ECLI:NL:RBOVE:2018:4982

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
C/08/224677 / KG ZA 18-314
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot straat- en contactverbod in kort geding

In deze zaak, die op 3 december 2018 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft eiseres een vordering ingediend tegen gedaagde, die niet verschenen is. Eiseres vorderde een straat- en contactverbod voor de duur van een jaar, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding. De vordering was gebaseerd op een dreiging die gedaagde op 6 juni 2018 via Whatsapp aan eiseres had geuit, waarbij hij haar had bedreigd met geweld en het in brand steken van haar huis. Eiseres vreesde dat gedaagde deze dreigementen zou uitvoeren, vooral gezien hun verleden van mishandeling en de vastgestelde psychische problemen van gedaagde.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet verschenen was en dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed, waardoor verstek verleend werd. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseres ongegrond waren. Er was onvoldoende bewijs van een actuele dreiging van onrechtmatig handelen door gedaagde. De rechter merkte op dat eiseres geen bewijs had geleverd van de dreigementen, aangezien zij alleen het proces-verbaal van aangifte had overgelegd en niet het bijbehorende Whatsapp-gesprek. Bovendien had er sinds de dreiging geen onrechtmatig gedrag van gedaagde plaatsgevonden en was er een periode van goed contact tussen partijen geweest.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F.E.J. Goffin op 3 december 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/224677 / KG ZA 18-314
Vonnis in kort geding van 3 december 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J.M. Ringerwöle-de Jong te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot oktober 2015 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is op [geboortedatum] [A] geboren.
2.2.
Op 6 april 2014 heeft [gedaagde] een huisverbod voor de duur van twee maanden opgelegd gekregen vanwege mishandeling van [eiseres] . Tijdens dit contactverbod hebben partijen elkaar stiekem ontmoet.
2.3.
Op 9 september 2015 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van mishandeling c.q. huisvredebreuk door [gedaagde] .
2.4.
In het overzicht van de bij de politie geregistreerde meldingen over [eiseres] staat vermeld dat op 10 mei 2016 en op 18 november 2016 een ruzie/twist (zonder vervolg) heeft plaatsgevonden.
2.5.
Op 12 juni 2018 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] op 6 juni 2018. Deze bedreiging vond plaats door middel van Whatsapp-berichten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – een straat- en contactverbod voor de duur van een jaar, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] op 6 juni 2018 heeft gedreigd haar in elkaar te slaan en haar huis in de brand te steken. [eiseres] vreest dat hij uitvoering zal geven aan deze dreigementen, omdat hij haar eerder heeft mishandeld en een psychiater in 2013/2014 heeft vastgesteld dat hij - onder andere - een agressieprobleem heeft en dat hij narcistisch is. Ook is [eiseres] bang dat [gedaagde] ongevraagd voor haar deur zal staan op de verjaardag van hun dochter.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2.
Nu tegen [gedaagde] verstek wordt verleend, liggen de vorderingen van [eiseres] in beginsel voor toewijzing gereed, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt met betrekking tot het gevorderde contact- en straatverbod voorop dat een dergelijke maatregel grote inbreuk maakt op het aan een ieder toekomend fundamentele recht van bewegings- en contactvrijheid. Voor toewijzing hiervan in kort geding moet aannemelijk zijn dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dergelijke ingrijpende inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarbij dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van actueel en toekomstig onrechtmatig handelen.
4.4.
Uit de door [eiseres] in de dagvaarding gestelde feiten en omstandigheden, die zij ter zitting heeft toegelicht, volgt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat sprake is van een dergelijke dreiging. In dit verband is van belang dat de voorzieningenrechter de ernst en de context van de bedreigingen van 6 juni 2018 niet kan beoordelen, nu [eiseres] alleen het proces-verbaal van aangifte in het geding heeft gebracht en zij het daaraan gehechte Whatsapp-gesprek, waarin [gedaagde] zijn dreigementen heeft geuit, niet heeft overgelegd. Dit klemt temeer nu uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat partijen tijdens dit gesprek over en weer berichten naar elkaar hebben gestuurd waarbij [eiseres] (ook) (een) feitelijke onjuisthe(i)d(en) heeft bericht. Daarnaast is in aanmerking genomen dat partijen vanaf eind 2016 tot 6 juni 2018 goed contact met elkaar hebben gehad, waarbij [gedaagde] zijn dochter regelmatig zag in de woning van [eiseres] . Bovendien is na 6 juni 2018 geen sprake geweest van enig onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eiseres] . Ter zitting heeft [eiseres] toegelicht dat [gedaagde] na 6 juni 2018 slechts tweemaal via Facebook contact heeft opgenomen met [eiseres] , waarbij hij heeft gevraagd of hun dochter wat nodig had. [eiseres] heeft voorts de door haar gestelde psychische problemen van [gedaagde] op geen enkele wijze onderbouwd en de mishandelingen waarvan zij aangifte heeft gedaan, hebben enkele jaren geleden plaatsgevonden. Dat [gedaagde] mogelijk ongevraagd voor de deur zal staan op de verjaardag van hun dochter, is op zichzelf onvoldoende om een actuele en toekomstige dreiging van onrechtmatig handelen te kunnen aannemen.
4.5.
Gezien het voorgaande komt het gevorderde de voorzieningenrechter ongegrond voor. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ,
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2018. (EvdB)