ECLI:NL:RBOVE:2018:4963
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van publiekrechtelijke rechtspersoon voor ontgronding zonder vergunning
Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een publiekrechtelijke rechtspersoon, die werd beschuldigd van het zonder vergunning ontgronden van een perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op de openbare terechtzittingen van 7 juni 2018 en 13 december 2018. De officier van justitie, mr. D. van Ieperen, had betoogd dat de verdachte verantwoordelijk was voor de ontgronding, omdat de projectleider, [naam 3], wetenschap had van de ontgronding. De verdediging, vertegenwoordigd door M.P. Waninge, pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat [naam 3] niet expliciet toestemming had gegeven voor de ontgronding en dat [bedrijf] op eigen houtje had gehandeld.
De rechtbank overwoog dat voor toerekening van de gedragingen van [naam 3] aan de rechtspersoon, er bijkomende feiten of omstandigheden moesten zijn die deze toerekening rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het handelen van [naam 3] niet zonder meer kon worden toegerekend aan de verdachte, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de ontgronding of deze had goedgekeurd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.
Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.