ECLI:NL:RBOVE:2018:5035

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
08-770301-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor oplichting van meerdere bedrijven en bedreiging

De rechtbank Overijssel heeft op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van oplichting van zeven bedrijven en het proberen oplichten van een achtste bedrijf. De man had zich voorgedaan als vertegenwoordiger van bekende bedrijven zoals VDL Group en Nutricia, en had grote bestellingen geplaatst voor alcoholische dranken, die hij vervolgens niet betaalde en niet terugbracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen de bedrijven had bewogen tot de afgifte van goederen, waardoor hij zich schuldig maakte aan oplichting. Daarnaast werd de man ook beschuldigd van bedreiging van een ex-partner en het vernielen van haar voordeur. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, evenals een taakstraf van 180 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de schade die de verdachte had veroorzaakt en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die door zijn daden schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-770301-17 (P)
Datum vonnis: 21 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 december 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E. Postma en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 11 december 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] heeft opgelicht;
feit 1 subsidiair: een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen om zich zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verzekeren, en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij;
feit 2: heeft geprobeerd [bedrijf 8] op te lichten;
feit 3: [slachtoffer 1] heeft opgelicht;
feit 4: [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 5: een deur van de woning van [slachtoffer 2] heeft beschadigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2016
tot en met 2 augustus 2016 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige
kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 1] (gevestigd
aan [adres 7] en/of;
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 2]
(gevestigd aan [adres 2] ) en/of;
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 3] (gevestigd aan
[adres 1] ) en/of;
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 4] (gevestigd aan
[adres 8] ) en/of;
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 5] (gevestigd aan [adres 5]
) en/of;
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 6] (gevestigd aan
[adres 4] ) en/of;
- één of meer medewerk(st)er(s) van het bedrijf [bedrijf 7] (gevestigd aan
[adres 9] ) en/of;
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (alcoholische) drank(en) en/of één
of meer wijngla(s)(zen), in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende
verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
(telkens) in strijd met de waarheid
- ( telefonisch) contact opgenomen met voornoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of;
- ( vervolgens) medegedeeld dat hij in naam voor VDL Group en/of Nedcar en/of
Nefit en/of Plukon en/of Nutricia en/of Kivits een bestelling wilde plaatsen
en/of;
- ( vervolgens) (telkens) naar vernoemd(e) bedrijf/bedrijven is gegaan om de
bestelling op te halen en/of;
- ( vervolgens) (telkens) zich heeft voorgedaan als iemand die kon handelen in
naam voor VDL Group en/of Nedcar en/of Nefit en/of Plukon en/of Nutricia en/of
Kivits en (vervolgens) (telkens) de bestelling kwam ophalen en/of;
- ( vervolgens) (telkens) heeft medegedeeld dat hij in naam van VDL Group en/of
Nedcar en/of Nefit en/of Plukon en/of Nutricia en/of Kivits de bestelling kwam
ophalen en/of;
- ( vervolgens) (telkens) zich heeft voorgedaan als een bonafide klant en/of;
- ( vervolgens) (telkens) heeft afgesproken om de restanten een paar dagen
later terug te brengen en/of de factuur te betalen en/of;
waardoor voornoemd(e) bedrijf/bedrijven (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
Subsidiair
hij in de periode van 18 april 2016 tot en met 2 augustus 2016 op na te noemen
plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt
van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder (volledige) betaling
zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte,
telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats
daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- op 5 juli 2016 te Susteren , (alcoholische) drank(en)
- op 6 juli 2016 te Veldhoven , (alcoholische) drank(en)
- op 18 juli 2016 te Gorssel , (alcoholische) drank(en) en/of wijnglazen
- op 26 juli 2016 te Gennep , (alcoholische) drank(en)
- op 28 juli 2016 te Oldebroek , (alcoholische) drank(en)
- op 29 juli 2016 te Heusden , (alcoholische) drank(en)
- op 18 april 2017 te Heerenveen , (alcoholische) drank(en).
