ECLI:NL:RBOVE:2018:5051

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
C/08/221172 / KG ZA 18-233
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen tot medewerking aan de verkoop van een woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die tot 29 oktober 2014 in gemeenschap van goederen gehuwd waren. De vrouw vorderde dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de verkoop van hun voormalige echtelijke woning, die volgens een eerdere afspraak uit 2014 verkocht diende te worden. De vrouw stelde dat de man niet bereid was om deze afspraak na te komen, wat haar in een onverdeelde boedel hield en haar financiële situatie negatief beïnvloedde. De vrouw had een spoedeisend belang bij de verkoop, omdat zij niet in staat was om een nieuwe hypotheek te vestigen zonder aflossing van de bestaande hypotheek op de woning.

De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende medewerking had verleend aan de verkoop van de woning en dat langer wachten met de verkoop geen zin had. De vrouw had een voorstel gedaan om de woning over te nemen tegen een lagere waarde dan de taxatiewaarde, maar de man had hier niet mee ingestemd. De rechtbank besloot dat de vorderingen van de vrouw moesten worden toegewezen, waarbij de man werd veroordeeld om binnen veertien dagen zijn volledige medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van de woning. Tevens werd de vrouw gemachtigd om zelf de noodzakelijke handelingen te verrichten indien de man hier niet aan voldeed. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van medewerking bij de uitvoering van afspraken die zijn gemaakt in het kader van een echtscheiding, en de mogelijkheid voor de rechter om in te grijpen wanneer een partij niet meewerkt aan de uitvoering van deze afspraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/221172 / KG ZA 18-233
Vonnis in kort geding van 4 december 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres, hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.M.M. Pater te Emmeloord,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.C.F. Kooijmans te Zwolle.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de spreekaantekeningen van de vrouw,
  • de brief van 19 november 2018 met bijlage van mr. Pater voornoemd,
  • de brief van 20 november 2018 van mr. Kooijmans voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Partijen zijn tot 29 oktober 2014 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Onderdeel van de echtscheidingsbeschikking van 4 september 2014 is onder meer de tussen partijen op 3 juli 2014 overeengekomen verdeling van de ontbonden huwelijks-goederengemeenschap.
2.2.
De verdeling houdt het onder meer volgende in:
‘1. de voormalige echtelijke woning wordt verkocht via Makelaardij Meuleman, waarbij partijen ieder de helft van de makelaarskosten voor hun rekening nemen en ieder bij helfte meedelen in de over- c.q. onderwaarde;
(…)’.
2.3.
De vrouw stelt dat de man niet bereid is tot nakoming van de afspraak dat partijen voornoemde woning onderhands zullen verkopen en aansluitend zullen leveren. Dat klemt, aldus de vrouw, omdat de woning ondanks de stelling van de man voor wat betreft een terugkerend hoog grondwaterpeil en de beweerdelijke onderwaarde, na aftrek van de hypotheekschuld ad circa € 169.000,00 en met bijtelling van de door partijen in de hypotheek opgebouwde spaarpolis ad circa € 12.500,00 een bij helfte tussen partijen te delen overwaarde vertegenwoordigt, gelet op de waarde van circa € 210.000,00 van vergelijkbare appartementen.
2.4.
De vrouw stelt dat zij een spoedeisend belang heeft. Van haar kan niet verwacht worden dat zij, aldus de vrouw, gelet op de afspraak van partijen uit 2014, in een onverdeelde boedel blijft zitten en aansprakelijk blijft voor wat betreft de hypotheek van partijen en aldus niet in staat gesteld wordt verder te gaan met haar (financiële) leven, omdat het kopen van een woning en het vestigen van een hypotheek niet mogelijk zijn zonder aflossing van de bestaande hypotheek.
2.5.
De vrouw vordert bij vonnis:
I. de man te veroordelen zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan [adres] te [plaats] , overeenkomstig de op 3 juli 2014 bereikte overeenstemming over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. de man te veroordelen mee te werken aan de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] te [plaats] zodra potentiële kopers een marktconform bod hebben gedaan dat door de vrouw is aanvaard, mits in deze akte een levertermijn van drie maanden zal zijn opgenomen, alsmede om na de totstandkoming van de koopovereenkomst mee te werken aan de voor levering van de voornoemde woning noodzakelijke akte en het verlijden daarvan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. te bepalen dat in het geval de man in gebreke blijft aan dit vonnis onder punt I en II voldoet dit vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht zal hebben als de in de wettige vorm opgemaakte volmacht tot verkoop respectievelijk tot levering van de man;
IV. de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan alle overige handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop van de woning, bij gebreke waarvan de rechtbank de vrouw zal verlenen zelf al deze handelingen te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat de man niet voldoet aan het gevorderde onder I, II en IV;
VI. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure;
VII. dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben in 2014 afgesproken dat de woning wordt verkocht. Tot verkoop is het nog niet gekomen. Voorshands geoordeeld ligt dit vooral aan de weinig coöperatieve houding van de man. Zo heeft de man niet weersproken dat de vrouw hem al diverse keren heeft verzocht om de woning (weer) te koop te zetten en dat hij in 2018 heeft verklaard dat hij de woning toch niet wil verkopen in verband met een telkens terugkerend grondwater-probleem dat eerst opgelost moet worden. Ter zitting is gebleken dat de man, zonder daarover de vrouw te informeren, inmiddels een aannemer heeft ingeschakeld om de gaten te dichten waar het grondwater door naar binnendringt, het stucwerk te herstellen en dat deze werkzaamheden naar verwachting nog twee weken zullen duren. Ter zitting is voorts gebleken dat het grondwaterprobleem niet definitief zal kunnen worden opgelost als gevolg van de ligging van de woning. Aldus heeft wachten met de verkoop van de woning geen zin. Daarmee heeft de man op zijn minst genomen de schijn gewekt dat hij de verkoop tracht tegen te houden, terwijl de man zelf de woning niet kan overnemen.
