In deze zaak, die op 16 november 2018 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee gewezen echtgenoten over de hoogte van de kinder- en partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.J. Driessen, vordert dat de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.H. Mühlstaff, de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking stopzet en het loonbeslag dat op zijn inkomen is gelegd, opheft. De man stelt dat er een gewijzigde alimentatieregeling is ontstaan per 1 mei 2015, waar de vrouw zich niet aan houdt, en dat zij misbruik van recht maakt door het loonbeslag voort te zetten.
De vrouw betwist de gewijzigde regeling en stelt dat de man zijn verplichtingen niet nakomt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van de man. De rechter overweegt dat de vrouw misbruik van recht maakt door de tenuitvoerlegging van de beschikking van 9 december 2009 voort te zetten, terwijl de man erop mocht vertrouwen dat de alimentatieverplichtingen waren gewijzigd op basis van het advies van het LBIO. De voorzieningenrechter schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking en beveelt de vrouw om het loonbeslag op te heffen.
De rechter beslist dat de vrouw de tenuitvoerlegging van de beschikking moet stoppen en het LBIO opdracht moet geven om het loonbeslag op te heffen, op straffe van een dwangsom. Tevens wordt de vrouw veroordeeld tot terugbetaling van het teveel ingevorderde bedrag. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. L.M. Rijksen.