ECLI:NL:RBOVE:2018:4952

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
08.060825.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen aan woning en auto van ex-partner en poging tot moord of doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die verdacht werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot moord of doodslag en vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf van 30 uur. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord of doodslag, omdat uit het dossier niet kon worden vastgesteld dat er met een mes was gestoken. De verdachte had zich op 25 maart 2018 naar de woning van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend in Oldenzaal begeven, waar hij meerdere bedreigende berichten had gestuurd. Tijdens de confrontatie met het slachtoffer, dat hij met een mes wilde bedreigen, is er geen letsel vastgesteld dat duidt op een steekpartij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de vernieling van een ruit van de auto van het slachtoffer en de voordeur van de woning van zijn ex-partner. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de positieve ontwikkeling van de verdachte, die hulp had gezocht voor zijn problemen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, maar ook de mogelijkheid tot rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.060825.18 (P)
Datum vonnis: 21 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 december 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om opzettelijk al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd al dan niet met voorbedachten rade om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel hem heeft mishandeld. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van een auto en een ruit van een voordeur.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Oldenzaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te
beroven,
- meerdere Whatsappberichten heeft gestuurd naar de vriendin van [slachtoffer] met daarin (onder andere) de tekst opgenomen: "Waar is [slachtoffer] ?", "Waar zijn jullie dan", "ik ben
op [adres] ", "Ok wacht ik op" en/of " [slachtoffer] ook erbij ?" en/of
- meerdere Whatsappberichten heeft gestuurd naar [naam 1] met daarin de tekst opgenomen: "ik schijt op 30 jaar" en/of "ik heb er 20 jaar voor over" en/of
- zich met een mes naar de woning heeft begeven van de vriendin van [slachtoffer] en bij voornoemde woning [slachtoffer] heeft opgewacht en/of
- ( vervolgens) achter [slachtoffer] is aan gelopen en daarbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ben hier voor jou [slachtoffer] " en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt met een (keuken)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting
van het (boven)lichaam van die [slachtoffer] , waarbij/waardoor zijn bovenlichaam werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Oldenzaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere Whatsappberichten heeft gestuurd naar de vriendin van [slachtoffer] met daarin (onder andere) de tekst opgenomen: "Waar is [slachtoffer] ?", "Waar zijn jullie dan", "ik ben
op [adres] ", "Ok wacht ik op" en/of " [slachtoffer] ook erbij?" en/of
- meerdere Whatsappberichten heeft gestuurd naar [naam 1] met daarin de tekst opgenomen: "ik schijt op 30 jaar" en/of "ik heb er 20 jaar voor over" en/of
- zich met een mes naar de woning heeft begeven van de vriendin van [slachtoffer] en bij voornoemde woning [slachtoffer] heeft opgewacht en/of
- ( vervolgens) achter [slachtoffer] is aan gelopen en daarbij die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ben hier voor jou [slachtoffer] " en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt met een (keuken)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting
van het (boven)lichaam van die [slachtoffer] , waarbij/waardoor zijn
bovenlichaam werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Oldenzaal [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht) (een) stekende beweging(en) te maken
met een (keuken)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer] , waarbij/waardoor zijn bovenlichaam werd geraakt;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Oldenzaal opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de auto (BMW 528, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Oldenzaal opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de voordeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [ex-partner] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging moord wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken aangezien niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van de politie en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte op 25 maart 2018 naar de woning van zijn ex-partner [ex-partner] in Oldenzaal is gegaan.. Verdachte heeft die avond meerdere Whatsappberichten naar [ex-partner] en [naam 1] gestuurd met als inhoud teksten als: "Waar is [slachtoffer] ?", "Waar zijn jullie dan", "ik ben op [adres] ", "Ok wacht ik op", " [slachtoffer] ook erbij?", “wie mn kind krengt komt asn mij”, "ik schijt op 30 jaar" en "ik heb er 20 jaar voor over". Deze laatste drie appberichten aan [naam 1] zijn kort voor het hierna te beschrijven treffen van verdachte met aangever verzonden. Aangezien verdachte eerder dan [ex-partner] en [slachtoffer] (hierna: aangever) in Oldenzaal was, heeft verdachte in de woonwagen van de vader van [ex-partner] op hen gewacht. Verdachte was onder invloed van alcohol. Toen [ex-partner] en aangever bij de woonwagen aankwamen is verdachte naar hen toegegaan en achter aangever aangelopen.