3.2.
De vrouw wil de woning overnemen tegen een waarde van € 160.000,00, waarbij zij de restanthypotheekschuld voor haar rekening neemt, evenals de (financiële) gevolgen van het grondwaterprobleem en waarbij de man de waarde van de spaarpolis behoudt. In verband hiermee is ter zitting afgesproken dat de woning wordt getaxeerd en dat de vrouw de woning mag overnemen voor de getaxeerde waarde.
3.3.
De heer Y. Brouwer van Makelaarskantoor Renes B.V. te Kampen heeft de marktwaarde van de woning per peildatum 14 november 2018 getaxeerd op € 185.000,00. De vrouw heeft vervolgens niet aangeboden om de woning voor € 185.000,00 aan haar te doen toedelen. Zij handhaaft bij genoemde brief van 19 november 2018 haar hiervoor genoemde voorstel. De man heeft bij brief van 20 november 2018 verklaard niet in te stemmen met dit voorstel.
3.4.
Gelet op de thans beschikbare informatie komt het voorstel van de vrouw erop neer dat zij de woning overneemt voor een bedrag ad € 173.415,27. Dat is de omvang van de hypothecaire schuld ad € 167.899,00 vermeerderd met de helft ad € 5.516,27 van de waarde van de spaarpolis ten bedrage van € 11.032,53 nu de vrouw haar aandeel in de polis aan de man wil laten.
3.5.
Nu ter zitting is afgesproken dat de vrouw de woning mag overnemen tegen de taxatiewaarde (€ 185.000,00) en zij de woning voor een lager bedrag in de verdeling wil betrekken (€ 173.415,27), staat het op grond van het bovenstaande de man vrij om het voorstel van de vrouw niet te aanvaarden. Dit leidt ertoe dat moeten worden teruggegrepen naar de op 3 juli 2014 gemaakte afspraak om de woning te verkopen.
3.6.
Nu de man, zoals uit hiervoor overwogene volgt, onvoldoende medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning en langer wachten met verkoop geen zin heeft, zullen de vorderingen worden toegewezen. Dat zal gebeuren op de wijze zoals hierna is vermeld. Daarbij zullen de hoofdvorderingen alleen worden versterkt met een dwangsom voor zover de te verlenen machtigingen niet toereikend zijn, zoals bijvoorbeeld voor het aandragen van informatie waarover alleen de man beschikt.
3.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de man om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van de woning aan [adres] te Kampen via een door de vrouw aan te wijzen makelaar en voorts alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop dan wel na te laten wat de verkoop in de weg staat;
4.2.
machtigt de vrouw op de voet van artikel 3:99 BW om zelf te bewerkstelligen dan wel teniet te doen wat de man op grond het bepaalde in 4.1 moet verrichten dan wel moet nalaten, ingeval hij geen uitvoering geeft aan het bepaalde in 4.1;
4.3.
veroordeelt de man mee te werken aan de totstandkoming van de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] te Kampen zodra potentiële kopers een marktconform bod hebben gedaan dat door de vrouw is aanvaard, mits in deze akte een levertermijn van drie maanden zal zijn opgenomen, alsmede om na de totstandkoming van de koopovereenkomst mee te werken aan de voor de levering van de voornoemde woning noodzakelijke akte en het verlijden daarvan;
4.4.
bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats zal treden van de (rechts)handelingen van de man in de koop- en leveringsakte als bedoeld in 4.3 ingeval de man niet binnen 10 dagen uitvoering geeft aan het bepaalde in 4.3;
4.5.
bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag, voor iedere dag dat hij geen uitvoering geeft aan het bepaalde in 4.1 en 4.3 voor zover het handelingen betreft die de vrouw niet met de gegeven machtigingen kan verrichten of tenietdoen, zulks tot een maximum van in totaal € 25.000,00;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018. (mjd)