ECLI:NL:RBOVE:2018:4950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
08-952408-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal met geweld in Almelo

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen van 20 en 22 jaar oud, die zich schuldig maakten aan afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot celstraffen van respectievelijk 30 en 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De mannen hebben hun slachtoffers, allen mannen, afgedwongen om geld te pinnen door hen te bedreigen met een vuurwapen en een mes. De slachtoffers werden gelokt via nepafspraken met een minderjarig meisje, wat de daders een schijn van rechtvaardiging gaf voor hun gewelddadige gedrag. De rechtbank oordeelde dat de daders zich specifiek richtten op mannen die interesse toonden in jonge meisjes, in de veronderstelling dat deze slachtoffers minder snel aangifte zouden doen. De rechtbank vond het verontrustend hoe gemakkelijk de daders hun misdaden konden uitvoeren en hoe zij onderling over de feiten communiceerden. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de inhoud van de WhatsApp-berichten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, maar heeft de strafmaat verhoogd ten opzichte van de eis van de officier van justitie, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-952408-18 (P)
Datum vonnis: 21 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 december 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na toewijzing van de op de voet van art. 314a Wetboek van Strafvordering (Sv) gevorderde aanpassing van de tenlastelegging van 10 december 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met een ander [slachtoffer 1] heeft afgeperst en/of heeft beroofd;
feit 2:met een ander [slachtoffer 1] van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 3:met een ander [slachtoffer 2] heeft afgeperst en/of heeft beroofd;
feit 4:met anderen [slachtoffer 3] heeft afgeperst en/of heeft beroofd;
feit 5:met anderen [slachtoffer 3] van zijn vrijheid heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2018
tot en met 15 april 2018 (in ieder geval op of omstreeks 15 april 2018) in de
gemeente Almelo, in ieder geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
250 euro en/of 1000 euro, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en),geheel of ten
dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s)
- met voornoemde [slachtoffer 1] via Randochat een afspraak heeft/hebben gemaakt,
- naar voornoemde [slachtoffer 1] (die op dat moment in zijn voertuig zat)
is/zijn gelopen,
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in/tegen de nek van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gezet
gehouden,
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschreeuwd: "Wat moet jij met mijn
zusje? en/of "Wat doe jij hier dan? en/of "Ik wil dat je op de bijrijdersplek
gaat zitten, want we gaan een stukje rijden.", in ieder geval woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking,
- dat vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
- ( vervolgens) bij die [slachtoffer 1] in zijn voertuig is/zijn ingestapt,
- geruime tijd dat vuurwapen aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij geld moest pinnen en/of
"Ga maar alleen, als je wegrent, ben je vanaf 20 meter ook wel te raken." in
ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 15 april 2018, in de gemeente
Almelo, althans in ieder geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn
mededader(s)
- naar voornoemde [slachtoffer 1] (die op dat moment in zijn voertuig zat)
gelopen,
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in/tegen de nek van voornoemde [slachtoffer 1] gezet en/of gezet gehouden, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] geschreeuwd: "Wat moet jij met mijn zusje?" en/of
"Wat doe jij hier dan?" en/of "Ik wil dat je op de bijrijdersplek gaat zitten,
want we gaan een stukje rijden.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking,
- dat vuurwapen doorgeladen,
- ( vervolgens) bij die [slachtoffer 1] in zijn voertuig ingestapt, - geruime tijd dat vuurwapen aan die [slachtoffer 1] getoond en/of
- geruime tijd met die [slachtoffer 1] rondgereden;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 18 april 2018 in de gemeente
Almelo, althans in ieder geval in Nederland, op de Nieuwe Gravenweg, in ieder
geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] , heeft gedwongen
tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung s8, inclusief oplader) en/of
tablet (Asus met hoes) en/of ID-kaart op naam van [naam] en/of een
ID-kaart op naam van [slachtoffer 2] , in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of
ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [naam] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (Samsung s8, inclusief oplader) en/of tablet (Asus met hoes) en/of
ID-kaart op naam van [naam] en/of een ID-kaart op naam van [slachtoffer 2] ,
in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met voornoemde [slachtoffer 2] via Randochat een afspraak heeft/hebben gemaakt,
- voornoemde [slachtoffer 2] rijdend op een scooter heeft/hebben klemgereden,
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen dat hij een pedo was, in ieder
geval woorden van gelijke aard en/of strekking,
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gefilmd met zijn, verdachtes, mobiele telefoon, - tegen voornoemde [slachtoffer 2] dreigend heeft/hebben geroepen: "Ik zou je kapot
moeten schieten." In ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking,
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, hand in een tasje deed,
