ECLI:NL:RBOVE:2018:5044

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/08/225441 / KG ZA 18-330
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contact- en straatverbod in kort geding met betrekking tot minderjarig kind

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel het opleggen van een contact- en straatverbod. De vrouw en de man hebben een affectieve relatie gehad waaruit een minderjarig kind, [A], is geboren. De relatie is in 2013 beëindigd en sindsdien is er een complexe situatie ontstaan rondom het gezag en de omgang met het kind. De vrouw heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over [A] en de man heeft geen lopende contactregeling. De vrouw heeft zich door de uitlatingen en gedragingen van de man bedreigd gevoeld, wat heeft geleid tot haar vordering in kort geding. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 5 december 2018 behandeld en op 12 december 2018 vonnis gewezen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende concrete feiten zijn gepresenteerd die de vordering van de vrouw kunnen onderbouwen. De vrouw heeft weliswaar aangegeven dat de man bedreigende uitlatingen heeft gedaan en dat er incidenten zijn geweest waarbij de politie betrokken was, maar deze zijn niet voldoende onderbouwd met bewijs. De man heeft ter zitting verklaard dat hij geen dreigende bedoelingen heeft en dat hij niet in de buurt van de vrouw en het kind wil komen om onrust te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vrouw niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een (toekomstige) dreiging die een contact- en straatverbod rechtvaardigt. Daarom zijn de vorderingen van de vrouw afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van de man.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/225441 / KG ZA 18-330
Vonnis in kort geding van 12 december 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen de man,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 november 2018 met producties,
  • de mondelinge behandeling van 5 december 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is het minderjarige kind geboren: [A] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) (hierna: [A] ). De relatie is in 2013 beëindigd.
2.2.
De vrouw is blijkens het uittreksel van het gezagsregister van 22 november 2018 van [A] belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [A] .
2.3.
[A] is sinds 11 maart 2015 onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De ondertoezichtstelling van [A] is meerdere malen verlengd, laatstelijk tot 11 maart 2019.
2.4.
[A] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw. Er is op dit moment geen lopende contactregeling voor de man en [A] .
2.5.
Partijen hebben getracht via BOR vooruitgang te boeken. De BOR is mislukt en gestopt. De voogd heeft dit op dinsdag 30 oktober 2018 de man meegedeeld. De voogd heeft vervolgens de vrouw gebeld en meegedeeld dat de man allerhande verwensingen en bedreigingen had geuit. Onder meer zou de man hebben gedreigd om [A] mee te nemen en te zullen vertrekken.
2.6.
Blijkens het proces-verbaal van 6 maart 2018 van de laatste zitting heeft de man ten overstaan van de kinderrechter verklaard: "Ik ben er klaar mee, met dit hele rechtssysteem. Ik doe het wel op mijn manier"
.
2.7.
De voogd heeft naar aanleiding van het gesprek van 30 oktober 2018 contact opgenomen met de politie. Op 6 november 2018 heeft de voogd opnieuw met de man gesproken, waarbij de man heeft aangegeven [A] te zullen halen. Hiervan heeft de voogd melding gemaakt bij de politie.

