ECLI:NL:RBOVE:2018:5049

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
C/08/17/758 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schulden en gebrek aan goede trouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 september 2018 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, hierna aangeduid als [schuldenaar]. De rechtbank heeft de bewindvoerder, mevrouw J. van der Pol, benoemd en heeft de schuldenaar in staat van faillissement verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar in maart 2017 samen met een vriend is opgepakt wegens de ontdekking van een wietplantage, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een taakstraf en een betaling aan de Staat. Deze nieuwe schulden zijn ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling, wat de goede trouw van de schuldenaar in twijfel trekt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, en dat de omstandigheden die tot de schuldsaneringsregeling hebben geleid, niet meer aanwezig zijn. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350, lid 3, onder f en d, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld en de curator benoemd. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en insolventierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
Insolventienummer: C/08/17/758 R
uitspraakdatum: 10 september 2018
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder ook [schuldenaar] te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is mevrouw J. van der Pol te Zwolle tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De bewindvoerder heeft bij brief van 26 juli 2018 een verzoek gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 september 2018, waar [schuldenaar] en de bewindvoerder zijn verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
Op 26 juli 2017 heeft [schuldenaar] bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek is destijds behandeld ter zitting van
11 september 2017 waar [schuldenaar] niet is verschenen.
Bij vonnis van 18 september 2017 heeft de rechtbank [schuldenaar] vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek wegens het niet aanleveren van de door de rechtbank opgevraagde stukken. Tegen dat vonnis heeft [schuldenaar] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De mondelinge heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2017 waar [schuldenaar] in persoon is verschenen, vergezeld van zijn zus en bijgestaan door zijn advocaat.
Bij arrest van 26 oktober 2017 heeft het Hof het vonnis van de rechtbank van 18 september 2017 vernietigd en opnieuw rechtdoende de wettelijke schuldsaneringsregeling (met toepassing van de hardheidsclausule) van toepassing verklaard ten aanzien van [schuldenaar] .
Het verzoek van de bewindvoerder
De bewindvoerder heeft in het verzoek tot tussentijdse beëindiging van deze regeling het volgende aangevoerd. [schuldenaar] is samen met zijn vriend in maart 2017 opgepakt wegens de ontdekking van een wietplantage in het huis van zijn vriend. [schuldenaar] is op [datum] door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 70 uur voor diefstal, een betaling van € 1.344,74 aan de Staat ten behoeve van Enexis en een betaling van € 2.000,- aan de Staat ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Volgens de bewindvoerder staat hiermee de goede trouw van [schuldenaar] bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling ter discussie. Daarnaast is een bovenmatige schuld van in totaal € 3.344,74, exclusief rente, ontstaan.
De toelichting van de bewindvoerder
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat [schuldenaar] nooit heeft verteld dat hij en zijn vriend in maart 2017 zijn opgepakt wegens de ontdekking van een wietplantage in het huis van zijn vriend. Volgens de bewindvoerder heeft dit wel consequenties. Wat betreft de betalingen van respectievelijk € 1.344,74 en € 2.000,- aan de Staat waartoe [schuldenaar] is veroordeeld, heeft de bewindvoerder verklaard dat de eerste betalingstermijn al is verlopen en dat de bedragen al hadden moeten zijn betaald.
Het – zakelijk weergegeven – standpunt van [schuldenaar]
Ter zitting heeft [schuldenaar] erkend dat hij en zijn vriend in maart 2017 zijn opgepakt wegens de ontdekking van een wietplantage in het huis van zijn vriend en dat als gevolg daarvan tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld is ontstaan. Volgens [schuldenaar] is hij destijds heel stom geweest, maar heeft het strafbare feit wel voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling plaatsgehad. [schuldenaar] heeft geen mogelijkheid om de nieuwe schuld in één keer af te lossen, maar denkt deze met een betalingsregeling wel binnen de looptijd van de regeling te kunnen aflossen.
De motivering van de beslissing
Naar het oordeel van de rechtbank zijn feiten en omstandigheden bekend geworden die ten tijde van de toelating reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288 lid 1 en 2 Faillissementswet (Fw). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[schuldenaar] heeft ter zitting erkend dat in maart 2017 een inval door de politie in de woning van zijn vriend heeft plaatsgevonden, waarbij een wietplantage is aangetroffen en dat hij ter zake als verdachte is aangemerkt. Uit de stukken blijkt dat [schuldenaar] zich toen al bij de gemeente […] had aangemeld voor schulddienstverlening. [schuldenaar] heeft hierover in het verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling niets vermeld. Bij de rechtbank is hij niet ter toelatingszitting verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2017 heeft hij hier ook niets over meegedeeld, hoewel hij redelijkerwijs had kunnen weten dat deze voor hem ingrijpende gebeurtenis van belang kon zijn voor het Hof dat over zijn verzoek om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling moest oordelen. Het feit dat [schuldenaar] , terwijl de gemeente […] hem hielp in het schuldhulptraject, samen met zijn vriend een wietplantage had opgezet, hetgeen op strafrechtelijk vlak consequenties heeft, zou destijds zeker reden zijn geweest zijn verzoek op grond van artikel 288 lid 1 sub c Fw af te wijzen. Bij een afwijzing op deze grondslag is toepassing van de hardheidsclausule niet mogelijk, zoals door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 26 oktober 2017 is toegepast.
Daarnaast is [schuldenaar] veroordeeld tot onder meer een betaling van € 1.344,74 aan de Staat ten behoeve van Enexis en een betaling van € 2.000,- aan de Staat ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Nu de veroordeling heeft plaatsgehad nadat de schuldsaneringsregeling op [schuldenaar] van toepassing is verklaard, betekent dit dat sprake is van tijdens de schuldsaneringsregeling ontstane nieuwe, bovenmatige, schuld. Dat de periode waarin het strafbare feit is gepleegd voor het tijdstip van toelating tot de schuldsaneringsregeling ligt, maakt dat niet anders. Niet gebleken is dat [schuldenaar] middelen heeft om de met de veroordeling verband houdende bedragen van € 1.344,74 en € 2.000,-, inclusief rente, te voldoen, zodat niet valt in te zien dat hij de nieuwe schuld nog tijdens de schuldsaneringsregeling zal kunnen aflossen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350, lid 3, onder f en d, Fw.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en haar salaris vaststellen.
Gebleken is dat er baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden verkeert [schuldenaar] op grond van artikel 350, lid 5, Fw in staat van faillissement zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- verstaat dat [schuldenaar] in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van [schuldenaar] tot rechter-commissaris mr. A.E. Zweers,
en tot curator J. van der Pol,
Postbus 1039,
8001 BA Zwolle;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan [schuldenaar] gerichte brieven en telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 3.220,83 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris (inclusief onkosten en omzetbelasting) van de bewindvoerder vast op de vergoeding, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten.
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.