ECLI:NL:RBOVE:2018:5039

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
C/08/223099 KG ZA 18-596
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen kantonrechter mr. A.J. Louter

Op 6 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekers, beiden wonende te [woonplaats], hebben een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.J. Louter, kantonrechter in deze rechtbank. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een eerdere procedure waarbij de stichting [stichting] als eisende partij tegen verzoekers optrad. Verzoekers voerden aan dat mr. Louter vooringenomen was, omdat hij vragen had gesteld over de woonruimte van mevrouw [verzoekers] en voorbij zou zijn gegaan aan de oprichting van hun onderneming, Citizens-Multi-National LCC International Holding B.V. (CMN).

Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 30 oktober 2018, hebben verzoekers hun gronden nader toegelicht. Mr. Louter heeft in zijn verweer gesteld dat zijn vragen niet voortkwamen uit vooringenomenheid, maar uit zorgvuldigheid om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Hij betoogde dat hij geen oordeel had gegeven in de hoofdzaak en dat de vragen die hij stelde gebruikelijk zijn in ontruimingsprocedures.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De kamer oordeelde dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van mr. Louter konden rechtvaardigen. De vragen die hij stelde waren relevant voor de belangenafweging in de ontruimingszaak en het voorbijgaan aan de oprichting van CMN was niet relevant voor de beoordeling van het geschil. De wrakingskamer concludeerde dat de vertegenwoordigers van CMN hun overtuiging op andere wijze dienden uit te dragen en dat de procedure niet de juiste weg was voor hun standpunten.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: C/08/223099 KG ZA 18-596
Beslissing van 6 november 2018
in de zaak van
[verzoekers],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers tot wraking,
gemachtigde: Citizens-Multi-National LCC International Holding B.V. (CMN),
strekkende tot wraking van mr. A.J. Louter, in zijn hoedanigheid van kantonrechter in deze rechtbank.

1.De procedure

1.1.
Op 19 september 2018 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van mr. A.J. Louter, kantonrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer 7061788 CV EXPL 18-3843, van de stichting [stichting] , gevestigd te [plaats] , als eisende partij, tegen [verzoekers] , verzoekers tot wraking, als gedaagde partij.
1.2.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft (de gemachtigde van) verzoekers (namens verzoekers) een mondeling verzoek tot wraking van mr. A.J. Louter gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 19 september 2018. CMN heeft bij schrijven van 2 oktober 2018, ter griffie ontvangen op 3 oktober 2018 de gronden van de wraking nader uiteengezet en toegelicht. CMN heeft vooruitlopend op de behandeling door de wrakingskamer nadere informatie toegestuurd.
1.3.
De reactie van mr. Louter is op 25 september 2018 ontvangen.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoekers is op 30 oktober 2018 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoekers, bijgestaan door de vertegenwoordigers van CMN, te weten de heer [naam 1] , mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] . Mr. Louter is niet verschenen.
1.5.
De wrakingskamer heeft na sluiting van de behandeling bepaald zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week, op het verzoek te zullen beslissen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Naar de wrakingskamer begrijpt hebben verzoekers aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat bij mr. Louter sprake was van vooringenomenheid, doordat hij aan mevrouw [verzoekers] heeft gevraagd of zij al een nieuwe woonruimte had gezocht omdat ze niet met Euro wilde betalen, terwijl er al volkomen rechtmatig met boekhoudkundig kapitaal is betaald. Daarnaast stellen verzoekers dat mr. Louter voorbij is gegaan aan de oprichting van de CMN.

3.Het standpunt van mr. Louter

3.1.
Mr. Louter heeft niet in de wraking berust. Hij verzoekt de wrakingskamer het verzoek af te wijzen.
3.2.
Mr. Louter heeft - kort weergegeven - aangevoerd dat hij informatie wilde hebben over de vraag of verzoekers ergens anders onderdak konden krijgen, mocht het tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde komen. Deze vraag stelt hij in iedere zaak aan de partij die mogelijk ontruiming boven het hoofd hangt, omdat dit namelijk een factor kan zijn die van belang is in de beoordeling van de zaak. Dit heeft volgens hem niet te maken met vooringenomenheid, maar met zorgvuldigheid om tot een afgewogen beslissing te komen.
Voorts is hem niet duidelijk geworden hoe hij voorbij gegaan is aan de oprichting van CMN. Hij stelt dat de heer [naam 1] alle ruimte heeft gekregen om een en ander uiteen te zetten en toe te lichten, terwijl ook mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] in de gelegenheid zijn gesteld om hun visie te geven. Bovendien heeft hij nog geen oordeel in deze zaak gegeven, zodat alleen daarom al niet kan worden geconcludeerd dat hij daaraan voorbij gegaan is.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek is tijdig ingediend en de wrakingskamer acht verzoekers ook overigens ontvankelijk.
4.2.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.3.
Uit het feit dat aan mevrouw [verzoekers] is gevraagd of zij al andere woonruimte heeft gezocht omdat ze niet met Euro wilde betalen, kan naar het oordeel van de wrakingskamer geen vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor worden afgeleid. Het is immers in het kader van de belangenafweging in ontruimingszaken gebruikelijk om eventuele alternatieven ter zitting ter sprake te brengen, zodat nadien, na afweging van de belangen van beider partijen, over een eventuele ontruiming een gedegen beslissing kan worden gegeven. Dat tussen partijen in de ontruimingsprocedure een fundamenteel verschil van mening bestaat ten aanzien van de vraag hoe de huur moet worden betaald, in euro’s of boekhoudkundig kapitaal, acht de wrakingskamer in het kader van dit wrakingsverzoek niet relevant. Het is aan de behandelend rechter om zich daarover aan de hand van de zich in het dossier bevindende stukken en de mondelinge behandeling ter zitting een oordeel te vormen en vervolgens een beslissing te nemen. Ook hieruit kan met het oog op de door de rechter ter zitting gestelde vraag geen vooringenomenheid worden afgeleid.
4.4.
De stelling van verzoekers dat voorbij gegaan is aan de oprichting van CMN acht de wrakingskamer evenmin grond om het wrakingsverzoek toe te wijzen. Uit het proces-verbaal van de comparitie van 19 september 2018 blijkt dat de vertegenwoordigers van CMN van mr. Louter de ruimte hebben gekregen om een en ander uiteen te zetten en toe te lichten, dan wel in de gelegenheid zijn gesteld om hun visie te geven. In zijn algemeenheid is het aan de behandelend rechter om te beoordelen welke feiten en omstandigheden relevant zijn voor de beoordeling van het aan hem voorgelegde geschil. Het voorbij gaan aan bepaalde onderwerpen, levert niet per definitie een terechte vrees voor vooringenomenheid op. In casu is niet onderbouwd en evenmin anderszins gebleken dat de achtergrond omtrent de oprichting van CMN relevant is voor het te beoordelen geschil, zodat het daaraan voorbijgaan door mr. Louter - voor zover daarvan al sprake is geweest - niet tot wraking kan leiden.
Het is de wrakingskamer gebleken dat de vertegenwoordigers van CMN feitelijk een platform zoeken voor de door hen uitgedragen overtuiging dat er geen euro’s zijn en dat uitsluitend met boekhoudkundig kapitaal betaald kan worden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is een procedure als de onderhavige daarvoor niet de geëigende weg en dienen de vertegenwoordigers van CMN hun overtuiging desgewenst op andere wijze uit te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mr. C.H. de Haan en mr. M.H. van der Lecq in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman, griffier, en in openbaar uitgesproken op 6 november 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.