- ( vervolgens) terwijl verdachte zijn hand in het tasje had, een wapen heeft
gespannen, althans enig geluid heeft veroorzaakt gelijkend op het spannen van
een (vuur)wapen,
- een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp aan
voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond, en/of tegen voornoemde [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd: "Je gaat nergens heen en/of Geef mij je telefoon.", in
ieder geval woorden van gelijke dreigend en/of strekking,
- met voornoemd mes een band van het voertuig van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben
lek gestoken,
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij
zijn voertuig moest openen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij de code van zijn mobiele
telefoon en/of tablet moest (af)geven;
4
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 april 2018
tot en met 22 april 2018 (in elk geval op 22 april 2018) in de gemeente
Almelo, in ieder geval in Nederland, op de Parallelweg en/of de Treubstraat,
in ieder geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3]
, heeft gedwongen tot de afgifte van een rijbewijs op naam van [slachtoffer 3]
en/of een mobiele telefoon (Sony Experia Z5 Premium) en/of een
(grijze) rugtas (Case Logic) en/of een powerbank en/of een flesje cola en/of
stagepapieren op naam [slachtoffer 3] en/of een laptoplader en/of 700 euro in ieder
geval enig(e)geldbedrag(en) en/of enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
rijbewijs op naam van R. [slachtoffer 3] en/of een mobiele telefoon (Sony Experia Z5
Premium) en/of een (grijze) rugtas (Case Logic) en/of een powerbank en/of een
flesje cola en/of stagepapieren op naam [slachtoffer 3] en/of een laptoplader, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met die [slachtoffer 3] via Randochat een afspraak heeft/hebben gemaakt,
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben achtervolgd en/of (vervolgens), al dan niet
rennend, op die [slachtoffer 3] zijn afgekomen,
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen: "dit is een aanhouding in
burger", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben gefilmd met een mobiele telefoon,
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd/geroepen dat hij zijn voor- en
achternaam moest zeggen en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd/geroepen dat
die [slachtoffer 3] met een 15-jarig meisje had afgesproken, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] bij zijn linkerarm heeft/hebben vastgepakt,
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij moest pinnen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] bij zijn haren heeft/hebben vastgepakt toen
die [slachtoffer 3] weigerde te pinnen,
- ( vervolgens) een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 3] ,
- ( vervolgens) op een dreigende wijze tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben
gesproken,
- het pinlimiet van die [slachtoffer 3] bankpas heeft/hebben aangepast en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat zijn/hun geduld begon op te
raken en dat die [slachtoffer 3] een geldbedrag van 700 euro moest gaan pinnen;
5
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 22 april 2018, in de gemeente
Almelo, in ieder geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3]
, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en /of beroofd
gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of
meer) van zijn mededader(s)
- naar die [slachtoffer 3] gelopen en/of gerend,
- die [slachtoffer 3] bij zijn linkerarm vastgepakt,
- een rugzak met bescheiden, een telefoon en een rijbewijs van die [slachtoffer 3] afgepakt,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] gedwongen mee te lopen,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] gedurende een tijd hebben laten zitten in/op
het grasveld gelegen aan de Treubstraat, althans gelegen aan de openbare weg, - (vervolgens) die [slachtoffer 3] bij zijn haren vastgepakt, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, getoond aan die [slachtoffer 3] ,
- ( vervolgens) op een dreigende wijze tegen die [slachtoffer 3] gesproken,
- die [slachtoffer 3] gedwongen te lopen naar een pinautomaat en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] gedwongen geld te pinnen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het doorladen van een vuurwapen. Daarvoor is volgens de officier van justitie onvoldoende wettig bewijs, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat de aangever 250 euro en 570 euro heeft afgegeven, en niet 250 euro en 1000 euro zoals is ten laste gelegd. Van het doorladen van een vuurwapen dient verdachte volgens de raadsvrouw te worden vrijgesproken, omdat hiervoor geen bewijs is. Met betrekking tot de feiten 1 en 2 en ten aanzien van de feiten 4 en 5 is sprake van eendaadse samenloop aangezien het één complex van handelingen is geweest. Overigens heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina’s 753 en 754;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt (onder meer gezien pagina 770 en 771) dat aangever werd gedwongen tot de afgifte van 250 euro en 570 euro. De rechtbank overweegt dat de tekst van de tenlastelegging op dit punt niet zo dwingend is dat slechts de vermelde bedragen (250 euro en 1000 euro) bewezen verklaard zou kunnen worden. De rechtbank kan zonder buiten het strafvorderlijk kader van de tenlastelegging te treden ook een lager bedrag bewezen verklaren en zal daarom bewezen verklaren dat verdachte in vereniging aangever heeft gedwongen tot de afgifte van 250 euro en 570 euro.
