ECLI:NL:RBOVE:2018:4939

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
08-730115-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het laten ontploffen van een vuurwerkbom in een stadion met gevaar voor publiek

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 64-jarige man uit Enschede, die verantwoordelijk werd gehouden voor het laten ontploffen van een vuurwerkbom tijdens een voetbalwedstrijd tussen FC Twente en FC Utrecht op 31 januari 2016. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de straf gematigd, onder andere vanwege het onwenselijk lange tijdsverloop tussen het gepleegde feit en de uitspraak.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat plaatsvond tijdens openbare terechtzittingen op 6 maart 2016, 7 maart 2017 en 10 december 2018. De officier van justitie, mr. A.C. Waterman, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Michels. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing met gevaar voor goederen en personen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De bewijsoverwegingen waren gebaseerd op camerabeelden, getuigenverklaringen en politie-informatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn ontkenning van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor anderen.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf te matigen, gezien het lange tijdsverloop en de reeds ondergane detentie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 dagen, met inachtneming van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730115-16
Datum vonnis: 21 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 maart 2016, 7 maart 2017 en 10 december 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:in de Grolsch Veste te Enschede een vuurwerkbom of een ander explosief tot ontploffing heeft gebracht, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan, dan wel,
subsidiair:een persoon genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel,
meer subsidiair: geprobeerd heeft personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2016 in de gemeente Enschede, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (tijdens/na de voetbalwedstrijd FC Twente - FC Utrecht in de Grolsch Veste op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen op de tribune, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de tribune, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 31 januari 2016 in de gemeente Enschede aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gescheurde trommelvlies en/of blijvende gehoorschade), heeft toegebracht, door opzettelijk in de nabijheid van deze [slachtoffer 1] (tijdens/na de voetbalwedstrijd FC Twente -FC Utrecht op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot
ontploffing te brengen;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 31 januari 2016, in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet in de nabijheid/buurt van deze [slachtoffer 1] en/of deze [slachtoffer 2] (tijdens/na de voetbalwedstrijd FC Twente -FC Utrecht op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de (opgewaardeerde) camerabeelden, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de bevindingen van de politie, het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat verdachtes verklaring, dat niet hijzelf maar een ander een explosief voorwerp heeft gegooid, onvoldoende ondubbelzinnig wordt weerlegd door de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen.
Verder heeft de raadsman ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde nog aangevoerd dat, indien bewezen wordt verklaard dat verdachte met vuurwerk heeft gegooid, het opzet, ook in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan anderen, ontbreekt. In dat verband heeft de raadsman ter terechtzitting van 6 maart 2017 verwezen naar het Porsche-arrest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 31 januari 2016 in de gemeente Enschede, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (na de voetbalwedstrijd FC Twente - FC Utrecht in de Grolsch Veste op de tribune) een explosief voorwerp aan te steken en tot ontploffing te brengen op de tribune, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de tribune en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geloofwaardigheid verklaring verdachte
Verdachtes verklaring dat hij niet degene is geweest die een explosief voorwerp heeft aangestoken en tot ontploffing heeft gebracht, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachtes verklaring onder meer wordt weerlegd door de ter plaatse gemaakte (oorspronkelijke) camerabeelden en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die éénduidig verklaren over verdachtes aandeel in het gebeuren.
Overigens constateert de rechtbank dat verdachte in zijn verhoren inconsistent heeft verklaard over de toedracht van het gebeuren.
Op 23 februari 2016 heeft hij bij de politie verklaard dat het vuurwerk, nadat het op zijn schouder was beland, voor zijn voeten terecht kwam waarop hij het wegschopte.
Op 6 maart 2017 heeft hij ter terechtzitting verklaard dat het vuurwerk van bovenaf op een stoeltje terecht kwam en hij het daarna wegschopte. Aansluitend daarop heeft hij verklaard dat het geen vuurwerk was dat op zijn schouder terecht kwam maar de hand van een persoon die naar beneden liep.
Ter terechtzitting van 10 december 2018 heeft hij, na zijn aanvankelijke verklaring, dat het vuurwerk op zijn schouder terecht kwam voordat hij het wegtrapte, te hebben bevestigd, verklaard, dat het geen vuurwerk was maar de hand van een persoon. Als de voorzitter hem vervolgens confronteert met zijn aanvankelijke verklaring waarin hij zegt dat het vuurwerk op zijn schouder terecht kwam zegt verdachte: “dan laten we het zo, het heeft weinig zin om daar verder op in te gaan”.
Vervolgens heeft hij verklaard dat hij, op het moment dat hij zijn handen in zijn zakken hield en er iemand die bij hem stond met vuurwerk begon te hannesen, tegen die persoon heeft gezegd: "doe dat nu niet". Hij zegt daarover dat hij dit niet eerder heeft verklaard omdat hij er geen andere personen bij wilde betrekken. Op de vraag van één van de leden van de rechtbank of hij de persoon heeft gezien die het vuurwerk heeft gegooid, zegt hij daarop geen antwoord te willen geven en er verder ook geen woorden aan vuil te willen maken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uur, met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval van een bewezenverklaring verzoekt de raadsman, met name gelet op het grote tijdverloop tussen het moment waarop het feit is gepleegd en de uiteindelijke inhoudelijke behandeling ter zitting, alsmede wegens de ondermaatse tegemoetkoming aan het verdedigingsbelang, om redenen als genoemd in de pleitnota, de op te leggen straf te matigen en te volstaan met een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
Een taakstraf heeft volgens de raadsman, gelet op het gering aantal uren dat overblijft na aftrek van het voorarrest, geen meerwaarde.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op een tribune van de Grolsch Veste een explosief voorwerp te midden van het zich aldaar bevindende publiek aangestoken en tot ontploffing gebracht. Ten gevolge daarvan ontstond er, volgens getuigen, onder de supporters een panieksituatie en is in ieder geval één van de supporters enige tijd buiten bewustzijn geraakt en heeft hij gehoorschade opgelopen. Dat de gevolgen van verdachtes handelen niet veel ernstiger zijn dan in casu het geval is, is niet de verdienste van verdachte geweest. Met zijn hardnekkige ontkenning en door zichzelf in een slachtofferrol te plaatsen, geeft verdachte er blijk van geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn strafbaar gedrag. Feiten als deze dienen, gelet op het gevaarzettend karakter ervan, als ernstig te worden aangemerkt en in principe te worden bestraft met een vrijheidsstraf van aanmerkelijk duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de duur ervan, rekening gehouden met verdachtes ter zitting gebleken persoonlijke omstandigheden zoals die ook zijn verwoord in de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage van 26 september 2016 en het trajectconsult van het NIFP van 25 mei 2016, opgemaakt door de GZ-psycholoog M. van Tongeren, waarin de psycholoog onder meer concludeert dat er geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor de aanwezigheid van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en/of psychiatrische problematiek.
De rechtbank zal, alles afwegende, de duur van de gevangenisstraf, met name gelet op het onwenselijk lange tijdverloop tussen het moment waarop het feit is gepleegd en de datum van de uitspraak, matigen en volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Een taakstraf en of een voorwaardelijke gevangenisstraf dienen naar het oordeel van de rechtbank, mede vanwege het voornoemde tijdsverloop en de door verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis reeds ondergane detentie, thans geen redelijk, met het strafrecht beoogd doel meer.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
43 (drieënveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. J.H. Olthof en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
De rechter mr. Ellenbroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.