4.4Het oordeel van de rechtbank
Artikel 15i, eerste lid van boek 3 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt: Een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, is verplicht van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep, naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
Daarnaast is iedere ondernemer wettelijk verplicht de administratie zeven jaar te bewaren. Bij het voeren van een deugdelijke boekhouding, als bedoeld in de hiervoor weergegeven bepalingen uit het BW, gaat het in ieder geval om basisgegevens als:
- het grootboek;
- de debiteuren- en crediteurenadministratie;
- de voorraadadministratie;
- de in- en verkoopadministratie;
- de loonadministratie (bij personeel).
Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen, worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat, als in geval van een faillissement de curator niet kan beschikken over een deugdelijke administratie, dit benadeling van de (faillissements-)schuldeisers met zich meebrengt.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 3 april 2015 blijkt dat verdachte op
29 januari 2013 de aandelen heeft verworven van Industrieservice en dat verdachte eigenaar en enig bestuurder van Industrieservice is geworden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij Industrieservice bewust op zijn naam heeft gezet en dat hij dit heeft gedaan om van zijn schulden af te komen. Verdachte wist dat er binnen deze BV illegale praktijken zouden gaan plaatsvinden en dat hij als katvanger zou fungeren. Hij heeft dit besproken met [medeverdachte 1] . In Industrieservice zouden goederen worden besteld die niet betaald gingen worden maar die wel aan anderen zouden worden doorverkocht. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op de hoogte was van het feit dat Industrieservice failliet zou worden verklaard.
Nadat Industrieservice in staat van faillissement is verklaard, is verdachte gevraagd om de administratie van Industrieservice aan de curator te verstrekken. Verdachte heeft tegen de curator verklaard dat er geen enkele vorm van een administratie aanwezig was. Evenwel is in de bij de boekhouder aangetroffen administratie een document aangetroffen, gedateerd januari 2013 en ondertekend door verdachte, waarin staat dat verdachte de gehele boekhouding en administratie van onder meer Industrieservice heeft ontvangen. Verdachte heeft erkend dat hij deze verklaring heeft ondertekend, terwijl hij in werkelijkheid helemaal geen administratie van Industrieservice had ontvangen. Uiteindelijk heeft de curator geen administratie van Industrieservice gekregen van verdachte, noch van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Doordat er geen administratie aan de curator is verstrekt, heeft de curator niet kunnen controleren of er (meer) baten in dit faillissement waren, en meer in zijn algemeenheid heeft hij de rechten en verplichtingen van Industrieservice niet kunnen vaststellen, waardoor de rechten van de schuldeisers zijn verkort.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat Industrieservice onder leiding van verdachte en tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] , ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers van Industrieservice niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het BW.