Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de spreekaantekeningen van de vrouw,
- de brief van 19 november 2018 met bijlage van mr. Pater voornoemd,
- de brief van 20 november 2018 van mr. Kooijmans voornoemd.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die tot 29 oktober 2014 in gemeenschap van goederen gehuwd waren. De vrouw vorderde dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de verkoop van hun voormalige echtelijke woning, die volgens een eerdere afspraak uit 2014 verkocht diende te worden. De vrouw stelde dat de man niet bereid was om deze afspraak na te komen, wat haar in een onverdeelde boedel hield en haar financiële situatie negatief beïnvloedde. De vrouw had een spoedeisend belang bij de verkoop, omdat zij niet in staat was om een nieuwe hypotheek te vestigen zonder aflossing van de bestaande hypotheek op de woning.
De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende medewerking had verleend aan de verkoop van de woning en dat langer wachten met de verkoop geen zin had. De vrouw had een voorstel gedaan om de woning over te nemen tegen een lagere waarde dan de taxatiewaarde, maar de man had hier niet mee ingestemd. De rechtbank besloot dat de vorderingen van de vrouw moesten worden toegewezen, waarbij de man werd veroordeeld om binnen veertien dagen zijn volledige medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van de woning. Tevens werd de vrouw gemachtigd om zelf de noodzakelijke handelingen te verrichten indien de man hier niet aan voldeed. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking bij de uitvoering van afspraken die zijn gemaakt in het kader van een echtscheiding, en de mogelijkheid voor de rechter om in te grijpen wanneer een partij niet meewerkt aan de uitvoering van deze afspraken.