ECLI:NL:RBOVE:2018:5100

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
08/730604-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging van medewerkers Dimence in Zwolle

De rechtbank Overijssel heeft op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging van twee medewerkers van Dimence in Zwolle. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting, waar de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, de vordering indiende. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, werd beschuldigd van het indirect bedreigen van de medewerkers door dreigende uitspraken te doen over hun woningen en veiligheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van bedreiging zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw waren van mening dat de bedreiging niet bewezen kon worden.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij zijn vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen. Tot slot werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08/730604-17 (P)
Datum vonnis: 12 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte indirect [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , medewerkers van Dimence, heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 09 oktober 2017 in de gemeente Zwolle [slachtoffer 1] ( [medewerker 1] Dimence) en/of [slachtoffer 2] ( [medewerker 2] Dimence) heeft bedreigd (via [medewerker 3] [naam] van Dimence) met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [slachtoffer 1] ( [medewerker 1] Dimence) en/of [slachtoffer 2] ( [medewerker 2] Dimence) (indirect) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga de huizen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in brand steken" en/of "Ik weet hoe ik [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan vinden, ik heb het adres waar ze wonen opgezocht" en/of "Ik heb ze al een keer opgewacht met de intentie ze in elkaar te slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat sprake is van een strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.

5.De schade van benadeelden

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het vergoeden van de door hem geleden schade van € 1.345,32. Nu verdachte echter van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2018.