Ten aanzien van feit 3 [2]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 20 april 2018, pagina’s 1225 en 1226;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van de feiten 4, 5 en 6 [3]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , pagina’s 1314 tot en met 1320;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 15 april 2018 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 250 euro en 570 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- naar voornoemde [slachtoffer 1] (die op dat moment in zijn voertuig zat) zijn gelopen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de nek van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezet en gezet gehouden, en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschreeuwd: "Wat moet jij met mijn zusje? en "Wat doe je hier dan? en "Ik wil dat je op de bijrijdersplek gaat zitten, want we gaan een stukje rijden.",
- vervolgens bij die [slachtoffer 1] in zijn voertuig is ingestapt en
- dat vuurwapen aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij geld moest pinnen en "Ga maar alleen, als je wegrent, ben je vanaf 20 meter ook wel te raken."
2.
hij op 15 april 2018, in de gemeente Almelo, op de openbare weg, tezamen en in
vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is en heeft hij, verdachte, en een mededader
- naar voornoemde [slachtoffer 1] , die op dat moment in zijn voertuig zat,
gelopen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in/tegen de nek van voornoemde [slachtoffer 1] gezet en gezet gehouden, en
- tegen die [slachtoffer 1] geschreeuwd: "Wat moet jij met mijn zusje?" en "Wat doe jij hier dan?" en "Ik wil dat je op de bijrijdersplek gaat zitten, want we gaan een stukje rijden.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- vervolgens bij die [slachtoffer 1] in zijn voertuig ingestapt,
- geruime tijd dat vuurwapen aan die [slachtoffer 1] getoond en
- geruime tijd met die [slachtoffer 1] rondgereden;
3.
hij op 18 april 2018 in de gemeente Almelo, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung s8) toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] , en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung s8) en tablet (Asus met hoes) en ID-kaart op naam van [naam] en/of een ID-kaart op naam van [slachtoffer 2] , toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [naam] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 2] rijdend op een scooter heeft/hebben klemgereden,
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen dat hij een pedo was,
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gefilmd met zijn, verdachtes, mobiele telefoon,
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] dreigend heeft/hebben geroepen: "Ik zou je kapot moeten schieten", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en strekking,
- vervolgens zijn, verdachtes, hand in een tasje deed,
- een mes aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft getoond, en tegen voornoemde [slachtoffer 2]
heeft gezegd: "Je gaat nergens heen en geef mij je telefoon.",
- met voornoemd mes een band van het voertuig van voornoemde [slachtoffer 2] heeft
lek gestoken,
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij zijn voertuig moest
openen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij de code van zijn mobiele telefoon en tablet moest geven;
4.
hij op 22 april 2018, in de gemeente Almelo, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot de afgifte van 700 euro toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] , en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rijbewijs op naam van [slachtoffer 3] en/of een mobiele telefoon (Sony Experia Z5 Premium) en/of een (grijze) rugtas (Case Logic) en/of een powerbank en/of een flesje cola en/of stagepapieren op naam van [slachtoffer 3] en/of een laptoplader, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben achtervolgd en vervolgens rennend op die [slachtoffer 3] zijn afgekomen,
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen: "dit is een aanhouding in
burger", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- die [slachtoffer 3] heeft/hebben gefilmd met een mobiele telefoon,
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij zijn voor- en achternaam moest zeggen en vervolgens heeft/hebben gezegd dat die [slachtoffer 3] met een 15-jarig meisje had afgesproken,
- vervolgens die [slachtoffer 3] bij zijn linkerarm heeft vastgepakt,
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij moest pinnen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- vervolgens die [slachtoffer 3] bij zijn haren heeft vastgepakt toen die [slachtoffer 3] weigerde te pinnen,
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 3] ,
- vervolgens op een dreigende wijze tegen die [slachtoffer 3] heeft gesproken,
- het pinlimiet van die van [slachtoffer 3] bankpas heeft aangepast en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat zijn/hun geduld begon op te
raken en dat die [slachtoffer 3] een geldbedrag van 700 euro moest gaan pinnen.