2
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2016 tot en met 28 juli 2016, in
de gemeente Cuijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige
kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- één of meer medewerk(st)er(s) van het [bedrijf 8]
(gevestigd aan [adres 10] )
te bewegen tot de afgifte van (alcoholische) drank(en), in elk geval enig
goed, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven -valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid,
- ( telefonisch) contact opgenomen met [bedrijf 8] en/of;
- ( vervolgens) medegedeeld dat hij in naam voor het bedrijf ' Nutricia ' een
bestelling wilde plaatsen en/of;
- ( vervolgens) naar [bedrijf 8] is gegaan om de bestelling op te
halen en/of;
- ( vervolgens) zich heeft voorgedaan als iemand die kon handelen in naam voor
Nutricia en (vervolgens) de bestelling kwam ophalen en/of;
- ( vervolgens) heeft medegedeeld dat hij in naam van Nutricia de bestelling
kwam ophalen en/of;
- ( vervolgens) zich heeft voorgedaan als een bonafide klant en/of;
- ( vervolgens) heeft afgesproken om de restanten een paar dagen later terug
te brengen en/of de factuur te betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 februari
2017 tot en met 23 februari 2017 in Deventer, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige
kunstgr(e)ep(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van 1000 euro en/of 3500 euro en/of
6000 euro, in elk geval (telkens) geld, hebbende verdachte toen aldaar
(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens)
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of (telkens) in strijd met de
waarheid
- op de internetsite www.autoscout24.com advertenties geplaatst waarin één of
meer auto('s), te koop werden aangeboden en/of;
- ( vervolgens) (telkens) met die [slachtoffer 1] een prijs voor de aankoop van
genoemde goederen overeengekomen en/of;
- ( vervolgens) (telkens) die [slachtoffer 1] , het rekeningnummer van verdachte
en/of het rekeningnummer van de dochter van verdachte gegeven waarop het
overeengekomen geldbedrag overgemaakt diende te worden en/of;
- ( vervolgens) (telkens) die [slachtoffer 1] een valse factuur van [bedrijf 9]
heeft toegestuurd;
aldus (telkens) voorgedaan als een betrouwbaar verkoper, waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag;
4
hij op of omstreeks 2 juli 2016 in de gemeente Deventer, althans in
Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreig met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde Fijth dreigend de woorden toegevoegd: 'ik maak je af' en/of 'ik
maak je kapot' en/of 'je zult nergens op straat veilig zijn' en/of 'je moet
ogen van voor en achteren hebben' en/of 'ik maak je dood, kankerhoer,
hoerenkinderen', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op of omstreeks 2 juli 2016 in de gemeente Deventer, althans in
Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de (voor)deur van een woning
gelegen aan [adres 11] , in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met volle kracht tegen de
(voor)deur te slaan en/of trappen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Van de feiten 1 en 2 dient verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken. Verdachte heeft immers verklaard dat hij bij een aantal bedrijven die op de tenlastelegging staan vermeld alleen een al geplaatste bestelling heeft opgehaald voor [alias verdachte] of [alias verdachte] . Verdachte ontkent zich daarbij te hebben voorgedaan als iemand anders.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman naar voren gebracht dat uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte ook heeft bemiddeld bij een aankoop die volgens aangever naar tevredenheid is verlopen. Dat de € 6.000,- die in de tenlastelegging wordt vermeld betrekking heeft op deze transactie, zoals verdachte heeft verklaard, is niet ondenkbaar. Bovendien is de factuur van [bedrijf 9] , die vals zou zijn, geen onderdeel van het dossier.
Van de feiten 4 en 5 dient verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken, respectievelijk omdat verdachte uitingen van onmacht en woede deed die geen bedreiging opleveren en omdat het proces-verbaal geen foto of een verklaring van de woningbouwvereniging bevat op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er sprake is van een vernielde deur.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Door verschillende personen is aangifte van oplichting of poging tot oplichting gedaan, die aan verdachte als feit 1 respectievelijk feit 2 ten laste zijn gelegd. In het hierna volgende zal de rechtbank per aangifte ingaan op de vraag of verdachte als dader van deze oplichting kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 3]
heeft aangifte [2] gedaan namens [bedrijf 1] , gevestigd aan [adres 7] Aangever heeft daarbij verklaard dat op 18 april 2016 een man de slijterij binnen kwam die bij [medewerker 1] aangaf te zijn genaamd [alias verdachte] en een bestelling te willen plaatsen uit naam van VDL Group . Afgesproken werd dat de man de onaangebroken consumpties op 25 april 2016 terug zou brengen en dat daarna de rekening zou worden opgemaakt. Op 22 april 2016 heeft de man de bestelling – alcoholische dranken en wijnglazen [3] – opgehaald. Hij reed in een grijze Opel Zafira. De man heeft uiteindelijk niets geretourneerd en niet betaald. Bij navraag bij VDL Group bleek die man daar niet te werken.
Getuige [medewerker 1] , die op 18 april 2016 in de winkel aan het werk was, heeft verklaard [4] dat er die dag een man in de winkel kwam met het verhaal dat hij een bestelling wilde plaatsen voor het bedrijf VDL Group . De man die de bestelling kwam doorgeven is dezelfde man als de man die de bestelling kwam ophalen, zoals op de camerabeelden is te zien. De man droeg dezelfde kleding, en [medewerker 1] herkende de man ook aan zijn loopje en zijn grote buik.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 april 2016 de goederen bij [bedrijf 1] heeft opgehaald. [5]
[slachtoffer 4]
heeft aangifte [6] gedaan, mede namens [bedrijf 2] , gevestigd aan [adres 2] . Aangever heeft daarbij verklaard dat hij op 6 juli 2016 werd gebeld door een man die, nadat hij informeerde naar de kosten voor het organiseren van een personeelsfeest voor VDL , een bestelling voor (alcoholische) dranken en wijnglazen plaatste. De man belde met [telefoonnummer] . Er werd afgesproken dat de man op 11 juli 2016 de restanten drank terug zou brengen en de rekening zou betalen. Op 8 juli 2016 heeft de man de bestelling bij medewerker [medewerker 2] opgehaald en ingeladen in zijn auto, een Opel Zafira met [kenteken] . De man heeft uiteindelijk niets geretourneerd en niet betaald. Bij VDL wist men niet van een personeelsfeest.