Wat vervolgens is gebeurd kan de rechtbank niet in volle overtuiging vaststellen. Aangever heeft onder meer verklaard dat hij zag dat verdachte in zijn richting kwam lopen en dat hij hoorde dat verdachte zei: “ik ben hier voor jou [slachtoffer] ”. Aangever zegt toen de woonwagen in gelopen te zijn en verdachte zou kort achter hem aan zijn gelopen. Aangever zegt dat hij op dat moment voelde dat verdachte hem een stoot in zijn zij gaf. Aangever voelde dat de stoot met kracht ging en voelde pijn. Terwijl aangever werd geraakt voelde hij dat de vuist van verdachte doorschoot en hoorde hij dat verdachte de deur raakte. Op dat moment zag aangever dat er een voorwerp viel en hoorde hij een geluid van staal. Aangever had direct het idee dat verdachte hem had gestoken met een mes. Aangever is vervolgens gevlucht. [ex-partner] heeft als getuige onder meer verklaard dat verdachte achter aangever liep en dat verdachte ineens een mes in zijn hand had. [ex-partner] zag dat verdachte aangever met het mes wilde steken en dat verdachte zijn arm naar achteren bewoog en met kracht richting aangever stootte. Toen verdachte met het mes stak viel het mes weg uit het handvat. [ex-partner] heeft richting aangever geroepen: “pas op ik zie een mes”. [getuige] heeft als getuige onder meer verklaard dat zij heeft gezien dat [ex-partner] en aangever thuis kwamen en dat verdachte direct naar buiten naar hen toe is gegaan. Kort daarna hoorde zij [ex-partner] roepen: "pas op hij heeft een mes".
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij een mes bij zich droeg en dat het zijn bedoeling was om aangever met het mes bang te maken. Toen [ex-partner] en aangever bij de woonwagen aankwamen is verdachte naar hen toegegaan en is hij achter aangever aangelopen. Verdachte heeft het mes uit zijn zak gepakt en vrij kort daarna raakte het mes naar zijn zeggen de deurpost of de deurklink waardoor het lemmet van het mes brak. Verdachte heeft aangever vervolgens met zijn vuist tegen het bovenlichaam geslagen. Verdachte ontkent ten stelligste dat hij aangever met het mes in het bovenlichaam heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier ruimte laat voor de juistheid van de lezing van verdachte. Het staat niet ter discussie dat verdachte, ook kort voor het treffen met aangever een mes in handen heeft gehad, maar het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat verdachte richting aangever met een mes heeft bewogen en hem daarbij ook daadwerkelijk heeft geraakt. Zo bestaat er onduidelijkheid over het bij aangever geconstateerde letsel. Ter onderbouwing van het letsel bevat het dossier enkel een klein aantal onduidelijke wazige foto’s, waarop het letsel dat door het handelen van verdachte (volgens het Openbaar Ministerie het (met kracht) steken met een mes) zou zijn ontstaan te zien zou zijn. In het bijzonder is daarop niet waar te nemen of sprake is van een penetratie van de huid. Daarnaast wordt in het proces-verbaal beschreven dat sprake is van een blauwe plek. Deze is op de foto’s ook slecht waar te nemen. Wat verder ondersteuning biedt voor de lezing van verdachte is het feit dat nauwelijks letsel is aangetroffen bij aangever. Blijkens de in het dossier aanwezige camerabeelden droeg aangever op het moment van de geweldshandeling een dunne witte trui (dat wil zeggen dat op de camerabeelden is te zien dat aangever de woonwagen inloopt op korte afstand gevolgd door verdachte. Hoewel op de camerabeelden de geweldshandeling zelf niet is te zien, zou verdachte volgens het dossier kort na het binnentreden in de woonwagen, de geweldshandeling hebben gepleegd. De rechtbank gaat er vanuit dat aangever op dat moment de trui nog droeg.). Wanneer met kracht een stotende beweging met een mes op het lijf wordt gemaakt en het lemmet daarbij afbreekt op het lijf, is de verwachting dat het mes bij dergelijk dunne kleding de huid had gepenetreerd. Dat is in deze zaak niet gebeurd, althans daarvan blijkt onvoldoende uit het dossier. Bovendien blijkt uit het dossier niet van een beschadiging aan de trui. Ook voor het overige bevat het dossier onvoldoende ondersteuning voor de conclusie dat zou zijn gestoken met een mes. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde, de poging tot moord danwel de poging tot doodslag, niet bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte met kracht heeft gestoken met een mes in de richting van aangever en dit de enige geweldshandeling is die in de tenlastelegging is omschreven, dient ook voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling al dan niet met voorbedachte raad vrijspraak te volgen.
