4.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van het ten laste gelegde gaat de rechtbank uit van de volgende uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden.
Aangeefster [slachtoffer] heeft, kort gezegd, het volgende verklaard.
Aangeefster werd via een Facebook bericht door [naam 2] benaderd met de vraag of aangeefster € 250,-- wilde verdienen met een zogenaamde “paydate”.
Aangeefster heeft [naam 2] toen gezegd dat zij geen seks met een klant wilde maar dit hoefde volgens [naam 2] ook niet. Aangeefster hoefde alleen met de klant uit eten.
Aangeefster is vervolgens via [naam 2] in contact met verdachte gekomen. Hij regelde dergelijke dates.
Op 14 november 2015 is aangeefster door verdachte bij het station in [plaats 1] opgehaald.
Verdachte vertelde dat aangeefster alleen maar met iemand uit eten hoefde.
Vervolgens zijn zij met de trein naar [plaats 2] gereisd en daar zijn zij door twee mannen, genaamd [naam 3] en [naam 4] ,met de auto opgehaald. Hierna zijn zij met zijn vieren naar [plaats 3] gereden om [naam 2] op te halen die ook een dinnerdate zou hebben.
In de auto heeft aangeefster gevraagd hoe verdachte aan de klant voor de dinnerdate kwam.
Verdachte heeft haar hierop een nep twitteraccount onder de naam “ [naam 5] ” laten zien.
De jongens wilden dat aangeefster na het eten met de klant naar bed ging opdat zij de klant daarna zonden kunnen overvallen of chanteren.
In de auto verstuurde verdachte een foto van aangeefster naar de klant en ook verstuurde hij
hem berichten waarbij hij zich voordeed als aangeefster.In de auto heeft aangeefster de klant kort aan de telefoon gehad. Dit moest van verdachte. Aangeefster zei in het gesprek met de klant dat zij [alias] heette.
In [plaats 3] hebben verdachte en [naam 2] met elkaar gesproken. [naam 2] ging vervolgens niet meer mee naar [plaats 4] . Aangeefster is door verdachte, [naam 3] en [naam 4] naar het station in [plaats 4] gebracht.Zij kreeg een mobiele telefoon van verdachte om contact met hem te kunnen houden.Verdachte heeft aangeefster een aantal malen gevraagd of zij seks met de klant wilde maar aangeefster heeft telkens gezegd dat zij dat niet zou doen.
Verdachte heeft aangeefster gezegd dat hij een deel van het geld van de klant zou krijgen en dat aangeefster ook een deel zou krijgen.Op het station in [plaats 4] heeft aangeefster de klant ontmoet. Verdachte heeft deze klant, aangesprokenen deze heeft vooraf € 125,-- aan verdachte betaald.Vervolgens is aangeefster bij deze klant in de auto gestapt. Zij zijn naar [plaats 5] gereden alwaar zij in een restaurant hebben gegeten.In het restaurant heeft aangeefster gezien dat verdachte onder de naam [naam 5] een bericht aan de klant had verstuurd met als tekst: “Vanavond geen seks, misschien de volgende keer”. Tijdens de date hebben er geen seksuele handelingen plaatsgevonden. De klant heeft het eten betaald en heeft aangeefster terug naar [plaats 4] gebracht naar [plaats 4] alwaar verdachte, [naam 3] en [naam 4] op hen stonden te wachten.. Aangeefster kreeg na afloop van de date € 120,-- van de klant.
Na de date heeft verdachte aangeefster voorgesteld om een vervolgdate met de klant te hebben waarbij zij een heel weekend zou kunnen blijven en seks met hem zou kunnen hebben waarna zij hem zouden kunnen afpersen. Aangeefster heeft aangegeven dit niet te willen doen.
Verdachte heeft bekend dat hij, samen met [naam 3] en [naam 4] , aangeefster op 14 november 2015 naar het station in [plaats 4] heeft gebracht, dat aangeefster daar ook een paydate met [naam 1] heeft gehad en dat verdachte daar ook geld van [naam 1] voor heeft ontvangen.
Verdachte heeft echter stellig ontkend dat hij een seksdate heeft geregeld. Het ging enkel om een date waarbij zou worden gegeten. Verdachte wilde juist voorkomen dat er seksuele handelingen met aangeefster zouden plaatsvinden.