5.
hij op 22 april 2018, in de gemeente Almelo, op de openbare weg, tezamen en
in vereniging met een anderen, opzettelijk [slachtoffer 3] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- naar die [slachtoffer 3] gelopen en gerend,
- die [slachtoffer 3] bij zijn linkerarm vastgepakt,
- een rugzak met bescheiden, een telefoon en een rijbewijs van die [slachtoffer 3]
afgepakt,
- vervolgens die [slachtoffer 3] gedwongen mee te lopen,
- vervolgens die [slachtoffer 3] gedurende een tijd hebben laten zitten op
het grasveld gelegen aan de openbare weg,
- vervolgens die [slachtoffer 3] bij zijn haren vastgepakt, en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond aan die [slachtoffer 3] ,
- vervolgens op een dreigende wijze tegen die [slachtoffer 3] gesproken,
- die [slachtoffer 3] gedwongen te lopen naar een pinautomaat en
- vervolgens die [slachtoffer 3] gedwongen geld te pinnen.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 312, 317 en 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
(feit 1)
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
(feit 2)
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
de misdrijven: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De eendaadse samenloop van:
(feit 4)
De misdrijven:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
(feit 5)
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daaraan dienen volgens de officier van justitie de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, COVA-training, als bijzondere voorwaarden te worden verbonden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de raadsvrouw is dat, gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de delicten en zijn persoonlijkheid in aanmerking nemende, dat het jeugdstrafrecht van toepassing is. Indien geen minderjarigenstrafrecht wordt toegepast, dan dient bij het bepalen van de strafmaat rekening te worden gehouden met de jonge leeftijd van verdachte. De raadsvrouw acht het niet zinvol om hem te doen terugkeren in detentie en meent dat een taakstraf, in combinatie met een forse voorwaardelijke straf gecombineerd met de geadviseerde bijzondere voorwaarden, een passende straf is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing en diefstal, waarbij in het geval van [slachtoffer 3] geweld niet werd geschuwd en dit slachtoffer uren van zijn vrijheid werd beroofd, waarbij [slachtoffer 3] vreesde voor zijn leven. De slachtoffers kregen via een app de indruk dat zij een afspraak hadden met een minderjarig meisje, waarbij er afspraken met de slachtoffers werden gemaakt. Eenmaal op de afgesproken locatie aangekomen, werden de slachtoffers door verdachte en zijn mededader(s) onder meer met mes en een (nep)vuurwapen bedreigd en waarbij [slachtoffer 3] door verdachte bij de haren werd vastgepakt. Dit alles was er op gericht om de slachtoffers angstig te maken en hen er van te overtuigen dat indien zij niet zouden voldoen aan de eisen van verdachte en zijn medeverdachten, het dan slecht met ze zou aflopen. [slachtoffer 3] werd aldus gedwongen € 700,-- te pinnen, waarbij hij op instructie van verdachte en zijn mededaders een zonnebril moest dragen zodat zijn tranen niet zichtbaar werden. Ook werd er door verdachte en zijn mededaders een filmpje van [slachtoffer 3] gemaakt, waarbij hij zijn volledige naam moest zeggen en gedwongen werd te verklaren dat hij met een 15-jarig meisje had afgesproken. Uit de ter terechtzitting namens [slachtoffer 3] voorgelezen slachtofferververklaring blijkt het leed dat verdachte en zijn mededader hem hebben toegebracht; [slachtoffer 3] heeft daar nog dagelijks last van.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich specifiek gericht op mannen die interesse toonde in een jong meisje, omdat dat hen een rechtvaardiging gaf voor hun gedrag en mogelijk omdat de bereidheid om aangifte te doen bij de slachtoffers laag zou zijn en verdachte en zijn mededaders er daarom mee weg zouden kunnen komen. Verdachte en zijn mededader waren daarbij uit op hun eigen geldelijk gewin, zonder oog te hebben voor de consequenties en impact van hun handelen. Dit zijn ernstig feiten en dat geldt ook voor de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.
