ECLI:NL:RBOVE:2018:5101

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
7008164 CV EXPL 18-3365
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bewijsopdracht in geschil over onbetaalde factuur tussen bouwbedrijf en financiële holding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V. (hierna: [A]) betaling van een onbetaalde factuur van € 18.823,97 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Insidiamini Holding B.V. (hierna: Insidiamini Holding). De factuur, die op 21 april 2017 is verzonden, betreft kosten die [A] zou hebben gemaakt ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 4 december 2018 de eiseres opgedragen om bewijs te leveren van haar stellingen, aangezien de gedaagde partij betwist dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten en dat de kosten zijn gemaakt in opdracht van Insidiamini Holding.

De procedure is gestart na een sommatie van [A] aan Insidiamini Holding op 29 januari 2018, waarop geen reactie is gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] de stelplicht en bewijslast heeft om aan te tonen dat de kosten zijn gemaakt in opdracht van Insidiamini Holding. De rechter heeft aangegeven dat partijen zich moeten voorbereiden op getuigenverhoren, waarbij de getuigen en hun verhinderdagen tijdig moeten worden opgegeven. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij [A] de gelegenheid krijgt om bewijsstukken te overleggen of getuigen te laten horen.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van partijen in het bewijsaanbod. De kantonrechter heeft de zaak op de rol gezet voor uitlating door [A] over de wijze van bewijsvoering, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats: Zwolle
zaaknummer : 7008164 CV EXPL 18-3365
datum : 4 december 2018
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. S.E. Toffoletto te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INSIDIAMINI HOLDING B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Dedemsvaart,
gedaagde,
advocaat mr. C.H. Schuth te Assen.
Partijen zullen hierna [A] en Insidiamini Holding worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (tussen)vonnis van 28 augustus 2018
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 18 oktober 2018, en de daarin genoemde stukken
- de afzonderlijke faxberichten van partijen van 5 november 2018 waarin zij hebben verzocht om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] houdt zich onder meer bezig met algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. Enig bestuurder is de heer [B] .
2.2.
Insidiamini Holding is een in oktober 2013 opgerichte financiële holding. Enig bestuurder is de heer [C] . [C] is uitvinder van de 2DutchWindmill, een kleine windmolen die bovenop woningen kan worden geplaatst voor de opwekking van energie. Begin 2015 heeft onder meer de aan [B] gelieerde vennootschap Bastion Beheer BV zich bereid gevonden om deel te nemen aan de verdere ontwikkeling en realisatie van 2DutchWindmill. Dit heeft ertoe geleid dat op 26 maart 2015 Insidiamini Group BV is opgericht, van welke vennootschap [C] en [B] tot 13 mei 2016 gezamenlijk bestuurders waren. Vanaf die datum is de heer [D] enig bestuurder van Insidiamini Group.
2.3.
Nadat [A] eerst op 20 augustus 2015 aan Insidiamini Group een factuur had verzonden met een totaalbedrag van € 18.823,97 (inclusief BTW), heeft zij dezelfde factuur later op 21 april 2017 bij Insidiamini Holding gedeclareerd. De factuur bestaat uit de volgende posten:
Diverse ontwikkelkosten tbv windmill € 10.000
bekeuring € 442
kosten toyota [kenteken]
wegenbelasting € 430
verzekeringen € 284
-/- betaald € 338-
[C] € 1.600
accountantskosten € 1.150
kosten reis marokko ed. € 1.759
div. representatiekosten€ 230
TOTAAL BLAD 1 excl. B.T.W. € 15.557
B.T.W. 21% € 3.267
TOTAAL BLAD 1 incl. B.T.W. € 18.824
2.4.
Bij brief van 29 januari 2018 heeft [A] Insidiamini Holding gesommeerd het bedrag van € 18.823,97 te voldoen. Aan deze sommatie heeft Insidiamini Holding geen gevolg gegeven.

3.De vordering

3.1.
[A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( a) Insidiamini Holding zal veroordelen om aan [A] te betalen het bedrag van
€ 18.823,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2017, althans vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
( b) Insidiamini Holding zal veroordelen tot betaling aan [A] van de buitengerechtelijke kosten van € 963,44, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit vonnis aan de uit te spreken kostenveroordeling wordt voldaan;
( c) Insidiamini Holding zal veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit vonnis aan de uit te spreken kostenveroordeling wordt voldaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan haar vorderingen heeft [A] , samengevat, ten grondslag gelegd dat Insidiamini Holding jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen door gemelde factuur van 21 april 2017 onbetaald te laten. Daartoe voert [A] aan dat deze factuur is gebaseerd op kosten die zij ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding in 2013/2014 heeft gemaakt en bedragen die zij heeft geleend aan Insidiamini Holding. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [A] onder meer naar de door haar als productie 9 en 10 overgelegde schriftelijke verklaringen van [E] (controller bij [B] ) en [B] . [A] betoogt – onder verwijzing naar het e-mailverkeer tussen [F] (accountant van Insidiamini Group), [B] , [D] en [C] (productie 11 van [A] ) – dat is afgesproken dat de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van Insidiamini Holding van vóór 1 april 2015 alsnog worden doorbelast bij Insidiamini Holding.
4.2.
Insidiamini Holding voert als verweer dat Insidiamini Group een andere entiteit is en dat [A] niet met haar maar – kennelijk – met [D] heeft gecontracteerd. Insidiamini Holding betwist dan ook de verschuldigdheid van de factuur van 21 april 2017. Voorts betwist Insidiamini Holding dat zij heeft ingestemd met de op die factuur betrekking hebbende kosten en dat zij bedragen zou hebben geleend van [A] . Van een tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht is geen sprake, aldus Insidiamini Holding.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [A] de stelplicht en, in het geval van gemotiveerde betwisting, de bewijslast van haar stelling dat zij ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding kosten heeft gemaakt en bedragen heeft geleend aan Insidiamini Holding, waarop de factuur van 21 april 2017 ziet. [A] beroept zich immers op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, welke door Insidiamini Holding gemotiveerd zijn betwist. Tegen deze achtergrond zal [A] – overeenkomstig haar bewijsaanbod – worden opgedragen feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit de juistheid van haar stelling volgt. Daarbij zal [A]
per post van de factuur– zie rechtsoverweging 2.3 – gemotiveerd dienen aan te geven dat zij de betreffende kosten ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding heeft gemaakt c.q. dat partijen hebben afgesproken dat [A] de betreffende gelden zou lenen aan Insidiamini Holding.
4.4.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de kantonrechter op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.5.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [A] op feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat zij de aan de factuur van 21 april 2017 ten grondslag liggende kosten – zie rechtsoverweging 2.3 – ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding heeft gemaakt c.q. dat partijen hebben afgesproken dat [A] de betreffende gelden zou lenen aan Insidiamini Holding,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 december 2018voor uitlating door [A] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [A] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [A] , indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden januari tot en met april 2019 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek in het gerechtsgebouw te Zwolle aan Schuurmanstraat 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018.