,71 euro), toebehorende aan [benadeelde 6] en [benadeelde 7] , waarbij verdachte telkens de weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van een onrechtmatig verkregen bankpas met bijbehorende pincode.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 5 en 6 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in het artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 5 en feit 6 primair
telkens het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor feit 6 primair wordt veroordeeld tot een werkstraf voor van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op haar pleidooi voor integrale vrijspraak, niet uitgelaten over een op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan een diefstal van geldbedragen, welke op een zeer geraffineerde wijze hebben plaatsgevonden, namelijk door gebruik te maken van bankrekeningen, het bankpasje en de pincode van anderen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op uitgebreide schaal en telkens opnieuw misbruik heeft gemaakt van het door aangevers in haar gestelde vertrouwen. Zij heeft hen ten behoeve van haar eigen gewin in ernstige mate financieel gedupeerd. Zo blijkt uit het door [benadeelde 5] ingediende voegingsformulier dat zij mede door de banktransacties die verdachte zonder haar toestemming had gedaan in financiële nood kwam. Hierdoor kon ze haar huur- en energierekeningen niet meer voldoen, met als gevolg dat de deurwaarders zich bij haar meldden. Hetzelfde geldt voor de schoonouders van verdachte. Naar eigen zeggen kwamen zij altijd goed rond en konden de rekeningen worden voldaan. Na de financiële bemoeienis van verdachte liepen de schulden in hoog tempo op en hebben zij zelfs een beroep op de schuldsanering moeten doen. De rechtbank vindt het gedrag van verdachte uiterst verwerpelijk en neemt het haar kwalijk dat zij op geen enkele manier inzicht heeft willen geven in haar beweegredenen, geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar gedrag en geen enkel berouw heeft getoond.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 8 januari 2018 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat voor deze feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank houdt echter ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag van de Rechten voor de Mens (EVRM). Het tijdsverloop geeft de rechtbank aanleiding om de zaak af te doen met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een hogere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij ook tot een bewezenverklaring van feit 5 is gekomen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uren. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van feit 2:
[benadeelde 2] , wonende te [plaats 2] ,heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 290,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit een bedrag van € 50,-. Onder het kopje ‘immateriële schadevergoeding’ heeft de benadeelde partij de volgende posten opgenomen, naar de rechtbank begrijpt betreft dit ook materiële schadevergoeding:
- Telefoonkosten afspraak maken bureau 0900 nr;
- Vrij nemen om aangifte te doen ca 2 uur à € 80,- € 160,-.
- Ruzie maken met vriendin omdat mij dit principe kwestie niet los liet;
- Goedmaak etentje gekost 2 personen Griek (Sirtaki Brink) € 80,-
Ten aanzien van feit 5:
[benadeelde 5] , wonende te [plaats 2] ,heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.815,29,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Geld verduisteren door overboekingen € 489,29;
- Geld verduisteren door bankopnames € 890,-;
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 436,- gevorderd.
Ten aanzien van feit 6 primair:
[benadeelde 7] , wonende te [plaats 2], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 16.354,71,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit het onrechtmatig gebruik van de pinpas van de bankrekening.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] integraal dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] , wegens het ontbreken van rechtstreekse schade, en [benadeelde 5] , gelet op de geëiste vrijspraak, in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op haar pleidooi voor integrale vrijspraak, op het standpunt gesteld dat alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [benadeelde 2] heeft betrekking op het onder 2 tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken en aan haar geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van [benadeelde 5] heeft betrekking op het onder 5 tenlastegelegde. Verdachte is echter deels van dit feit, namelijk van onderdeel A, vrijgesproken. Dit houdt in dat de schadepost ‘geld verduisteren door bankopnames’ niet voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast heeft [benadeelde 5] immateriële schadevergoeding gevorderd. De rechtbank stelt bij de beoordeling van de door deze verzochte schadevergoeding voorop dat de wetgever de lat voor toekenning van immateriële schadevergoedingen (artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek) hoog heeft willen leggen. De rechtbank dient daarmee terughoudend te zijn, zowel voor wat betreft de vraag of sprake is van een aantasting in de persoon, als de omvang van het toe te wijzen bedrag. Uitgangspunt is dat buiten de gevallen van lichamelijk letsel en aantasting van eer en goede naam, sprake moet zijn van geestelijk letsel, waarmee wordt bedoeld een in de psychiatrie erkende ziekte, die objectief is of kan worden vastgesteld of van een schending van fundamentele persoonlijkheidsrechten. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank onvoldoende gebleken dat [benadeelde 5] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade in vorenbedoelde zin heeft geleden en dat verdachte tot vergoeding van die schade is gehouden. De gevorderde immateriële schadevergoeding is dan ook niet voor toewijzing vatbaar. Dit betekent dat de rechtbank [benadeelde 5] voor een gedeelte van € 1.326,- niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 5 en 6 primair bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 7] . De (overige) opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom als volgt toewijzen:
- [benadeelde 5] : € 489,29;
- [benadeelde 7] : € 16.354,71;
alle bedragen te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft ten aanzien van [benadeelde 7] gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 5 en 6 primair is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 60a en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 5 en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 5 en 6 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 5 en 6 primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde telkens het volgende strafbare feit oplevert:
feiten 5 en 6 primair telkens:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 5 en 6 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich op eerste uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland en zich vervolgens blijft melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- meewerkt aan diagnostiek en zich, indien geïndiceerd, laat behandelen voor de mogelijke psychische en/of verslavingsproblematiek bij Tactus Verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
schadevergoeding
Ten aanzien van feit 2:
- bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde 2] , wonende te [plaats 2] ,in het
geheel niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van feit 5:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 5] , wonende te [plaats 2]van een bedrag van
€ 489,29,- (zegge: vierhonderdnegenentachtig euro en negenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2015;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 489,29,- (zegge: vierhonderdnegenentachtig euro en negenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2015 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
9 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van
€ 1.326,- (zegge: dertienhonderdzesentwintig euro) niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van feit 6 primair:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 7] , wonende te [plaats 2]van een bedrag van
€ 16.354,71,- (zegge: zestienduizend driehonderdvierenvijftig euro en eenenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2015;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 16.354,71 (zegge: zestienduizend driehonderdvierenvijftig euro en eenenzeventig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2015 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
111 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. H.R. Schimmel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015503583. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 5:
1. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 21 december 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 157-158):