Getuige [medewerker 2] heeft verklaard [7] dat op 8 juli 2016 een man de winkel in kwam en vertelde dat hij een bestelling kwam ophalen voor VDL . De man heeft de bestelling meegenomen.
Verdachte heeft verklaard dat de Opel Zafira met [kenteken] van hem was en dat hij de hoofdgebruiker van het voertuig was. [8]
[slachtoffer 5]
heeft aangifte [9] gedaan, mede namens [bedrijf 3] , gevestigd aan [adres 12] . Aangeefster heeft daarbij verklaard dat zij op 5 juli 2016 werd gebeld door een man die vertelde [alias verdachte] te zijn. Hij werkte bij VDL / NEDCAR en wilde een bestelling plaatsen. Op 12 juli 2016 belde hij om de bestelling – (alcoholische) dranken – te bevestigen. Ook zei de man dat hij op 18 juli 2016 de restanten zou terugbrengen en zou komen afrekenen. Op 15 juli 2016 kwam er een man de winkel binnen die vertelde dat hij de bestelling kwam ophalen. De man reed in een grijze Opel Zafira. De man heeft uiteindelijk niets geretourneerd en niet betaald. Bij VDL / NEDCAR bleek geen [alias verdachte] te werken.
[slachtoffer 6]
heeft aangifte [10] gedaan namens [bedrijf 4] , gevestigd aan [adres 8] . Aangever heeft daarbij verklaard dat hij op 18 juli 2016 werd gebeld door een man die zich voorstelde als de [alias verdachte] van Nefit . [alias verdachte] wilde alcoholische dranken en wijnglazen bestellen voor een personeelsfeest. De man zou de volle flessen op 25 juli 2016 komen retourneren. Dan zou ook de rekening worden opgemaakt. Op 22 juli 2018 kwam een man de winkel binnen die zichzelf voorstelde als [alias verdachte] van Nefit en zei dat hij een bestelling voor Nefit kwam ophalen. Hij reed in een grijze Opel Zafira met [kenteken] . Er is uiteindelijk niets geretourneerd en niet betaald. Bij Nefit wist men niet van een personeelsfeest en was geen medewerker met de naam [alias verdachte] bekend.
[slachtoffer 6]
heeft aangifte [11] gedaan, mede namens [bedrijf 5] , gevestigd aan [adres 5] . Aangever heeft daarbij verklaard dat hij op 28 juli 2016 werd gebeld door een man die zich voorstelde als [alias verdachte] van Plukon . Afgesproken werd dat hij (alcoholische) dranken en wijnglazen in consignatie zou krijgen en dat bij het retourneren van de goederen de rekening zou worden opgemaakt. Op 29 juli 2016 kwam [alias verdachte] de goederen ophalen. Hij gaf als telefoonnummer [telefoonnummer] en reed in een Opel Safira (de rechtbank begrijpt: Zafira). Er is uiteindelijk niets geretourneerd en evenmin betaald. [alias verdachte] bleek niet bekend bij Plukon .
Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 juli 2016 goederen bij [bedrijf 5] heeft opgehaald. [12]
[slachtoffer 7]
heeft aangifte [13] gedaan namens [bedrijf 6] , gevestigd aan de [adres 4] Aangeefster heeft daarbij verklaard dat zij op 26 juli 2016 werd gebeld door [alias verdachte] , die vertelde dat hij bij Nutricia werkte en daar een personeelsfeest moest organiseren. Op 28 juli 2016 zou [alias verdachte] de bestelling –(alcoholische) dranken en glazen – komen ophalen en op 1 augustus 2016 zou hij niet gebruikte spullen retourneren en betalen. Op 28 juli 2016 heeft aangeefster telefonisch contact gehad met een man die zich uitgaf voor [alias verdachte] . Hij belde met telefoonnummer [telefoonnummer] en vertelde dat hij iets verlaat was.
[getuige 1] heeft verklaard [14] dat zij op 28 juli 2016 in de winkel was toen een man binnenkwam en zei dat hij [alias verdachte] van Nutricia was en de bestelling kwam ophalen. De man reed in een zilvergrijze Opel Zafira. De man is niet meer komen afrekenen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 juli 2016 de goederen bij [bedrijf 6] heeft opgehaald. [15]
[slachtoffer 8]
heeft aangifte [16] gedaan, mede namens [bedrijf 7] , gevestigd aan [adres 9] Aangever heeft daarbij verklaard dat op 29 juli 2016 een man de bestelling namens het bedrijf Kivits kwam ophalen die de man anderhalve week daarvoor had doorgegeven aan een collega van aangever. De man heeft de dranken in twee delen afgehaald, op 29 juli 2016 en 30 juli 2016. Hij laadde het in een grijze Opel Zafira met [kenteken] . De man stelde zich voor als [alias verdachte] . Zijn telefoonnummer was [telefoonnummer] . De man zou op 2 augustus 2016 langskomen om te betalen. Aangever heeft niet meer van de man vernomen en er is niet betaald.
Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen bij [bedrijf 7] heeft opgehaald. [17]
[slachtoffer 9]
heeft aangifte [18] gedaan namens [bedrijf 8] , gevestigd aan [adres 10] Aangeefster heeft daarbij verklaard dat zij op 26 juli 2016 werd gebeld door [alias verdachte] . [alias verdachte] belde met [telefoonnummer] . Hij plaatste een bestelling voor een feest van Nutricia . Afgesproken werd dat wat over was terug zou worden gebracht en dat er dan betaald zou worden. [19] Toen [alias verdachte] op 28 juli 2016 de bestelling – (alcoholische) dranken en wijnglazen – kwam ophalen reed hij in Opel Zafira met [kenteken] . Aangeefster vertrouwde het niet en vroeg om een legitimatiebewijs. De man vertelde dat hij die niet had en nadien wel een mail vanaf Nutricia [20] zou sturen met zijn gegevens. Aangeefster ging daarmee niet akkoord en de man is zonder goederen vertrokken.
Verdachte heeft verklaard dat hij goederen bij [bedrijf 8] wilde ophalen, maar uiteindelijk zonder goederen is vertrokken. [21]
Bewijsoverwegingen
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte als dader kan worden aangemerkt van alle tenlastegelegde oplichtingen en de poging daartoe. Door de verdediging is het alternatieve scenario aangevoerd dat verdachte de bestelling slechts heeft opgehaald voor [alias verdachte] of [alias verdachte] en zich daarbij niet heeft voorgedaan als iemand anders. Wat betreft de aannemelijkheid van dit alternatieve scenario overweegt de rechtbank het volgende:
  • Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die op 22 april 2016 de bestelling bij [bedrijf 1] heeft opgehaald. Hiervan zijn camerabeelden. Getuige [medewerker 1] heeft op deze camerabeelden gezien dat de man die de bestelling op 22 april 2016 kwam ophalen ook de bestelling namens VDL Group bij haar heeft geplaatst en zich toen voorstelde als de heer [alias verdachte] .
  • Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 juli 2016 de bestelling heeft opgehaald bij [bedrijf 6] . [getuige 1] , die op dat moment aanwezig was bij [bedrijf 6] , heeft verklaard dat degene die de – eerder door [alias verdachte] van Nutricia geplaatste – bestelling kwam ophalen zei dat hij [alias verdachte] van Nutricia was.
  • Verdachte heeft verklaard dat hij de bestelling bij [bedrijf 7] heeft opgehaald. Aangever [slachtoffer 8] heeft verklaard dat degene die de bestelling kwam ophalen zichzelf voorstelde als [alias verdachte] en zei dat hij een bestelling van Kivits kwam ophalen.
  • Verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd de bestelling bij [bedrijf 8] op te halen. Aangeefster [slachtoffer 9] heeft verklaard dat degene die de bestelling voor Nutricia wilde komen ophalen aanbood om nadien een mail vanaf Nutricia te sturen met zijn gegevens.
Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die medewerkers van [bedrijf 1] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] heeft opgelicht en een medewerker van [bedrijf 8] heeft geprobeerd op te lichten. Ook voor de andere onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten komt de rechtbank tot bewezenverklaring van door de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de verschillende feiten als schakelbewijs te gebruiken. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11 januari 2000, ECLI:NL:PHR:2000:ZD1146) is het gebruik van aan andere bewezen geachte soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de gepleegde oplichtingen van [bedrijf 1] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] en de poging tot oplichting van [bedrijf 8] kunnen dienen als schakelbewijs voor de gepleegde oplichtingen van [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] , nu sprake is van een herkenbare en specifieke modus operandi van verdachte. Immers blijkt dat de werkwijze van de dader bij de afzonderlijke feiten telkens overeenkomt. Steeds wordt er contact opgenomen met een drankenhandel of slijterij, wordt namens een gerenommeerd bedrijf een bestelling geplaatst en wordt afgesproken dat betaald zal worden bij het retour brengen van de onaangebroken goederen. Steeds worden de goederen opgehaald met een Opel Zafira en worden nadien geen goederen terug gebracht en blijft betaling uit.