Nu de verklaring van aangeefster en verdachte haaks op elkaar staan wat betreft de aard van de date, of verdachte deze date heeft geregeld en of verdachte aangeefster ook heeft gevraagd om seks met [naam 1] te hebben, ziet de rechtbank zich in het kader van de feitenvaststelling allereerst voor de vraag gesteld of de door aangeefster afgelegde verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Zij heeft in drie verhoren bij de politie uitvoerig en gedetailleerd verklaard hoe de paydate tot stand is gekomen en dat verdachte haar ook meermalen heeft gevraagd of zij seks met [naam 1] wilde.
De verklaring van aangeefster wordt bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. In de eerste plaats door de verklaring van getuige [naam 1] . Hij heeft - kort gezegd - het volgende verklaard.
[naam 1] heeft op 14 november 2015 een paydate gehad met een meisje dat zich [alias] noemde. Het contact heeft hij gelegd via Twitter en Whatsapp met een meisje dat zich [naam 5] noemde en het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikte.
Hij heeft het meisje op het Centraal station in [plaats 4] ontmoet. Het meisje werd begeleid door een donkere man die hij vooraf € 125,-- heeft betaald. Vervolgens is hij met het meisje naar [plaats 5] gereden en daar hebben zij in een restaurant gegeten. Er heeft geen seks plaatsgevonden omdat de tijd daarvoor ontbrak aangezien het meisje op tijd zou worden opgehaald.
De verklaring van aangeefster wordt ook ondersteund door Twitter- en Whatsapp berichten die zijn aangetroffen op de mobiele telefoon van [naam 1] . Uit de berichten blijkt onder meer dat met het Twitter account @ [naam 5] berichtenaan [naam 1] zijn gestuurd waaruit blijkt dat er op 13 en 14 november 2015 afspraken met [naam 1] zijn gemaakt om tot een pay-date te komen op 14 november 2015 om 18:00 uur op het centraal station in [plaats 4] met een meisje genaamd [alias] . Verder blijkt dat de kosten voor deze date
€ 250,-- waren en dat er € 125,-- vooraf en € 125,-- achteraf moest worden betaald. Ook blijkt uit de Twitter berichten dat is afgesproken om eerst wat te gaan eten en daarna naar een motel te gaan.
Uit de berichten die met het Whatsapp account ‘ [account] [alias] ’ berichtenaan [naam 1] zijn gestuurd blijkt dat afgesproken is om tegen betaling seks te hebben en dat € 125,- vooraf en € 125,-- achteraf betaald zou worden.Ook zijn twee foto’s van aangeefster verstuurd. Verder is aan [naam 1] voorgesteld dat [alias] zich tegen betaling zou kunnen uitkleden voor de webcamen is [naam 1] benaderd voor een vervolgdate waarbij [alias] een heel weekend zou kunnen blijven en seks met [naam 1] zou kunnen hebben.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn dat verdachte de gebruiker is geweest van telefoonnummer [telefoonnummer] en dat hij voormelde Twitter en Whatsapp berichten aan [naam 1] heeft verstuurd waarbij hij zich voordeed als [alias] /aangeefster. De rechtbank verwijst hiertoe naar het proces-verbaal onderzoek gebruiker GSM met nummer [telefoonnummer]waaruit dit genoegzaam blijkt.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij een deel van de berichten heeft verstuurd.
Verder heeft verdachte in Facebook berichten aan aangeefster geschreven dat hij zich in de richting van [naam 1] zou voordoen als aangeefster.
Dat iemand anders het telefoonnummer en het betreffende Twitter en Whatsapp account ten tijde de ten laste gelegde periode heeft gebruikt is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de feitelijkheden zoals opgesomd in de hieronder staande bewezenverklaring hebben plaatsgevonden.
Vervolgens dient te worden beoordeeld hoe dit handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
Artikel 273f Sr, waarop de tenlastelegging is toegesneden, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"1. Als schuldig aan mensenhandel wordt (…) gestraft:
(...)
1º. Degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander
(…)
2º. degene die een ander werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander (…), terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
(…)
5º. degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (…) dan wel ten aanzien van een ander enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen (…), terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
(…)
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (artikel 273f lid 1 aanhef en sub 2 Sr):
Dit onderdeel ziet op de uitbuiting van minderjarigen, een specialis van mensenhandel zoals strafbaar gesteld in lid 1 onder 1º Sr. Er hoeft met betrekking tot dit sublid geen sprake te zijn van de in lid 1onder 1º Sr genoemde dwangmiddelen. De rechtbank ziet zich in het kader van het onder 1 ten laste gelegde daarom enkel gesteld voor de volgende vragen:
1. Heeft verdachte de in de tenlastelegging genoemde persoon geworven, vervoerd of overgebracht? (de zogenaamde handelingen);
2. Heeft verdachte gehandeld met het oogmerk van uitbuiting?
3. Heeft de in de tenlastelegging genoemde persoon de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt?
Ten aanzien van de onder 1 genoemde vraag overweegt de rechtbank als volgt.