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat hij aangever met zijn vuist tegen het bovenlichaam heeft geslagen, is dit niet als geweldshandeling in de meer subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling ten laste gelegd (immers enkel het steken met een mes is als geweldshandeling ten laste gelegd). De rechtbank zal daarom onder verwijzing naar het hiervoor overwogene verdachte ook vrijspreken van het meer subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank is aldus resumerend van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen, verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 december 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2.
Het proces-verbaal aangifte van aangever [slachtoffer] van 25 maart 2018, voor zover inhoudende de verklaring van aangever.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van feit 3
4.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv , zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [2]
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 december 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2.
Het proces-verbaal aangifte van aangeefster [ex-partner] van 26 maart 2018, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 25 maart 2018 te Oldenzaal opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de auto (BMW 528, voorzien van het kenteken [kenteken] ), die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield;
3.
hij op 25 maart 2018 te Oldenzaal opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de voordeur, die aan [ex-partner] toebehoorde, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 en feit 3
telkens het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de inverzekeringstelling doorgebrachte dagen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak, niet uitgelaten over de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde en onder medeneming van een mes, begeven naar de woning van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend. De app contacten kort voor het treffen tonen aan dat verdachte van plan was om aangever te treffen en hem een lesje te leren. Niet alleen is het tot een treffen in de woning gekomen, ook heeft verdachte, nadat aangever gevlucht was, in zijn woede nog een ruit van een auto en de ruit van de voordeur van de woning van zijn ex vernield, waar op dat moment ook jonge kinderen aanwezig waren. Wat de impact daarvan is geweest op het gezin, wordt duidelijk uit de uitwerking van het 112 gesprek tussen de ex partner van verdachte en de centraliste. Er was sprake van blinde paniek bij de gezinsleden, helemaal op het moment dat de ruit van de voordeur door verdachte werd vernield. Dat verdachte zich op deze wijze heeft laten gaan, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte van het zwaarste feit 1 integraal wordt vrijgesproken. Dit verklaart ook het forse verschil in strafoplegging ten opzichte van de eis.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 oktober 2018;
- een reclasseringsadvies van 22 november 2018, opgemaakt door A.L. te Vaarwerk, reclasseringswerker;
Uit het reclasseringsadvies komt onder meer naar voren dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te
veranderen. Verdachte heeft de afgelopen maanden op eigen initiatief hulp gezocht bij zijn
problemen. Een gevangenisstraf zal zwaarwegende negatieve consequenties hebben voor de positieve ontwikkeling die ingezet is. Verdachte heeft reeds besloten het criminele leven te stoppen en, na een heftige periode afgelopen jaar, hulp ingeschakeld om zich verder te ontwikkelen middels aflossing van schulden en een re-integratietraject met betrekking tot de arbeidsmarkt. Verdachte heeft in het verleden kansen laten liggen, echter is hij daarna op eigen initiatief zijn leven positief gaan inrichten en laat hij een positieve ontwikkeling zien. Verdachte is bereid en in staat tot het verrichten van een werkstraf.
Hoewel in zijn algemeenheid vernielingen plegen te worden afgedaan met geldboetes, rechtvaardigen de omstandigheden waaronder de onderhavige vernielingen zijn gepleegd een andere strafafdoening in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze voorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen omdat het in de lijn der verwachtingen ligt dat verdachte en zijn ex-partner in de toekomst weer contact met elkaar gaan krijgen in verband met de kinderen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 30 uur, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, gedurende een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 300 en 350 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 2 en feit 3 telkens het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
30 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
15 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door E.J.M. Bos, voorzitter, F.C. Berg en M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op
21 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018128518. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018128518. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.