De feiten hebben bovendien in een korte periode plaatsgevonden: de bestelling bij [bedrijf 1] is opgehaald op 18 april 2018, bij de andere bedrijven werd de bestelling opgehaald tussen 5 juli 2016 en 29 juli 2016. In een aantal gevallen werd door de koper hetzelfde telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt en/of hebben aangevers het kenteken van de Opel Zafira [kenteken] waargenomen. Verdachte heeft verklaard dat deze Opel Zafira van hem was en dat hij de hoofdgebruiker was. Daarnaast komt het signalement dat de aangevers hebben opgegeven steeds overeen met de uiterlijke verschijning van verdachte.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen kan naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat het verdachte is geweest die ook medewerkers van [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] heeft opgelicht.
Gelet op het voorgaande vindt het door de verdediging geschetste alternatieve scenario zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. Daarbij komt dat verdachte geen verifieerbare gegevens van [alias verdachte] of [alias verdachte] heeft verstrekt en is er in het pand dat verdachte heeft aangewezen als de woning van deze [alias verdachte] niet een persoon met de naam [alias verdachte] ingeschreven geweest of aan iemand met de naam [alias verdachte] verhuurd geweest. Ook zijn door verdachte geen andere aanknopingspunten gegeven om zijn verhaal op juistheid te onderzoeken en bevat het dossier niets ter ondersteuning van het verhaal van verdachte. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van feit 3
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van oplichting en daarbij verklaard [22] dat verdachte aanbood om te bemiddelen als aangever een auto in Nederland wilde kopen. Op 20 februari 2017 heeft hij € 1.000,- en op 21 februari 2017 € 3.500,- overgemaakt naar de rekening van verdachte voor drie auto’s. Op 23 februari 2017 heeft hij wederom twee auto’s gekocht. Verdachte heeft bemiddeld voor de aankoop van deze auto’s, die te koop werden aangeboden door [bedrijf 9] in [plaats] . Via verdachte kreeg hij een rekening van de door aangever gekochte auto’s en aangever heeft € 6.000,- overgemaakt ten name van [bedrijf 9] naar het rekeningnummer dat op de rekening stond vermeld. Toen aangever de auto’s wilde ophalen in [plaats] bleek verdachte de auto’s niet in zijn bezit te hebben en bleek [bedrijf 9] hem geen factuur te hebben gestuurd. Uiteindelijk heeft aangever niets van verdachte ontvangen.
Verdachte, die woont in [plaats] , heeft verklaard dat hij voor aangever een valse factuur van [bedrijf 9] met daarop het bankrekeningnummer van zijn dochter heeft gemaakt [23] en dat de bedragen die in de aangifte worden genoemd bij hem terecht zijn gekomen. [24]
Bewijsoverwegingen
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] door het aannemen van een valse hoedanigheid en een listige kunstgreep – respectievelijk een betrouwbare verkoper en het sturen van een valse factuur – telkens heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag.
Uit de aangifte en de verklaring van verdachte blijkt weliswaar dat een eerdere transactie tussen beiden naar tevredenheid is verlopen, echter blijkt niet dat de € 6.000,- die in de tenlastelegging wordt genoemd betrekking heeft op deze transactie, zoals door de verdediging is aangevoerd. Voor zover deze transactie betrekking zou hebben op de Volkswagen Passat waarover [getuige 2] op pagina 269 van het proces-verbaal verklaart – wat verdachte overigens niet heeft verklaard – blijkt uit pagina 271 dat de tenaamstelling van dit voertuig op 13 februari 2017 is gewijzigd, terwijl de € 6.000,- pas op 23 februari 2017 door aangever is overgeboekt, zo blijkt uit pagina 241. Voor het overige is op geen enkele wijze gebleken of aannemelijk gemaakt dat de € 6.000,- die in de tenlastelegging wordt genoemd betrekking heeft op een eerdere transactie.
Uit de verklaring van [getuige 3] op pagina 246 blijkt dat [bedrijf 9] niet betrokken is bij de verkoop van de twee auto’s waarover aangever heeft verklaard en verdachte geen toestemming heeft gegeven om hun briefpapier te gebruiken, zoals verdachte heeft verklaard. Dat de valse factuur geen onderdeel van het proces-verbaal lijkt te zijn doet niet terzake, nu uit de aangifte en de verklaring van verdachte reeds blijkt dat verdachte een valse factuur heeft opgemaakt.
Ten aanzien van feit 4 en feit 5
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard [25] dat zij op 2 juli 2016 hoorde dat verdachte bij haar woning aan [adres 11] in [plaats] tegen haar schreeuwde: ‘
ik maak je af, ik maak je kapot, je zult nergens meer op straat veilig zijn. Je moet ogen van voor en achter hebben’. Ook heeft aangeefster verklaard: ‘
ik hoorde dat [verdachte] tegen mijn voordeur aan het trappen was. Ik hoorde dat hij dit meerdere keren deed. Ik zag dat [verdachte] ook met volle kracht tegen mijn voordeur aan het slaan was. (..) Ik heb veel meegemaakt en weet waar [verdachte] toe in staat kan zijn. [verdachte] deinst nergens voor terug. Ik ben daarom ook bang dat [verdachte] mij (..) iets aan zal doen. Nadat de politie weer weg was zat ik dat de voordeur van mijn huurwoning beschadigd was. Ik zat dat er deuken waren aangebracht in mijn voordeur. Deze zijn door [verdachte] aangebracht door middel van het trappen en slaan tegen mijn voordeur. Toen ik mijn voordeur wilde sluiten, merkte ik dat de voordeur in zijn geheel niet meer goed afsloot. De voordeur kan nog wel op slot, maar de deur is ontzet.’
[getuige 4] heeft verklaard [26] dat hij op 2 juli 2016 in de woning aan [adres 11] in [plaats] was en ineens geschreeuw hoorde. ‘
Ik hoorde dat [verdachte] tegen de voordeur aan trapte. Ik hoorde ook dat hij aan het schreeuwen was. Ik hoorde namelijk dat hij schreeuwde ‘ik maak je dood, hoerenkinderen’ en meer van dat soort grof taalgebruik. Ik weet niet meer precies was, want het is al even geleden dat het gebeurd is. (..) De voordeur van onze woning is doordat [verdachte] er tegen aan heeft getrapt beschadigd geraakt’.
Verdachte heeft verklaard dat hij een paar keer tegen de deur heeft getrapt. [27]
Bewijsoverwegingen
Anders dan het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 5 is de rechtbank van oordeel dat met de verklaring van [slachtoffer 2] en de verklaring van [getuige 4] – die beiden over hun eigen waarneming hebben verklaard over de bedreigende woorden en de vernielde deur – is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging en vernieling.
Door de raadsman is ten aanzien van feit 4 nog het verweer gevoerd dat sprake was van uitingen van onmacht en woede die geen bedreiging opleveren. De rechtbank overweegt dat de bewoordingen die verdachte heeft geuit weliswaar een emotionele ontlading kunnen zijn geweest, maar dit neemt niet weg dat de door verdachte geuite bewoordingen reeds op zichzelf beschouwd een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht opleveren en bij aangeefster bovendien ook de vrees konden opwekken en dat het, onder de omstandigheden waarin ze geuit werden, te verwachten was dat ze bij haar vrees zouden kunnen opwekken , te meer nu deze gepaard gingen met het trappen tegen de deur. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
Primair
hij in de periode van 18 april 2016 tot en met 2 augustus 2016 in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels,
- medewerk(st)ers van het bedrijf [bedrijf 1] (gevestigd aan [adres 7] ) en
- medewerkers van het bedrijf [bedrijf 2] (gevestigd aan [adres 2] ) en
- één medewerkster van het bedrijf [bedrijf 3] (gevestigd aan [adres 12] ) en
- één medewerker van het bedrijf [bedrijf 4] (gevestigd aan [adres 8] ) en
- één medewerker van het bedrijf [bedrijf 5] (gevestigd aan [adres 5] ) en
- medewerk(st)ers van het bedrijf [bedrijf 6] (gevestigd aan [adres 4] ) en
- medewerk(st)ers van het bedrijf [bedrijf 7] (gevestigd aan [adres 9] ),
telkens heeft bewogen tot de afgifte van (alcoholische) drank(en) en/of wijnglazen, hebbende verdachte telkens, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en in strijd met de waarheid,
- ( telefonisch) contact opgenomen met voornoemde bedrijven en
- vervolgens medegedeeld dat hij in naam van VDL Group en/of Nedcar en/of
Nefit en/of Plukon en/of Nutricia en/of Kivits een bestelling wilde plaatsen en
- vervolgens naar vernoemde bedrijven is gegaan om de bestelling op te halen en
- vervolgens zich heeft voorgedaan als iemand die kon handelen in naam voor VDL Group en/of Nedcar en/of Nefit en/of Plukon en/of Nutricia en/of Kivits en de bestelling kwam ophalen en
- heeft medegedeeld dat hij in naam van VDL Group en/of Nedcar en/of Nefit en/of Plukon en/of Nutricia en/of Kivits de bestelling kwam ophalen en;
- telkens zich heeft voorgedaan als een bonafide klant en
- telkens heeft afgesproken om de restanten een paar dagen
later terug te brengen en de factuur te betalen.
2.
hij in de periode van 26 juli 2016 tot en met 28 juli 2016, in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels,
- één medewerkster van het bedrijf [bedrijf 8] (gevestigd aan [adres 10] )
te bewegen tot de afgifte van (alcoholische) dranken, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid,
- telefonisch contact heeft opgenomen met [bedrijf 8] en
- vervolgens medegedeeld dat hij in naam van het bedrijf ' Nutricia ' een bestelling wilde plaatsen en is hij
- vervolgens naar [bedrijf 8] gegaan om de bestelling op te halen en heeft hij
- vervolgens zich voorgedaan als iemand die kon handelen in naam van Nutricia en de bestelling kwam ophalen en
- vervolgens medegedeeld dat hij in naam van Nutricia de bestelling kwam ophalen en
- heeft hij zich voorgedaan als een bonafide klant en
- gesproken om de restanten een paar dagen later terug te brengen en de factuur te betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in de periode van 20 februari 2017 tot en met 23 februari 2017 in Deventer, meermalen, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en een listige
kunstgreep,
[slachtoffer 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van 1000 euro en 3500 euro en
6000 euro, hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en listiglijk in strijd met de waarheid,
- met die [slachtoffer 1] een prijs voor de aankoop van genoemde goederen (auto’s) overeengekomen en
- vervolgens telkens die [slachtoffer 1] , het rekeningnummer van verdachte en/of het rekeningnummer van de dochter van verdachte gegeven waarop het overeengekomen geldbedrag overgemaakt diende te worden en
- ( vervolgens die [slachtoffer 1] een valse factuur van [bedrijf 9] heeft toegestuurd;
aldus telkens voorgedaan als een betrouwbaar verkoper, waardoor die [slachtoffer 1] telkens werd bewogen tot afgifte van een geldbedrag;
4
hij op 2 juli 2016 in de gemeente Deventer, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: 'ik maak je af' en 'ik maak je kapot' en 'je zult nergens op straat veilig zijn' en 'je moet ogen van voor en achteren hebben' en 'ik maak je dood, kankerhoer’;
5
hij op 2 juli 2016 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur van een woning gelegen aan [adres 11] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met volle kracht tegen de
voordeur te slaan en te trappen;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf: poging tot oplichting
feit 3
het misdrijf: oplichting
feit 4
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 5
het misdrijf: vernieling

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 Sr en verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zeven bedrijven opgelicht en één bedrijf proberen op te lichten, door in naam van gerenommeerde bedrijven grote bestellingen te plaatsen en af te halen. Op geraffineerde wijze heeft verdachte ingespeeld op een voor slijterijen gebruikelijke handelswijze en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door deze winkeliers in het algemeen in hun klanten wordt gesteld. Verdachte heeft overlast en financiële schade bij deze winkeliers veroorzaakt. Bovendien wordt door klanten als verdachte het economische verkeer belemmerd. Daarnaast heeft verdachte een autohandelaar opgelicht en zijn ex-partner bedreigd en de deur van haar woning vernield. Gelet op de ernst en het aantal misdrijven is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen rapport van Reclassering Nederland van 21 september 2018. Daaruit blijkt dat de kans op recidive als gemiddeld-hoog wordt ingeschat. Door de financiële problemen van verdachte en de stress daarvan kan herhaling, ook op korte termijn, niet worden uitgesloten. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte staat op dit moment onder toezicht van de reclassering. Dat is eerder een beschermende factor gebleken. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met andere dan de reeds opgelegde interventies of een verlengd toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Recente ervaringen laten zien dat verdachte goed in staat is een taakstraf positief af te ronden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare situaties als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft de rechtbank ten nadele van verdachte meegewogen dat hij al meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zo blijkt uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 12 juni 2018.
Uit het uittreksel blijkt ook dat verdachte op 28 februari 2017 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld. Dat brengt met zich mee dat verdachte in de onderhavige zaak schuldig wordt verklaard aan misdrijven die voor die strafoplegging zijn gepleegd. De misdrijven waaraan verdachte in de onderhavige zaak schuldig wordt verklaard hadden echter door het Gerechtshof niet gelijktijdig kunnen worden behandeld, terwijl de strafoplegging in eerste aanleg heeft plaatsgevonden vóór de onderhavige misdrijven. Dat betekent dat geen sprake is van voordeel dat de verdachte is misgelopen dat de samenloopbepalingen hem bij gelijktijdige berechting zou hebben geboden. Daarom zal de rechtbank de strafoplegging door het Gerechtshof op 28 februari 2017 niet op voet van artikel 63 Sr in rekening brengen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat de onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten al (ruim) tweeënhalf jaar geleden zijn gepleegd en het onder 3 tenlastegelegde bijna twee jaar geleden. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om verdachte thans niet meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zoals door de officier van justitie is geëist. Gelet op het volgens de reclassering gemiddeld-hoge recidivegevaar, en de omstandigheid dat verdachte naar eigen zeggen nog af en toe een klusje doet om wat bij te verdienen, acht de rechtbank het wel noodzakelijk aan hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren als stok achter de deur op te leggen. Zoals door de reclassering geadviseerd zal de rechtbank hieraan geen bijzondere voorwaarden verbinden. Omdat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf zoals door de raadsman is betoogd, acht de rechtbank het passend en geboden verdachte daarnaast een taakstraf van 180 uren op te leggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partij
[bedrijf 1] , vertegenwoordigd door [slachtoffer 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om voor materiële schade schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 674,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om voor materiële schade schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.087,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[bedrijf 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen, overigens zonder daarbij een bedrag te vermelden.