(…) Op het kantoor van ABN AMRO was ik samen met haar. Zij logde daar in. Ze had geen computer. Ik heb de betalingen in de computer gezet (…). Ze snapte het niet en ik leerde het haar (…)

2. De verklaring van getuige [benadeelde 5] zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2018, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Ik kan pas sinds een half jaar zelf internetbankieren. (…) [verdachte] hielp mij met internetbankieren. (…) Er waren geen andere personen die mij daarmee hielpen. (…) Ik heb nooit geld van haar geleend. (…)

3. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] d.d. 4 juni 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 130-131):

(…) Plaats delict: [adres 2] , [plaats 2] . (…) Ik heb een bankrekening bij de ABNAMRO bank. Mijn bankrekeningnummer is: [zzzz] . Deze bankrekening staat op mijn eigen naam. (...) [verdachte] heeft mijn vertrouwen in een zeer korte tijd gewonnen. (…) Op maandag 19 januari 2015 heeft [verdachte] mij geholpen met het internetbankieren. Nadat ik had ingelogd met mijn inlogcodes en bankpas heeft [verdachte] een bedrag overgemaakt ter grootte van 500,- euro naar de woningbouwvereniging. (…) Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat de huur van januari 2015 niet betaald zou zijn. (…) In deze brief (…) van de ABN Amro (…) stond onder andere vermeld dat de begunstigde van het bankrekeningnummer: [yyyy] ten naam was gesteld op: (…) [D] (…). Ik weet dat de partner van [verdachte] [D] heet.

4. Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 5] d.d. 4 oktober 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 136-137):

(…) Als [verdachte] bankzaken voor mij regelde logde ik zelf in. Zij deed dan de overboekingen. (…) Het bleek dat [verdachte] op 4 december 2014 een bedrag van 150,00 euro heeft overgemaakt van mijn berekening naar [yyyy] . (…) Op 7 januari 2015 heeft [verdachte] een overboeking naar de Eneco voor mij gedaan. Het betrof een spoedoverboeking van 162,30 euro. (…)

5. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift d.d. 22 december 2014 en 21 januari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 139-141):
(…) Soort rekening (in EUR) Rekeningnummer
PRIVEREKENING [xxxx] (…)
(…) Boekdatum Omschrijving Bedrag af (debet) (…)
(…) 04-12 SEPA Overboeking 150,00 (…) 04-12-2014
IBAN: [yyyy] (…)
(…) Boekdatum Omschrijving Bedrag af (debet) (…)
(…) 07-01 [yyyy] Eneco (…) 162,30 (…) 07-01-2015
(…) Boekdatum Omschrijving Bedrag af (debet) (…)
(…) 19-01 [yyyy] rentree (…) 500,00 (…) 19-01-2015
Ten aanzien van feit 6 primair:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] , namens [benadeelde 7] , d.d. 15 oktober 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 165):

(…) Op 9 september 2015 ben ik naar de [Rabobank] geweest. Ik wilde geld opnemen, maar van de medewerker van de bank hoorde ik dat ik geen geld meer op de rekening had staan. (…) Het bankrekeningnummer waar geld vanaf is gehaald buiten mijn medeweten en toestemming om betreft IBAN [bbbb] . (…) De bankmedewerker overhandigde mij een overzicht met daarop diverse betaal- en pinmomenten vanaf 22 juli 2014 tot en 29 september 2015. (…) Ik weet hier niets van en heb hier ook nooit toestemming voor gegeven. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 6] d.d. 6 januari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 170-175):

(…) Mijn vrouw en ik hebben een (1) gezamenlijke bankrekening bij de Rabobank (…). We hebben allebei een bij deze rekening behorende bankpas. (…) [verdachte] wist de pincodes van onze bankpassen. (…) Ik begrijp van u dat er geld is opgenomen bij betaalautomaten in casino’s in o.a. Apeldoorn en Doetinchem. Ik weet dat [verdachte] verslaafd is aan gokken. (…)

3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 7] d.d. 2 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 176):

(…) Ik heb een bankpas van de Rabobank in gebruik. Dat is een tweede pas op de gezamenlijke rekening met mijn man [benadeelde 6] . Het rekeningnummer is [bbbb] . Eigenlijk gebruik ik nooit mijn bankpas. Deze ligt in een la in de woonkamer thuis. [verdachte] wist dat mijn bankpas daar lag. (…) Ik heb noch [verdachte] of wie dan ook toestemming gegeven om mijn bankpas te gebruiken. (…)

4. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 21 december 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 394):
(…) V: In de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2015 zijn diverse geldbedragen opgenomen en betalingen gedaan door gebruik te maken van de bankpas 020 en de bankpas 021. (…)
V: Wij tonen u hierbij een drietal foto’s die zijn gemaakt door beveiligingscamera’s van de Rabobank. herkent u deze vrouw?
A: Dat ben ik.
V: De eerste foto is van een transactie op 20 augustus 2015 om 19.42 uur bij een geldautomaat bij de Rabobank in Deventer. (…)
5. Een schriftelijk bescheid, te weten ‘Bijlage 2: Overzicht opnames en aankopen per dag’, gehecht aan het door [benadeelde 7] ingediende voegingsformulier.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift van [benadeelde 6] en of [benadeelde 7] d.d. 30 april 2015 en 3 september 2015 (p. 467 resp. 472).
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht van pinbetalingen bij het Casino Apeldoorn en het Casino Doetinchem (p. 270-271).