In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 26 januari 2018 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de partneralimentatie tussen partijen, die eerder op 24 december 2014 een echtscheidingsconvenant hadden ondertekend. De man, verzoeker, heeft verzocht om de alimentatie-overeenkomst te wijzigen, omdat hij van mening was dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, met name dat de hypotheekrente voor hem niet langer aftrekbaar was. De vrouw, verweerder, heeft het verzoek betwist en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het echtscheidingsconvenant specifieke afspraken hebben gemaakt over de alimentatie en de woonlasten van de voormalige echtelijke woning. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven bij het aangaan van de alimentatie-overeenkomst. De rechtbank heeft de alimentatieovereenkomst in stand gelaten, maar heeft wel de hoogte van de partneralimentatie aangepast op basis van de gewijzigde omstandigheden, waarbij de man een belastingvoordeel miste door de wijziging van de hypotheekrenteaftrek.
De rechtbank heeft de partneralimentatie vastgesteld op € 1.675,- per maand, ingaande op 13 juni 2017, en de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.532,- aan de man op grond van de vangnetbepalingen in het convenant. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in Zwolle en kan door partijen in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.