ECLI:NL:RBOVE:2018:5168

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
08/770010-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor de productie van harddrugs na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de productie van harddrugs, specifiek MDMA, amfetamine en 2-CB. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden bevatte om buiten redelijke twijfel te concluderen dat de aangetroffen middelen bestemd waren voor de productie van harddrugs. De verdachte had een eenmanszaak die handelde in tabletteermachines, en de rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van deze machines op zichzelf niet strafbaar is. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld, maar de verdediging stelde dat de aangetroffen goederen niet konden worden gelinkt aan de productie van drugs. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte, die stelde dat de aangetroffen middelen deel uitmaakten van zijn normale bedrijfsvoering, niet zonder meer konden worden uitgesloten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat de middelen bestemd waren voor de productie van harddrugs. Tevens werd de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/770010-14 (P)
Datum vonnis: 10 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juli 2017, 7 november 2017, 1 maart 2018 en 26 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte de productie van MDMA, amfetamine, en/of wel 2-CB heeft voorbereid en/of bevorderd door voor die productie geschikte middelen (onder meer verschillende machines en stoffen) voorhanden te hebben.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in om omstreeks de periode van 5 november 2011 t/m 4 februari 2014, althans op of omstreeks 4 februari 2014, in een loods, gelegen aan de [adres 2] te Zwolle en/of in een pand gelegen aan de [adres 3] te Zwolle en/of in zijn woning gelegen aan de [adres 1] , althans in Nederland,
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/amfetamine/2-CB, zijnde (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
telkens zich of een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, telkens zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
telkens voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes mededader(s) daartoe bedrijfsruimten/(een) loods(en) gehuurd en/of allerhande chemicaliën en/of bindmiddelen en/of versnijdingsmiddelen en/of vulmiddelen en/of kleurstoffen besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of tabletteermachines (met toebehoren) en/of (een) mengmachine(s) en/of (een) sealmachine(s) en/of (een) vergruismachine(s) en/of (een) granuleermachine(s) en/of (een) cementmolen(s) en/of (een) mixer(s) en/of (een) specie-emmer(s) en/of stempels en/of capsules en/of een capsulevuller en/of een gasmasker en/of een catalogus met laboratoriumbenodigdheden en/of aantekeningen en/of instructies ten behoeve van de productie van synthetische drugs voorhanden gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het tenlastegelegde, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat het feit is gepleegd in de [adres 3] te Zwolle, noch dat sprake is geweest van medeplegen van het feit.
De officier van justitie heeft zich daarbij, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat uit de onder verdachte aangetroffen goederen, in samenhang bezien, kan worden afgeleid dat deze bestemd waren voor de productie van harddrugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde integraal wordt vrijgesproken. Daartoe heeft hij, zakelijk weergegeven, aangevoerd uit de onder verdachte aangetroffen goederen niet kan worden afgeleid dat deze bestemd waren voor de productie van harddrugs, nu verdachte een afdoende verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van die goederen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte in de ten laste gelegde periode een eenmanszaak had en dat zijn bedrijf
- hoofdzakelijk - handelde in de in- en verkoop van tabletteermachines. Vooropgesteld moet worden dat het voorhanden hebben van c.q. het handelen in deze machines, waarmee allerhande tabletten en pillen kunnen worden gemaakt, op zichzelf niet strafbaar is. Verdachte wordt echter verweten dat hij deze machines, alsook vervoermiddelen, stoffen en gelden (hierna te noemen: middelen) voorhanden heeft gehad ter voorbereiding dan wel bevordering van de productie van harddrugs, een feit dat wél strafbaar is gesteld.
Voor een veroordeling voor het tenlastegelegde moet vast komen te staan dat de onder verdachte aangetroffen middelen bestemd waren voor de productie van harddrugs en dat verdachte dat wist of ernstige reden had dat te vermoeden.
De vraag of de in de tenlastelegging genoemde middelen bestemd waren voor de productie van harddrugs dient te worden beantwoord in het licht van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de uiterlijke verschijningsvorm van deze middelen, de handelingen die verdachte daarmee heeft verricht en het doel dat verdachte daarmee voor ogen stond. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Onder verdachte zijn onder meer verschillende machines, stempels, capsules, capsulevullers, stoffen/poeders, een Audi Q7, meerdere mobiele telefoons, een contant geldbedrag van ruim € 10.000,-, enkele wapens, een gasmasker en een hoeveelheid notities aangetroffen. Op een onderdeel van een granuleermachine is een zeer geringe hoeveelheid MDMA aangetroffen en in een speciekuip is een kleurloze vloeistof aangetroffen waarin geringe hoeveelheden BMK en amfetamine zijn aangetoond. In de Audi Q7 van verdachte zijn verder onder meer 7 XTC pillen en een flesje met GHB aangetroffen.