3.Het geschil

3.1.
Het gevorderde door de vrouw strekt - samengevat - tot het aan de man opleggen van een straatverbod in de omgeving van de woning van de vrouw, de partner van de vrouw, de oppas en de school van [A] en een contactverbod jegens de vrouw of haar familieleden en voorts de man te verbieden om de vrouw en [A] buiten het gebied te volgen en/of lastig te vallen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en lijfsdwang en met machtiging aan de vrouw om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen indien de man in gebreke blijft aan voornoemde verboden gehoor te geven.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat zij zich door de uitlatingen en handelswijze van de man zeer ernstig in haar persoonlijke levenssfeer beperkt voelt. Volgens de vrouw is de situatie dusdanig bedreigend dat er direct actie genomen moet worden, in het belang van de veiligheid (leven) van de minderjarige kinderen. Het gevaar dat [A] door de vader zal worden meegenomen overheerst. De vrouw stelt dat zij al vanaf 2013 doende is om de man op een normale manier in het leven van [A] te betrekken. De man laat het telkens afweten en inmiddels is er een situatie waarin [A] ook niet meer met de man mee wil. Ondanks de inzet van de vrouw en de gezinsvoogd is de man niet tot inzicht gekomen dat in het belang van [A] andere regels en wetten gelden dan zijn eigen. De man meent echter voor eigen rechter te kunnen spelen en als dat niet goedschiks kan dan maar kwaadschiks. Om escalatie te voorkomen, maar ook uit angst heeft de vrouw (nog) geen aangifte gedaan. De gezinsvoogd heeft melding gemaakt bij de politie. Het voortduren van de bedreigende situatie waarin de privacy van de vrouw in ernstig mate wordt geschonden en toekomstig dreigt te worden geschonden, geeft de vrouw ter kering van het dreigend onrechtmatig handelen van de man, recht en belang bij haar vordering.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat hij de e-mail van de jeugdzorgwerker, ter griffie ingekomen op 6 december 2018, niet kan meenemen in zijn beoordeling, nu dit schrijven eerst na zitting, en derhalve te laat, is toegestuurd.
4.2.
Een straat- en contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarvan is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval geen sprake. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.3.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar stellingen aangevoerd dat zich meerdere incidenten hebben voortgedaan, waaronder een ruzie waarbij de politie in actie moest komen en de man is aangehouden en een incident waar een wapen aan te pas is gekomen. De man betwist een vuurwapen te hebben of te hebben gehad. De man heeft wat betreft het eerste incident aangevoerd dat dit ongeveer twee jaren geleden heeft plaatsgevonden. De man heeft daarbij toegelicht dat hij [A] , destijds volgens afspraak, een extra dag bij zich had gehouden. De vrouw was het daar niet mee eens en heeft toen de politie ingeschakeld. De politie is aan de deur gekomen om te bemiddelen en is vervolgens weer vertrokken. Door de vrouw is deze gang van zaken niet weersproken.
4.4.
De vrouw heeft verder verwezen naar het proces-verbaal van de zitting van 6 maart 2018, waarin de man heeft gezegd "dat hij er klaar mee is, met dit hele rechtssysteem en dat hij het wel op zijn manier doet." De man heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij dit gezegd heeft en vervolgens uit de zitting is weggelopen. De man heeft verklaard dat in drie jaar tijd er vier à vijf gezinsvoogden zijn geweest. Iedere keer is er eerst een gesprek met vader, dan met moeder en vervolgens met [A] , waarna maanden verstrijken om de omgang opnieuw op te bouwen. De reden voor telkens een nieuwe gezinsvoogd is onbekend. De man heeft, nadat de voorzieningenrechter de man ter zitting heeft toegesproken, verklaard geen gekke dingen te zullen gaan doen. De man heeft bovendien ter zitting verklaard dat hij vrijwel niet in de buurt komt van [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [woonplaats] , omdat hij niet onnodig voor onrust bij zijn dochter wil zorgen. Slechts eenmaal heeft hij zijn dochter toevallig gezien bij de [supermarkt] (in de buurt van [adres 2] ). De vrouw heeft geen andere confrontaties/ervaringen aangevoerd. Dat de vrouw niet wil dat de man in de buurt komt, rechtvaardigt op zichzelf niet een contact- en/of straatverbod.
4.5.
Niet ter discussie staat dat de man via WhatsApp berichten naar de vrouw heeft gestuurd. Weliswaar is door de vrouw ter zitting aangevoerd dat de man zich in deze berichten op een dreigende manier heeft geuit door woorden in de volgende strekking te sturen: 'Als je [A] niet mee geeft, zie je haar niet weer'. Echter, zij heeft geen enkel WhatsApp bericht overgelegd waaruit dit blijkt, zodat de (aard en de inhoud van de) berichten de voorzieningenrechter zodoende niet bekend zijn. De voorzieningenrechter is enkel bekend met de berichten die de man ter zitting heeft voorgelezen. Deze berichten op zichzelf rechtvaardigen niet een contact- en/of straatverbod.
4.6.
De door de vrouw genoemde e-mail van de gezinsvoogd, waarin de gezinsvoogd het een en ander verklaart over de verwensingen en bedreiging door de man op 30 oktober 2018 en 6 november 2018, is niet (tijdig) overgelegd, waardoor de man tegen de inhoud hiervan geen verweer heeft kunnen voeren.
4.7.
Kortom, de vrouw heeft niet, althans onvoldoende concrete feiten gesteld en haar vorderingen niet, althans onvoldoende onderbouwd. De vrouw heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt, wat er op welk moment volgens haar is gebeurd op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een (toekomstige) dreiging, die nu een oplossing bij wege van voorlopige voorziening in kort geding rechtvaardigt. De stelling van de vrouw dat de gezinsvoogden concluderen dat omgang met de man niet tot de mogelijkheden behoort, maakt dit niet anders. De vorderingen van de vrouw zullen dan ook worden afgewezen.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in geschillen in de relatiesfeer de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. De vrouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de man worden begroot op € 291,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
5.2.
veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man tot op heden begroot op € 291,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018. [1]

Voetnoten

1.type: