ECLI:NL:RBOVE:2018:503

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
08-996076-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor faillissementsfraude door een Duitse man en katvanger met vrijspraak voor boekhouder

Op 19 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 60-jarige man uit Duitsland, die werd beschuldigd van faillissementsfraude met betrekking tot twee bedrijven in Delfzijl. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de man, die dacht nog maar twee jaar te leven te hebben door zijn ziekte, zich schuldig had gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door goederen aan de boedel te onttrekken en niet te voldoen aan zijn administratieve verplichtingen. Daarnaast werd een 28-jarige katvanger veroordeeld tot 80 uur werkstraf, terwijl de boekhouder werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de verboden gedragingen van de failliete rechtspersonen, en dat hij opzettelijk gebruik had gemaakt van een vals geschrift. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat leidde tot een hogere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-996076-15 (P)
Datum vonnis: 19 februari 2018
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 februari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.H.J. Bollen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [Uitzendburo] BV in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 door goederen aan de boedel te onttrekken;
feit 2:feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [Uitzendburo] BV in de periode van 18 juni 2013 tot en met 30 juni 2013 doordat de administratie van voornoemd bedrijf niet bewaard is voor de curator en deze administratie ook niet is getoond aan de curator;
feit 3:feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [Industrieservice] BV in de periode van 1 april 2012 tot en met 17 december 2013 door goederen aan de boedel te onttrekken;
feit 4:feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [Industrieservice] BV in de periode van 17 december 2013 tot en met 31 december 2013 doordat de administratie van voornoemd bedrijf niet bewaard is voor de curator en deze administratie ook niet is getoond aan de curator;
feit 5:feitelijk leiding heeft gegeven aan het wederrechtelijk toe-eigenen van diverse goederen door [Beheer] BV in de periode van 1 april 2012 tot en met 15 december 2015;
feit 6:in de periode van 1 november 2013 tot en met 31 december 2013 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste brief.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[Uitzendburo] B.V., welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Noord
Nederland d.d. 18 juni 2013 in staat van faillissement is verklaard, in of
omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 30 juni 2013, in de
gemeente Delfzijl, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer ander(en), ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn
schuldeisers, lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan
de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben [Uitzendburo] B.V. en/of zijn mededader(s) telkens aan de boedel onttrokken:
-een hoeveelheid steigermateriaal met een beoogde verkoopwaarde van 102.750 euro en/of;
-een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] en/of
-een heftruck met kenteken [kenteken 2] ( o.a. DOC-055, p. 671);
zulks terwijl hij, verdachte, telkens tot bovenomschreven strafbare feit(en)
opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
[Uitzendburo] B.V., welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Noord
Nederland d.d. 18 juni 2013 in staat van faillissement is verklaard, in of
omstreeks de periode van 18 juni 2013 tot en met 30 juni 2013, in de
gemeente Delfzijl en/of de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en - daartoe uitgenodigd en
aangemaand door de curator - tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en
gegevensdragers als in dat artikel bedoeld,
zulks terwijl hij tot bovenomschreven strafbare feit, opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
3.
[Industrieservice] B.V. welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank
Noord Nederland d.d. 17 december 2013 in staat van faillissement is verklaard,
in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 17 december 2013 in de
gemeente Delfzijl,
tezamen en in verenging met een of meer ander(en), althans alleen, ter
bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers,
lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan
de boedel heeft onttrokken,
immers heeft [Industrieservice] B.V. en/of haar mededaders telkens
onttrokken aan de boedel:
-een hoeveelheid steigermateriaal met een aankoopwaarde van in totaal 138.900,-;
zulks terwijl hij, verdachte, telkens tot bovenomschreven strafbare feit
opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging;
4.
[Industrieservice] BV, welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank
Noord Nederland d.d. 17 december 2013 in staat van faillissement is
verklaard, in of omstreeks de periode van 17 december 2013 tot en met 31
december 2013, in de gemeente Delfzijl en/of de gemeente Groningen,
tezamen en in verenging met een ander(en), ter bedrieglijke verkorting van de
rechten van zijn schuldeisers,
niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en - daartoe uitgenodigd en
aangemaand door de curator - tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en
gegevensdragers als in dat artikel bedoeld,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbare feit, opdracht
heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven
verboden gedraging;
5.
[Beheer] B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
april 2012 tot en met 15 december 2015 te Termunterzijl, gemeente Delfzijl,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, telkens:
-een hoeveelheid steigermateriaal met een aankoopwaarde van 102.750, toebehorende aan [Uitzendburo] en/of;
-een vrachtauto ( [kenteken 1] ) toebehorende aan [Uitzendburo] en/of
-een heftruck met kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [Uitzendburo] en/of;
-een hoeveelheid steigermateriaal met een aankoopwaarde van 138.900,- toebehorende aan [Industrieservice] ,
althans aan een ander of anderen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend,
zulks terwijl hij, verdachte, telkens tot bovenomschreven strafbare feit(en)
opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan
bovenomschreven verboden gedraging(en);
6.
hij op één of meer tijdstippen in periode van 1 november 2013 tot en met 31
december 2013 in de gemeente Delfzijl,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste brief van de
belastingdienst gericht aan [Industriemontage] B.V. d.d. 7 november 2013
(DOC-049, p. 665) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, en bestaande
dat gebruikmaken hierin dat de brief is verstrekt aan [naam 1] van het
bedrijf [bedrijf 2] en bestaande die valsheid of
vervalsing hierin dat:
-in strijd met de waarheid is vermeldt dat [Industrieservice] B.V. alle aangegeven loonheffingen over de verstreken periode tot 1 november 2013 heeft betaald en/of
-de brief namens de belastingdienst zou zijn opgemaakt en verstuurd aan [Industriemontage] B.V. en ondertekend door [naam 2] terwijl dat niet zo w was;
terwijl hij wist althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit geschrift
bestemd was voor zodanig gebruik;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de inhoud van het dossier en de daarin opgenomen getuigenverklaringen en stukken gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[Uitzendburo] BV (verder te noemen: Uitzendburo) is volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel op 18 juli 1996 opgericht en hield zich bezig met het exploiteren van een uitzendbureau. Verdachte was sinds 21 juli 2000 algemeen directeur en bestuurder en hij was naast drie andere aandeelhouders voor 49% aandeelhouder.
Medeverdachte [medeverdachte 1] (verder te noemen: [medeverdachte 1] ) stond sinds 29 januari 2013 bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als aandeelhouder. Deze registratie is echter teruggedraaid omdat de aandelenoverdracht naar [medeverdachte 1] niet is doorgegaan in verband met het feit dat een medeaandeelhouder onbereikbaar was.
Uitzendburo is op 18 juni 2013 failliet verklaard waarbij mr. M.A. Pasma tot curator is aangesteld.
[Industrieservice] BV (verder te noemen: Industrieservice) is volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel op 22 augustus 2008 opgericht. Verdachte was tot 29 januari 2013 100% aandeelhouder en bestuurder van Industrieservice.
Vanaf 29 januari 2013 is [medeverdachte 1] 100% aandeelhouder en bestuurder van Industrieservice.
Industrieservice is op 17 december 2013 failliet verklaard waarbij mr. R.G.A. Luinstra tot curator is aangesteld.
Administratiekantoor [bedrijf 3] van medeverdachte [medeverdachte 2] (verder te noemen: [medeverdachte 2] ) staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder de handelsnaam Maatschap [bedrijf 4] . Administratiekantoor [bedrijf 3] was ten tijde van het faillissement van Uitzendburo en Industrieservice de boekhouder van beide bedrijven. Bij de doorzoeking op 26 mei 2015 zijn op de zolder van de privéwoning van [medeverdachte 2] fysieke administratieve stukken, een USB-stick met administratie en het ketendossier van Uitzendburo en Industrieservice over het jaar 2012 aangetroffen.
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 6
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • Een geschrift zijnde de aangifte van de curator mr. M.A. Pasma van 5 december 2014 (AG-001 blz. 245 en volgende);
  • Een geschrift zijnde de aangifte van de curator mr. R.G.A. Luinstra van 8 december 2014 (AG-002 blz. 308 en volgende);
  • Een geschrift zijnde het uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [Uitzendburo] BV d.d. 10 april 2015 (DOC-001 blz. 569 en volgende);
  • Een geschrift zijnde het uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [Industrieservice] BV d.d. 3 april 2015 (DOC-002 blz. 576 en volgende);
  • Een geschrift zijnde een brief van de Belastingdienst gericht aan [Industriemontage] BV d.d. 7 november 2013 (DOC-049, blz. 665);
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 augustus 2015 (V-001-02 blz. 467);
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 augustus 2015 (V-001-03 blz. 473 en 476);
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 augustus 2015 (V-001-04 blz. 482, 483 en 484).
Ten aanzien van de feiten 2 en 4
Artikel 15i, eerste lid van boek 3 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt: Een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, is verplicht van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf of beroep, naar de eisen van dat bedrijf of beroep, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
Daarnaast is iedere ondernemer wettelijk verplicht de administratie zeven jaar te bewaren. Bij het voeren van een deugdelijke boekhouding, als bedoeld in de hiervoor weergegeven bepalingen uit het BW, gaat het in ieder geval om basisgegevens als:
- het grootboek;
- de debiteuren- en crediteurenadministratie;
- de voorraadadministratie;
- de in- en verkoopadministratie;
- de loonadministratie (bij personeel).
Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen, worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als in geval van een faillissement de curator niet kan beschikken over een deugdelijke administratie, dit benadeling van de (faillissements-)schuldeisers met zich meebrengt.
Verdachte was bestuurder en aandeelhouder van Uitzendburo. Tot 29 januari 2013 was [verdachte] ook aandeelhouder van Industrieservice. Ten aanzien van Industrieservice heeft de opvolgend aandeelhouder [medeverdachte 1] verklaard dat hij in opdracht van verdachte als katvanger zou fungeren, dat daarom de aandelen aan hem zijn overgedragen, dat hem door verdachte was verteld dat Industrieservice uiteindelijk failliet zou worden verklaard en dat [medeverdachte 1] zelf niets heeft gedaan binnen Industrieservice.
De getuige [getuige] heeft voorts bij de Belastingdienst/FIOD verklaard dat verdachte de feitelijke baas was van deze vennootschap.
Voor zover het verwijt ziet op de bewaar- en afgifteverplichting van de administratie na de overdracht van Industrieservice aan [medeverdachte 1] , overweegt de rechtbank dat die verplichting in beginsel rust op de bestuurder die op het moment van het faillissement (formeel) bestuurder is van de rechtspersoon. Dit is echter anders als de voormalig bestuurder een zogeheten katvanger naar voren heeft geschoven als opvolgend bestuurder, terwijl hij de zeggenschap binnen de rechtspersoon feitelijk zelf heeft behouden. In dat geval blijft de oude bestuurder (in casu verdachte) verantwoordelijk voor het bijhouden en de afgifte van de administratie van de vennootschap.
Nadat Uitzendburo en Industrieservice in staat van faillissement zijn verklaard, is verdachte gevraagd om de administratie van Uitzendburo en Industrieservice aan de curator te verstrekken. Verdachte heeft volgens beide curatoren tegenover hen verklaard niet meer over de administratie van de failliete rechtspersonen te beschikken. Bij de Belastingdienst/FIOD heeft verdachte daarover onder meer verklaard dat [medeverdachte 1] bij hem langs is geweest en daar een gedeelte van de papieren administratie van de desbetreffende rechtspersonen van hem heeft gekregen. Volgens verdachte was dat voordat hij en [medeverdachte 1] naar de notaris zijn geweest voor de overdacht van de voornoemde BV’s. Verdachte heeft verder verklaard dat hij een USB-stick met digitale gegevens bij de notaris aan [medeverdachte 1] heeft gegeven en dat de rest van de administratie zich bij [medeverdachte 2] op kantoor bevond. [medeverdachte 2] zou dat aan [medeverdachte 1] afgeven.
In de bij de boekhouder aangetroffen administratie is een document aangetroffen, gedateerd januari 2013 en ondertekend door [medeverdachte 1] , waarin staat dat [medeverdachte 1] de gehele boekhouding en administratie van Uitzendburo en Industrieservice heeft ontvangen. [medeverdachte 1] heeft erkend dat hij deze verklaring heeft ondertekend, terwijl hij in werkelijkheid helemaal geen administratie van Uitzendburo en Industrieservice had ontvangen. Die verklaring van [medeverdachte 1] vindt steun in het dossier.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat hij alle administratie aan [medeverdachte 1] had verstrekt, dan ook als ongeloofwaardig ter zijde. Naast het hiervoor overwogene neemt de rechtbank in dit verband mede in overweging verdachtes verklaring dat hij zich ten aanzien van de in voornoemde rechtspersonen bevindende activa schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude en dat dit te maken had met het feit dat hij door zijn ziekte nog maar twee jaar te leven had, het daarom financieel nog goed wilde hebben en dat hij van de opbrengst van de fraude goed heeft geleefd.
Uiteindelijk hebben de curatoren geen administratie van Uitzendburo en Industrieservice gekregen van verdachte, noch van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hierdoor hebben de curatoren niet kunnen controleren of er (meer) baten in deze faillissementen waren, en meer in zijn algemeenheid de rechten en verplichtingen van Uitzendburo en Industrieservice niet kunnen vaststellen, waardoor de rechten van de schuldeisers zijn verkort.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan Uitzendburo en Industrieservice terzake van het niet voldoen aan de op hen rustende verplichting ten opzichte van het voeren, bewaren en het – na aanmaning door de curator – tevoorschijn brengen van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het BW.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 5 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die aantonen dat [Beheer] BV zich wederrechtelijk goederen heeft toegeëigend. Derhalve is dit feit niet wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven en in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
[Uitzendburo] BV, welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 18 juni 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013, in Nederland, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, enig goed aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft [Uitzendburo] BV aan de boedel onttrokken:
- een hoeveelheid steigermateriaal en
- een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] en
- een heftruck met kenteken [kenteken 2] ;
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
2.
[Uitzendburo] BV, welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 18 juni 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 18 juni 2013 tot en met 30 juni 2013, in Nederland, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en - daartoe uitgenodigd en aangemaand door de curator - tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers als in dat artikel bedoeld,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
3.
[Industrieservice] BV, welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 17 december 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van
1 april 2012 tot en met 17 december 2013 in de gemeente Delfzijl ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, enig goed aan de boedel heeft onttrokken,
immers heeft [Industrieservice] BV onttrokken aan de boedel:
-een hoeveelheid steigermateriaal met een aankoopwaarde van in totaal € 138.900,--,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
4.
[Industrieservice] BV, welke rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 17 december 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 17 december 2013 tot en met 31 december 2013, in de gemeente Delfzijl en/of de gemeente Groningen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en - daartoe uitgenodigd en aangemaand door de curator - tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers als in dat artikel bedoeld,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven
verboden gedraging;
6.
hij in periode van 1 november 2013 tot en met 31 december 2013 in de gemeente Delfzijl, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse brief van de Belastingdienst gericht aan [Industriemontage] BV d.d. 7 november 2013 - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat de brief is verstrekt aan [naam 1] van het bedrijf [bedrijf 2] en bestaande die valsheid hierin dat:
- in strijd met de waarheid is vermeld dat [Industrieservice] BV alle aangegeven loonheffingen over de verstreken periode tot 1 november 2013 heeft betaald en
- de brief namens de Belastingdienst zou zijn opgemaakt en verstuurd aan [Industriemontage] BV en ondertekend door [naam 2] terwijl dat niet zo was,
terwijl hij wist, dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225 lid 2 en 341 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf:
bedrieglijke bankbreuk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feit 6
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren en dat verdachte daarnaast voor de duur van drie (3) jaren het recht wordt ontzegd om op te treden als bestuurder van een vennootschap.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode bezig gehouden met faillissementsfraude en heeft daarnaast een vals geschrift gebruikt om aan te tonen dat hij loonheffingen zou hebben betaald. Dit alles omdat verdachte dacht dat hij door zijn ziekte nog twee jaren te leven had en het daarom financieel nog goed wilde hebben. Op geen enkele wijze komt naar voren dat verdachte zich ook maar enigszins heeft bekommerd om de belangen van de betrokken schuldeisers in zijn faillissement. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Voorts heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, zijnde 26 mei 2015, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met een jaar en acht maanden is overschreden. De rechtbank houdt met deze overschrijding van de redelijke termijn rekening bij het bepalen van de strafmaat.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Deze geven bij een benadelingsbedrag tussen € 250.000,-- en € 500.000,-- een gevangenisstraf aan van tussen de 12 en 18 maanden.
De rechtbank ziet hierin reden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die hoger is dan de straf die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet geen reden om de door de officier van justitie geëiste bijkomende straf aan verdachte op te leggen nu verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 51 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring/vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3 en feit 4
telkens het misdrijf:
bedrieglijke bankbreuk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feit 6
het misdrijf:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijftien (15) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee (2) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Een geschrift zijnde de aangifte van de curator mr. M.A. Pasma van 5 december 2014 (AG-001 blz. 245 en volgende);
2.
Een geschrift zijnde de aangifte van de curator mr. R.G.A. Luinstra van 8 december 2014 (AG-002 blz. 308 en volgende);
3.
Een geschrift zijnde het uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [Uitzendburo] BV d.d. 10 april 2015 (DOC-001 blz. 569 en volgende);
4.
Een geschrift zijnde het uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [Industrieservice] BV d.d. 3 april 2015 (DOC-002 blz. 576 en volgende);
5.
Een geschrift zijnde het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 juni 2013 (AG-001-36 blz. 280), in welk vonnis Uitzendburo in staat van faillissement is verklaard en mr. M.A. Pasma tot curator is aangesteld;
6.
Een geschrift zijnde het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 december 2013 (AG-002-4 blz. 311), in welk vonnis Industrieservice in staat van faillissement is verklaard en mr. R.G.A. Luinstra tot curator is aangesteld;
7.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [medeverdachte 1] d.d. 8 juli 2015 (V-002-01 blz. 486 e.v. van het dossier), voor zover inhoudende:
Ik heb een klein stapeltje administratie van [verdachte] ontvangen. Dit was informatie dat ik aandeelhouder ben geworden en dergelijke. lk heb geen ordners met facturen, administratie, bankpassen of andere zaken ontvangen.
Op DOC-034 lezen wij dat [medeverdachte 1] de volgende stukken in ontvangst heeft genomen:
1. Complete kas en bank administratie tot en met heden
2. Complete mappen van inkoop- en verkoopfacturen tot en met heden
3. De complete loonadministratie tot en met 31 december 2012 op usb stick
4. De accountantsdossiers van de externe adviseur bijgewerkt tot en met heden
5. Verder nog overige correspondentie mappen en andere dossiers en mappen met diverse
gegevens van beide vennootschappen
6. Map met fiscale documentatie en briefwisselingen tot en met 2012
7. Map met kopie brieven tot en met heden
Vraag verbalisanten:
Herkent u dit? Heeft u deze administratieve en boekhoudkundige gegevens ontvangen?
Verklaring verdachte:
Ik heb dit destijds gelezen. Ik heb niets ontvangen maar ik heb hier wel voor getekend.
Ik ben toen via [naam 3] in contact gekomen met [verdachte] . Wij hebben met z'n drieën deze illegale praktijken besproken. Met illegale praktijken bedoel ik dat ik als katvanger de BV's op mijn naam zou zetten. Dit gesprek heeft begin januari 2013 plaatsgevonden. Bij mijn weten heb ik die dag een formulier ondertekend. Ik weet hier niet meer de inhoud van. De heer [verdachte] vertelde toen dat de BV's failliet zouden gaan. Ik heb een aantal administratieve stukken ontvangen, waaronder stukken van de notaris dat ik aandeelhouder was. Ik heb geen overige administratie, digitale zaken of bankrekeningen gekregen van [verdachte] ontvangen.
Ik wist wel dat Industrieservice failliet zou gaan.
7.
Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] d.d. 14-8-2015 (V-0-010-01 blz. 534), voor zover inhoudende:
De heer [verdachte] was de feitelijke baas van [Industrieservice] BV.
8.
Een geschrift zijnde de lijst van inbeslagname op het woonadres van de medeverdachte [medeverdachte 2] (blz. 456) waaruit blijkt dat er administratie is aangetroffen van de ondernemingen Uitzendburo en Industrieservice.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer 55483. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.