Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 november 2018 met producties,
- de mondelinge behandeling van 5 december 2018.
2.De feiten
.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel het opleggen van een contact- en straatverbod. De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad waaruit een minderjarig kind, [A], is geboren. De relatie is in 2013 beëindigd en sindsdien is er een complexe situatie ontstaan rondom het gezag en de omgang met het kind. De vrouw heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over [A] en de man heeft geen lopende contactregeling. De vrouw heeft zich door de uitlatingen en gedragingen van de man bedreigd gevoeld, wat heeft geleid tot haar vordering in kort geding. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 5 december 2018 behandeld en op 12 december 2018 vonnis gewezen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende concrete feiten zijn gepresenteerd die de vordering van de vrouw kunnen onderbouwen. De vrouw heeft weliswaar aangegeven dat de man bedreigende uitlatingen heeft gedaan en dat er incidenten zijn geweest waarbij de politie betrokken was, maar deze zijn niet voldoende onderbouwd met bewijs. De man heeft ter zitting verklaard dat hij geen dreigende bedoelingen heeft en dat hij niet in de buurt van de vrouw en het kind wil komen om onrust te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vrouw niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een (toekomstige) dreiging die een contact- en straatverbod rechtvaardigt. Daarom zijn de vorderingen van de vrouw afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van de man.