[bedrijf 10] , vertegenwoordigd door [slachtoffer 10] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om voor materiële schade schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 705.92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[bedrijf 7] , vertegenwoordigd door [slachtoffer 8] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om voor materiële schade schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.401,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – een aantal vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard vanwege het ontbreken van een machtiging waaruit blijkt dat indiener namens de rechtspersoon is bevoegd haar in rechte te vertegenwoordigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 1]
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse materiële schade is toegebracht. De vordering is ingediend door [slachtoffer 3] , die blijkens het uittreksel uit het handelsregister bevoegd is om de benadeelde partij in rechte te vertegenwoordigen. Inhoudelijk is de vordering niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiele schade (een bedrag van € 674,32) daarom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
De rechtbank overweegt dat uit pagina 147 van het proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 4] – de indiener van de vordering – aangifte heeft gedaan namens zichzelf én namens [bedrijf 2] en dat hij de eigenaar is van [bedrijf 2] . Daaruit concludeert de rechtbank dat sprake is van een eenmanszaak, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen privévermogen en ondernemingsvermogen. Hoewel de opsteller van de tenlastelegging ervoor heeft gekozen om [bedrijf 2] op de tenlastelegging te vermelden, is [slachtoffer 4] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks dezelfde materiële schade als [bedrijf 2] toegebracht. Feitelijk heeft verdachte hen dezelfde schade toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is [slachtoffer 4] daarom ontvankelijk is zijn vordering als benadeelde partij.
Nu de vordering inhoudelijk niet is betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk is, zal de rechtbank de gevorderde materiele schade (een bedrag van € 1.087,35) toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 3]
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijf 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is, omdat op het voegingsformulier geen bedragen zijn ingevuld en er geen uittreksel uit het handelsregister of een machtiging is gevoegd waaruit blijkt dat de indiener bevoegd was om de benadeelde partij – een rechtspersoon – in rechte te vertegenwoordigen.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 10]
De rechtbank is van oordeel dat de [bedrijf 10] in haar vordering niet-ontvankelijk is, omdat bij het voegingsformulier geen machtiging is gevoegd waaruit blijkt dat [slachtoffer 10] bevoegd is om namens de benadeelde partij – een rechtspersoon – een vordering in te dienen.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 7]
De rechtbank overweegt dat uit pagina 227 van het proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer 8] aangifte heeft gedaan namens zichzelf én namens [bedrijf 7] en dat hij de eigenaar is van [bedrijf 7] . Daaruit concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 8] bevoegd is om [bedrijf 7] in rechte te vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de rechtbank is [slachtoffer 8] daarom ontvankelijk is haar vordering.
Nu de vordering inhoudelijk niet is betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk is, zal de rechtbank de gevorderde materiele schade (een bedrag van € 1.401,50) toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf: poging tot oplichting
feit 3
het misdrijf: oplichting
feit 4
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 5
het misdrijf: vernieling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
Benadeelde partijen [bedrijf 3] en [bedrijf 10]
- bepaalt dat de benadeelde partijen [bedrijf 3] en [bedrijf 10] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering, en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
Benadeelde partij [bedrijf 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 674,32 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2016) ;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 674,32,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 13 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.087,35 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2016) ;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.087,35,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.401,50 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016) ;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.401,50 ,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 24 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. A. Oosterveld en mr. E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
Buiten staat
Mr. A. Oosterhof, mr. E. Leentjes en mr. J.P. Ponsteen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017461069. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] namens [bedrijf 1] , pagina 115 en 116.
3.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, pagina 118.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] over het telefonische contact met [medewerker 1] , pagina 140.
5.Verklaring van verdachte ter zitting van 11 december 2018
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , mede namens [bedrijf 2] , pagina 147 tot en met 149.
7.Het proces-verbaal van verhoor [medewerker 2] , pagina 153.
8.Verklaring van verdachte ter zitting van 11 december 2018.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] mede namens [bedrijf 3] , pagina 155 en 156, en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , pagina 157 tot en met 161.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] namens [bedrijf 4] , pagina 165 tot en met 169.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] mede namens [bedrijf 5] , pagina 171 tot en met 176.
12.Verklaring van verdachte ter zitting van 11 december 2018.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] namens [bedrijf 6] , pagina 181 tot en met 183.
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , pagina 184 en 185
15.Verklaring verdachte ter zitting van 11 december 2018.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] mede namens [bedrijf 7] , pagina 227 en 228.
17.Verklaring verdachte ter zitting van 11 december 2018.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] mede namens [bedrijf 8] , pagina 196 tot en met 198.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] , pagina 222, eerste alinea, derde tot en met de vijfde regel.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 9] , pagina 222, derde alinea, vijfde regel.
21.Verklaring verdachte ter zitting van 11 december 2018.
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 235 en 236.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 22 mei 2017, pagina 295, vijfde alinea.
24.De verklaring van verdachte ter zitting van 11 december 2018 en ook het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , pagina 257
25.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 141 en 142.
26.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , pagina 143 en 144.
27.Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 22 mei 2017, pagina 287, dertiende alinea, achtste regel.