Het Openbaar Ministerie concludeert uit met name voornoemde omstandigheden dat voornoemde middelen bestemd waren voor de productie van harddrugs. Verdachte is hiermee geconfronteerd tijdens zijn verhoren bij de politie en ter terechtzitting en heeft voor de aanwezigheid van die middelen telkens een verklaring gegeven. Zakelijk weergegeven komen die verklaringen erop neer dat verdachte tabletteermachines inkocht en verkocht en dat bij die machines regelmatig capsules, stempels en andere aanverwante goederen werden meegeleverd en dat zodoende deze goederen, evenals de aangetroffen stoffen, in het kader van de normale bedrijfsvoering in de loods aanwezig waren. Ook het aangetroffen geldbedrag moet volgens verdachte in dat licht worden bezien; dit was afkomstig uit één of meer aanbetaling(en) voor een machine en verdachte was nog niet in de gelegenheid geweest dit bij zijn bank te storten.
Met betrekking tot de aangetroffen wapens en het gasmasker heeft verdachte verklaard dat hij die al geruime tijd geleden heeft aangeschaft. Voorts heeft verdachte verklaard dat een in de loods aangetroffen zwarte telefoon van het merk Samsung, met daarin opgeslagen als contactpersonen "Chloor" en "Aceton", niet aan hem toebehoort en dat hij op (een deel van) de aangetroffen notities zijn handschrift niet herkent.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist van de aanwezigheid van MDMA op de schroef van een granuleermachine, noch van de aanwezigheid van BMK en amfetamine en dat hij, gelet op de geringe hoeveelheid, daarvan ook niet kon weten. Als mogelijke verklaring voor de aanwezigheid van deze stoffen heeft verdachte aangegeven dat ze zijn aangetroffen op (onderdelen van) tweedehands machines en dat deze stoffen mogelijk reeds aanwezig waren toen deze machines aan hem werden geleverd. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij de in zijn Audi Q7 aangetroffen 7 XTC pillen en een flesje GHB voor eigen gebruik in bezit had.
De rechtbank overweegt dat de aangetroffen hoeveelheden MDMA, amfetamine en BMK zo gering zijn, dat de juistheid van de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij van de aanwezigheid van deze stoffen niet heeft geweten en dat dit mogelijk restanten betreffen die met de levering van deze tweedehands machines zijn binnengekomen, niet zonder meer kan worden uitgesloten. Ook de verklaring van verdachte dat hij de in zijn auto aangetroffen drugs voor eigen gebruik in bezit had, komt de rechtbank, gelet op de aangetroffen hoeveelheid, niet zonder meer onaannemelijk voor. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat er niet zonder meer een verband kan worden gelegd tussen de aangetroffen drugs en het bedrijf van verdachte.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de overige onder verdachte aangetroffen middelen - in samenhang met het voorgaande beschouwd - weliswaar vragen oproepen, die slechts gedeeltelijk door verdachte zijn beantwoord, maar dat een verband tussen die middelen en de productie van drugs op grond van de stukken daarmee nog niet kan worden vastgesteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit het dossier slechts kan worden afgeleid dat verdachte deze middelen voorhanden heeft gehad, terwijl niet is komen vast te staan dat deze middelen bestemd waren voor de productie van harddrugs.
De rechtbank komt, alles overziend, tot de slotsom dat het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat de onder verdachte aangetroffen middelen bestemd waren voor, kortgezegd, de productie van harddrugs. De rechtbank acht derhalve niet bewezen wat aan verdachte ten laste is gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank zal ten slotte de ad informandum gevoegde feiten, reeds omdat de raadsman en verdachte zich op het standpunt hebben gesteld dat deze niet meegenomen kunnen worden in onderhavige strafzaak, niet in haar oordeel betrekken.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende, op de beslaglijst vermelde voorwerpen aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr.mr. D.E. Schaap, voorzitter, F. van der Maden en
mr. T.J. Thurlings, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2018.
Buiten staat
Mr. Thurlings is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.