Het schijnbare gemak waarmee deze feiten werd uitgevoerd, de bereidwilligheid van de deelnemers en de wijze waarop zij – blijkens de WhatsApp-gesprekken in het dossier – onderling over de feiten spraken, is verontrustend.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van GZ-psycholoog mevr. S.L. Ladan van 2 juli 2018, een reclasseringsadvies van 1 augustus 2018 en een voortgangsverslag toezicht van Tactus verslavingszorg van 7 december 2018. Uit het psychologisch rapport blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van anti sociaal gedrag. Voorts was er sprake van fors cannabis gebruik en heeft hij veelal anti sociale jongeren waar hij mee omgaat. Volgens de psycholoog beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde in zeer beperkte mate. Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van het hem tenlastegelegde volledige toerekeningsvatbaar te achten. Wat de eventuele toepassing van het minderjarigenstrafrecht betreft, stelt de psycholoog dat verdachte weliswaar een wat jongere indruk maakt en sociaal-emotioneel jonger is dan zijn kalenderleeftijd, maar dat hij snel handelt zonder na te denken, maar dat hij zijn gedrag wel kan organiseren. Verdachte functioneert niet op verstandelijke beperkt niveau, heeft geen pedagogische aanpak nodig of gezinsgerichte hulpverlening. Ook is er geen scholing nodig of een groepsgericht leefklimaat. Er lijken volgens de psycholoog dus onvoldoende criteria om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Verder adviseert de psycholoog om ten aanzien van de strafrechtelijke afdoening verdachte een weerbaarheidstraining op te leggen.
Ook de reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering zijn er risico’s in voornamelijk de copingvaardigheden van verdachte. Het advies luidt dat aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt opgelegd, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie in de zin dat verdachte zou moeten deelnemen aan de GI-RN cognitieve vaardigheden. Uit het rapport van Tactus blijkt dat verdachte zich tot nu toe houdt aan de meldplicht van de reclassering. Ook zijn er urinecontroles op het cannabisgebruik gestart: verdachte gaat twee keer in de week naar die controles, tot nu toe wordt negatief gescoord.
De rechtbank is van oordeel dat het advies van de deskundige over het al dan niet toepassen van minderjarigenstrafrecht goed is onderbouwd. Op basis daarvan en van het reclasseringsadvies op dit punt zal de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw om minderjarigenstrafrecht toe te passen, passeren.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare situaties als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte niet eerder (onherroepelijk) is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk doen zijn en daaraan de geadviseerde voorwaarden verbinden, om de kans op herhaling te voorkomen. Alles afwegende acht te rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een – gelet op het door de reclassering ingeschatte hoge recidiverisico – proeftijd van 3 jaar en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Nu de schorsing van de voorlopige hechtenis blijkens de beschikking van deze rechtbank van 10 december 2018 met ingang van de uitspraak van dit vonnis is opgeheven, herleeft de voorlopige hechtenis van rechtswege.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoons moet worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp waarvan de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de onder verdachte inbeslaggenomen ING-bankpas, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en zich daarbij laten vertegenwoordigen door mr. S. van Schaik, advocaat te Uden. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.077,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Aan materiële schade wordt een bedrag van € 1.810,- gevorderd, voor de volgende posten:
- € 127,53 voor reis- en parkeerkosten;
- € 385,- voor de eigen bijdrage zorgverzekering;
- € 138,42, voor opgenomen vakantie uren;
- € 820,-, conform de bedragen die de benadeelde partij gedwongen heeft afgegeven;
- € 90,40 voor vervanging van bankpassen;
- € 232,50 voor herstelkosten van de auto;
- € 16,15 voor medicatie.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,-- gevorderd en aan proceskosten wordt € 17,58 gevorderd.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.105,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Dit betreft materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
- € 849,00 voor een Samsung Galaxy 58 plus Grey, en
- € 256,50 voor een Asus Zenpad Z301M-H021 A Tablet.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en zich daarbij laten vertegenwoordigen door mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betreft immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr toe te passen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw betwist de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde schade voor zover dat de snipperuren, kosten nieuwe documenten en de kosten van de schade van de auto. De snipperuren zijn onvoldoende aangetoond en bovendien een andere besteding dan de eigen gekozen vrije tijd. De noodzaak voor het aanschaffen van nieuwe documenten is eveneens onvoldoende aangetoond en staat in een te ver verwijderd verband. Ten slotte komt de schade aan de auto niet voor vergoeding in aanmerking aangezien de vernieling niet ten laste is gelegd en ook uit de aangifte blijkt niets van deze schade.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] stelt de raadsvrouw dat uit de stukken blijkt, zakelijk weergegeven, dat de kosten van de telefoon en de tablet lager zijn uitgevallen dan is gevorderd, terwijl niet blijkt dat de TP link is weggenomen.
Ten slotte is de door [slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade te hoog en dient deze
gematigd te worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Ten aanzien van de vordering voor materiële schade overweegt de rechtbank dat de kosten voor reis- en parkeerkosten, eigen bijdrage zorgverzekering, de geldbedragen die de benadeelde partij heeft moeten afgeven en medicatie niet zijn betwist, voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk zijn.
De gevorderde schadevergoeding voor vakantie-uren is naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende onderbouwd. Uit de onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij vijf uren vrij heeft genomen voor bezoek aan de huisarts en vier uren voor bezoek aan het beslaghuis. De rechtbank overweegt dat een werkgever niet verplicht is betaald verlof te geven voor een bezoek aan de huisarts. Daarnaast is voldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij het beslaghuis niet buiten werktijd heeft kunnen bezoeken. Het verlies van de vakantie-uren kan daarom als vermogensschade worden aangemerkt. Dit is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en kan daarom aan verdachte worden toegerekend. Dit deel van de vordering zal de rechtbank daarom toewijzen.
Wat de gevorderde schadevergoeding voor vervanging bankpassen betreft is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in redelijkheid de vrees kon hebben dat door verdachte en/of zijn mededader foto’s zijn gemaakt van de identiteitsgegevens op bedoelde bankpassen. De kosten die gemaakt zijn voor vervanging van de passen, met het oog op voorkoming van schade in de toekomst, staan in zodanig nauw verband met het gepleegde feit dat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Met betrekking tot de gevorderde herstelkosten van de auto zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, omdat niet is gebleken dat deze schade in een zodanig verband staat met het bewezenverklaarde dat deze schade aan verdachte kan worden toegerekend. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat er door verdachte en/of zijn mededader schade is toegebracht aan het voertuig van de benadeelde partij. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wegens materiële schade zal de rechtbank daarom een bedrag van € 1577,50 toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade is niet betwist. Nu de vordering op dit punt voldoende is onderbouwd en aannemelijk is, zal de rechtbank dit deel van de vordering (een bedrag van
€ 1.250,-) toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder feit 3 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Uit de overgelegde facturen blijkt immers dat over het abonnement voor het toestel alsmede over de aankoop van de tablet BTW is betaald, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat [slachtoffer 2] zelf de BTW niet kan verrekenen met de fiscus en zodoende schade lijdt inclusief de BTW, zodat ook dat deel van de vordering ook toewijsbaar is. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
[slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder de feiten 4 en 5 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde immateriële schade is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd – met name ook door de overgelegde behandelovereenkomst van een psychologenpraktijk – en aannemelijk.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 27, 55, 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van:
(feit 1)
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
(feit 2)
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
de misdrijven: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De eendaadse samenloop van:
(feit 4)
De misdrijven:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
(feit 5)
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;,
- verdachte moet deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 2.827,50 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2018), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.827,50,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2018, ten behoeve van de benadeelde,
met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 38 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van
€ 1.105,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.105,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 21 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van een bedrag van € 5.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.000,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee mobiele telefoons, beide kleur zwart en van het merk Samsung;
- gelast de teruggave van een bankpas van de ING, nr. [rekeningnummer] , aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
Buiten staat
Mr. Maresch-Evers en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeknummer ON2R018042, proces-verbaalnummer 157 en vermelding ‘Zaak ZD01 [slachtoffer 1] ’. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeknummer ON2R018042, proces-verbaalnummer 158 en vermelding ‘Zaak ZD02 [slachtoffer 2] ’. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeknummer ON2R018042, proces-verbaalnummer 159 en vermelding ‘Zaak ZD03 [slachtoffer 3] ’. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.