Werven:
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven dat verdachte aangeefster heeft geworven. Hieruit komt naar voren dat verdachte het plan van de paydate met aangeefster heeft besproken waarbij hij haar ook heeft gevraagd om seks te hebben tegen betaling.
Vervoeren/overbrengen:
Daarnaast is uit de bewijsmiddelen gebleken dat verdachte aangeefster op 14 november 2015 bij het station in [plaats 1] heeft opgehaald en haar vervolgens met de trein en met de auto naar de klant in [plaats 4] heeft gebracht.
Oogmerk van uitbuiting:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient vervolgens te worden vastgesteld of ook vraag 2 in positieve zin kan worden beantwoord: heeft verdachte gehandeld met het oogmerk van uitbuiting? Hiervoor is vereist dat “het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit.”
De rechtbank overweegt dat ook deze vraag positief kan worden beantwoord. Verdachte heeft aangeefster ertoe aangezet om een paydate met [naam 1] te hebben om er zelf beter van te worden. Verdachte heeft hiervoor ook geld ontvangen van [naam 1] .
Verdachte heeft aangeefster meermalen gevraagd of zij seks met [naam 1] wilde hebben en uit de Twitter- en Whatsapp berichten valt af te leiden dat zijn oogmerk hierop
was gericht.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij tewerkstelling van een minderjarige in de seksindustrie per definitie sprake van uitbuiting omdat de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van het slachtoffer in dergelijke gevallen altijd in het geding is. Uit de bewezenverklaarde gedragingen is voorts genoegzaam gebleken dat verdachte ook het oogmerk heeft gehad om aangeefster uit te buiten.
Voor zover de raadsvrouw zich op het standpunt heeft gesteld dat aangeefster heeft ingestemd met de uitbuiting, overweegt de rechtbank dat instemming met de situatie door het slachtoffer niet relevant is bij het in artikel 273f, lid 1 onder 2º strafbaar gestelde, omdat in dit artikel de bescherming van het minderjarige slachtoffer centraal staat.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van het oogmerk van uitbuiting.
Leeftijd:
Nu voorts is gebleken dat aangeefster in de ten laste periode de 18-jarige leeftijd nog niet had bereikt, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (artikel 273f lid 1 aanhef en sub 5 Sr):
Ook in lid 1 onder 5º van artikel 273f Sr ontbreekt de eis dat sprake moet zijn van dwangmiddelen, omdat dit onderdeel ziet op de bescherming van minderjarigen.
De rechtbank ziet zich in het kader van het onder 2 ten laste gelegde – primair – gesteld voor de volgende vraag:
Heeft verdachte aangeefster ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt?
Zoals hiervoor is overwogen heeft verdachte aangeefster aangezet om een paydate met [naam 1] te hebben.
Verdachte heeft Twitter en Whatsapp berichten aan [naam 1] verstuurd waarin hij zich voordeed als aangeefster en waarin hij schreef dat er tegen betaling seks kon plaatsvinden.
Ook heeft hij meerdere malen aan aangeefster gevraagd of zij seks met [naam 1] wilde hebben, heeft hij foto’s van aangeefster naar [naam 1] verstuurd en heeft hij haar aangeefster [plaats 4] gebracht alwaar de date zou plaatsvinden.
Verder heeft verdachte aangeefster gevraagd of zij nog een vervolgdate met [naam 1] wilde hebben waarbij zij een heel weekend zou kunnen blijven en seks met die [naam 1] zou kunnen hebben.
Door voormelde handelingen heeft verdachte aangeefster bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een aanzienlijk oudere man tegen betaling. De omstandigheid dat er niet daadwerkelijk seksuele handelingen zijn verricht doet hier niet aan af nu dit voor een bewezenverklaring niet is vereist.
Aangeefster had op dat moment de 18-jarige leeftijd nog niet bereikt. Daarmee is de hierboven gestelde vraag in positieve zin beantwoord.
Aldus komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat voor zowel het onder 1 primair als 2 ten laste gelegde niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Er is daarom geen sprake van medeplegen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.