ECLI:NL:RBOVE:2018:4980

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
225355 KG RK 18-680
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter wegens weigering geluidsopname tijdens zitting

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. De verzoeker, hierna te noemen [verzoeker], had op 9 november 2018 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. M.C. Bosch, kantonrechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de weigering van de kantonrechter om [verzoeker] toe te staan een geluidsopname te maken van de zitting. [verzoeker] stelde dat hij recht had op het maken van opnames, omdat artikel 139a van het Wetboek van Strafrecht alleen het heimelijk opnemen van gesprekken verbiedt. Hij was van mening dat de huisregels van de rechtbank niet in de weg stonden aan zijn recht om opnames te maken voor zijn eigen geheugen en om fouten te kunnen achterhalen.

Mr. M.C. Bosch heeft het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en betoogd dat de beslissing om geen geluidsopname toe te staan een ordemaatregel betreft. Hij stelde dat de huisregels van de rechtbank, die het maken van geluidsopnames verbieden, niet in strijd zijn met de wet en dat de belangen van [verzoeker] voldoende gewaarborgd zijn door het opmaken van een proces-verbaal. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter niet objectief gerechtvaardigd was, aangezien [verzoeker] geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen.

De rechtbank verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en bepaalde dat toekomstige wrakingsverzoeken van [verzoeker] in deze zaak niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing werd genomen door de rechters J.A.O.M. van Aerde, C.H. de Haan en C. Verdoold, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drijver, en werd openbaar uitgesproken op 12 december 2018. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 225355 KG RK 18-680
Beslissing van 12 december 2018
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 9 november 2018 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr. M.C. Bosch, kantonrechter in deze rechtbank, en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder 6558775 BH VERZ 18-34. Het verzoek is mondeling tijdens de zitting gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting d.d. 9 november 2018.
1.2.
Mr. M.C. Bosch heeft niet berust in de wraking. Hij heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
[verzoeker] heeft de kantonrechter aan het begin van de zitting gewraakt, omdat de kantonrechter hem niet toestond een geluidsopname te maken van de zitting. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat artikel 139a Wetboek van Strafrecht (Sr) alleen het heimelijk maken van opnames van gesprekken waaraan men zelf niet deelneemt, verbiedt en dat het hem dus is toegestaan ter zitting opnames te maken. Volgens [verzoeker] kan het niet zo zijn dat de huisregels van de rechtbank tot een andere conclusie leiden. [verzoeker] stelt de opnames (onder meer) te willen maken voor zijn eigen geheugen en om ter zitting gemaakte fouten te achterhalen.

3.Het standpunt van mr. M.C. Bosch

3.1.
Mr. Bosch meent dat het wrakingsverzoek ongegrond moet worden verklaard. Hij heeft het verzoek om een geluidsopname te maken afgewezen, omdat de door [verzoeker] genoemde belangen bij de opname naar zijn mening voldoende gewaarborgd zijn met het opmaken van een proces-verbaal van de zitting, alsmede omdat de huisregels van de rechtbank (in beginsel) bepalen dat er geen geluidsopnames mogen worden gemaakt en het maken van een geluidsopname zich niet verenigt met de beslotenheid van de zitting. Mr. Bosch stelt zich op het standpunt dat de beslissing om geen geluidsopname toe te staan een ordemaatregel ter zitting betreft en dat beslissingen betreffende de orde/gang van zaken ter zitting niet tot wraking kunnen leiden, omdat deze los staan van de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Volgens Mr. Bosch maakt de beantwoording van de vraag of een partij opnames mag maken van de zitting hem niet partijdig en ziet hij niet in op welke wijze de schijn van partijdigheid kan worden gewekt bij de beslissing op een dergelijk verzoek.
Aangezien [verzoeker] hem in dezelfde zaak voor de tweede keer heeft gewraakt, met aanzienlijke vertraging van de procedure tot gevolg, verzoekt Mr. Bosch de wrakingskamer het wrakingsverzoek zonder zitting af te doen en te bepalen dat hij toekomstige wrakingsverzoeken van [verzoeker] in de betreffende zaak naast zich neer mag leggen.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
[verzoeker] is het in wezen niet eens met de beslissing van de kantonrechter hem niet toe te staan een geluidsopname van de zitting te maken. In de huisregels van deze rechtbank staat vermeld dat het in verband met de privacy en het portretrecht van justitiabelen en bezoekers niet is toegestaan geluidsapparatuur te gebruiken in het gebouw van de rechtbank, tenzij hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verleend. De kantonrechter heeft deze huisregels toegepast en heeft na afweging van de wederzijdse belangen besloten een geluidsopname niet toe te staan. De huisregels zijn niet in strijd met de wet, met name niet in strijd met artikel 139a Sr.
4.3.
[verzoeker] heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat in de beslissing van mr. Bosch, die in feite een ordemaatregel betreft, partijdigheid van mr. Bosch tegen [verzoeker] besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Uit het enkele feit dat mr. Bosch in het nadeel van verzoeker heeft beslist kan de rechtbank dat niet afleiden. Kennelijk gaat het [verzoeker] dan ook niet zozeer om de partijdigheid van
dezerechter en zou hij bij eenzelfde beslissing van iedere andere rechter ook tot wraking zijn overgegaan. Overigens ligt het gelet op de inhoud van de eerdergenoemde huisregels, die alle rechters van deze rechtbank worden geacht toe te passen, voor de hand dat iedere andere rechter in de gegeven omstandigheden dezelfde beslissing zou hebben genomen.
4.4.
Nu [verzoeker] zijn wrakingsverzoek onvoldoende heeft gemotiveerd, dient hij in zijn verzoek terstond niet-ontvankelijk te worden verklaard en kan een mondelinge behandeling van het verzoek daarom achterwege blijven.
4.5.
Verzoeker heeft reeds twee wrakingsverzoeken in de onderhavige procedure gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van misbruik. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 39 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
5.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.A.O.M. van Aerde, C.H. de Haan en C. Verdoold, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. Drijver en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.