ECLI:NL:RBOVE:2018:5043

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
C/08/225774 / KG ZA 18-337
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in kort geding

In deze zaak heeft Greentech S.A., een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Roemenië, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die zich bezighoudt met de in- en verkoop van verpakkingsmaterialen. Greentech vordert betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 28.394,20, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft twee orders geplaatst voor de levering van PET polyesterband, maar heeft de facturen niet betaald, met als argument dat hij wacht op betaling van zijn eigen klanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de Brusselse Verordening en dat de partijen Nederlands recht hebben gekozen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Greentech voldoende spoedeisend belang heeft bij de toewijzing van de vordering, gezien het feit dat de gedaagde de openstaande bedragen niet heeft betwist en dat er geen onaanvaardbaar restitutierisico voor Greentech is. De vordering is toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 december 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/225774 / KG ZA 18-337
Vonnis in kort geding van 20 december 2018
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
GREENTECH S.A.,
gevestigd te Buzau, Roemenië,
eiseres,
advocaten, mr. S. Klinkhamer en mr. M.C. Hoeba te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende en kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Greentech en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 9 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Greentech.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Greentech produceert onder meer PET polyesterband.
2.2.
[gedaagde] houdt zich onder andere bezig met de in- en verkoop van verpakkingsmaterialen, waaronder PET polyesterband.
2.3.
[gedaagde] heeft op 1 augustus 2017 en 17 augustus 2017 twee orders geplaatst bij Greentech voor de levering van PET polyesterband (hierna te noemen: de orders).
2.4.
Greentech heeft facturen verstuurd voor een totaalbedrag van € 36.076,00. De factuur van 24 augustus 2017 bedraagt € 24.019,80 en de factuur van 25 augustus 2017 bedraagt 12.056,20 (hierna verder gezamenlijk te noemen: de facturen).
2.5.
Partijen zijn een betalingstermijn van 30 dagen overeengekomen vanaf de datum van de factuur.
2.6.
[gedaagde] heeft een deel van de orders geretourneerd. Hiervoor heeft [gedaagde] op 16 februari 2018 een creditnota ontvangen van Greentech van in totaal € 7.681,80.
2.7.
Het totale factuurbedrag zoals opgenomen in de facturen is verminderd met het bedrag van voornoemde creditnota. Het totale openstaande factuurbedrag is sindsdien nog € 28.394,20.
2.8.
Greentech heeft [gedaagde] meerdere malen aangeschreven tot betaling van het openstaande factuurbedrag, waarbij tevens aanspraak is gemaakt op incassokosten en rente.
2.9.
Betaling aan de zijde van [gedaagde] is uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
Greentech vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I. tot betaling aan Greentech een bedrag van € 28.394,20 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 25 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. tot betaling aan Greentech een bedrag van € 1.281,32 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dit bedrag vanaf de zevende dag na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
III. in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, en de wettelijke (handels)rente over die kosten.
3.2.
Greentech legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag. [gedaagde] heeft de openstaande rentedragende hoofdsom welke voortvloeit uit de facturen niet betaald. Greentech vordert betaling hiervan. [gedaagde] is in verzuim en is eveneens de overeengekomen wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW verschuldigd. Verder is [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten verschuldigd ter incassering van de vordering.
3.3.
[gedaagde] betwist de facturen niet. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij op zijn beurt wacht op betaling van zijn eigen klanten in onder andere België en dat hij daarom niet kan voldoen aan de vordering van Greentech.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Omdat Greentech is gevestigd in Roemenië rijst allereerst de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Dat is het geval op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 (Brussel I) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. [gedaagde] is woonachtig in Nederland en dient op grond van genoemde bepaling te worden opgeroepen voor de Nederlandse rechter.
Rechtskeuze
4.2.
Vervolgens rijst de vraag welk recht moet worden toegepast. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome-I Verdrag). Ingevolge artikel 3 lid 1 van die Verordening wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij bij het plaatsen van de orders door [gedaagde] in augustus 2017, uitdrukkelijk gekozen hebben voor de toepassing van Nederlands recht, door middel van een daarop ziende bepaling in de algemene voorwaarden van [gedaagde] die van toepassing zijn verklaard. De voorzieningenrechter zal Nederlands recht toepassen
De vordering
4.3.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Voorts dient in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken te worden.
4.4.
Greentech vordert betaling van de openstaande facturen die betrekking hebben op door haar aan [gedaagde] geleverde PET Polyesterband. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de openstaande bedragen niet betwist. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat hij aan Greentech een voorstel heeft gedaan tot deelbetalingen en Greentech dat accepteerde.
4.5.
Mede gelet op het feit dat [gedaagde] de vordering van Greentech niet betwist, het gaat om facturen uit 2017 en dat [gedaagde] ondanks diverse toezeggingen aan zijn zijde de voorgestelde betalingsregeling niet is nagekomen, heeft Greentech voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering.
4.6.
Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Greentech heeft belang bij het verkrijgen van een executoriale titel. Dat [gedaagde] kennelijk niet in staat is om de vordering of een substantieel deel daarvan op dit moment te voldoen komt in beginsel voor zijn eigen risico. Van Greentech kan niet worden gevergd dat zij [gedaagde] nogmaals de gelegenheid geeft tot uitstel van betaling of een betalingsregeling overeenkomt waarbij slechts een beperkt deel van de openstaande facturen wordt betaald. Greentech heeft zich sinds 25 september 2017 coulant opgesteld jegens [gedaagde] . Daarbij is met name van belang dat zij een deel van de orders onverplicht heeft teruggenomen en dat zij bereid is geweest om in het najaar van 2017 en begin 2018 een betalingsregeling te treffen met [gedaagde] . Ten slotte is gesteld noch gebleken dat Greentech een onaanvaardbaar restitutierisico zou lopen. De vordering van Greentech wordt toegewezen.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die overeenkomstig de daarvoor bestemde staffel zijn begroot en niet zijn betwist, zijn, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW (en dus niet de wettelijke handelsrente, zie: ECLI:NL:HR:2013:40), eveneens toewijsbaar.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Greentech worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat €
633,00 (vgl. Liquidatietarief per 1 mei 2018)
Totaal € 2.664,00
4.9.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Greentech te betalen een bedrag van € 28.394,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag met ingang van 25 september 2017 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Greentech te betalen een bedrag van € 1.281,32, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de zevende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Greentech tot op heden begroot op € 2.664,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de zevende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de zevende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 20 december 2018.