ECLI:NL:RBOVE:2018:4935

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
7251837 \ EJ VERZ 18-184
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap

In deze zaak hebben verzoeksters, zusters van de erflater, een verzoek ingediend om de nalatenschap van hun overleden broer beneficiair te mogen aanvaarden. De erflater, die ongehuwd was en geen kinderen had, had een woning gehuurd van Stichting Viverion. Na zijn overlijden bleek dat erflater nagenoeg geen vermogen had, maar wel een schuld in de vorm van kosten voor het verwijderen van door hem aangebrachte bouwwerken op het gehuurde terrein. De kantonrechter heeft het verzoek behandeld op 25 oktober 2018, waarbij de verzoeksters en vertegenwoordigers van Viverion aanwezig waren. De erfgenamen stelden dat zij niet op de hoogte waren van de verplichting om de bouwwerken te verwijderen en dat zij financieel niet in staat waren om deze kosten te dekken. De kantonrechter overwoog dat de erfgenamen zich terecht beroepen op een nieuw opgekomen schuld die zij niet kenden en ook niet behoorden te kennen. Het verzoek werd toegewezen, waardoor de verzoeksters toestemming kregen om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 7251837 \ EJ VERZ 18-184
Beschikking van de kantonrechter van 22 november 2018
in de zaak van

1.[verzoekster 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
erfgename in de nalatenschap van [C] ,
2. [verzoekster 2] ,
geboren op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
erfgename in de nalatenschap van [C] ,
verzoekende partijen,
gemachtigde: [echtgenoot verzoekster 1] ,
belanghebbende:
Stichting Viverion,
te Lochem,
hierna te noemen: Viverion.

1.De procedure

1.1.
Mr. G.D. Scheppink-Baan heeft een verzoekschrift ingediend, ontvangen op 2 oktober 2018, ingevolge artikel 4:194 a lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW). De heer
[echtgenoot verzoekster 1] heeft de procedure vervolgens overgenomen van mr. G.D. Scheppink-Baan.
1.2.
Het verzoek is behandeld op 25 oktober 2018 waar mevrouw [verzoekster 1] , [echtgenoot verzoekster 1] en [verzoekster 2] en belanghebbende, vertegenwoordigd door de heer [A] en mevrouw [B] , zijn verschenen.

2.de feiten

2.1.
Erflater huurde van Viverion een woning aan [het adres] te [woonplaats] . De huurovereenkomst is opgezegd en beëindigd op 27 september 2018.
2.2.
Viverion heeft bij de eindinspectie van de woning op 16 augustus 2018 verlangd dat de gebouwde zaken (volière en schuur) verwijderd zouden worden.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
3.1.1.
Verzoeksters verzoeken de kantonrechter inzake de nalatenschap van de heer [C] , laatst wonende [aan het adres] [woonplaats] , geboren te [woonplaats] op [geboortedatum 2] , overleden te [woonplaats] op [datum] , hierna te noemen: erflater, toestemming te verlenen om de nalatenschap van erflater alsnog beneficiair te mogen aanvaarden.
3.1.2.
Verzoeksters merken op dat zij de (tweeling)zusters van erflater zijn.
3.1.3.
Verzoeksters hebben aan het verzoek, samengevat, het navolgende ten grondslag gelegd. Volgens opgave van het centraal testamentenregister heeft erflater geen testament gemaakt. Erflater was tijdens zijn overlijden ongehuwd, is niet eerder gehuwd geweest noch geregistreerd als partner en heeft geen afstammelingen nagelaten. Op grond van de wet zijn zijn beide zusters zijn enige erfgenamen, ieder voor de helft.
3.1.4.
Erflater huurde een woning aan [het adres] te [woonplaats] via woningbouwvereniging Viverion, had nagenoeg geen saldo op zijn bankrekening, te weten een bedrag van € 944,78 per datum overlijden. Voor het overige was er geen vermogen, tevens waren er op datum van overlijden geen verdere openstaande schulden. De erfgenamen hebben nog de huur van augustus en september voldaan en inmiddels is de betaalrekening negatief. Een spaarrekening was er niet.
3.1.5.
De erfgenamen hebben samen de uitvaart van erflater geregeld en hebben op verzoek van Viverion tevens zijn woning ontruimd. Daarnaast hebben zij de kringloop betaald om de aanwezige inboedel op te halen.
3.1.6.
Bij inspectie van de huurwoning van erflater op 16 augustus jl. heeft Viverion zich op het standpunt gesteld dat de door erflater aangebouwde zaken (een volière en een schuur)
verwijderd dienen te worden dan wel in de oude staat hersteld dient te worden.
Erflater heeft altijd aangegeven dat de aangebouwde zaken met toestemming van Viverion
zijn gebouwd/aangebracht.
3.1.7.
Verzoeksters merken op dat zij thans deze sloop c.q. verwijdering op eigen kosten dienen te voldoen.
3.1.8.
Derhalve verzoeken erfgenamen de kantonrechter thans om tot beneficiaire aanvaarding over te mogen gaan, aangezien zij niet bekend zijn geweest noch bekend hoefden te zijn met deze schuld van de nalatenschap van erflater.
3.2.
Viverion heeft ter zitting samengevat het navolgende aangevoerd.
3.2.1.
Viverion merkt op dat indien toestemming wordt verleend om het gehuurde te wijzigen, bijvoorbeeld voor het bouwen van een schuur, in de regel ook een aanwijzing wordt gegeven. Een aanwijzing kan betreffen hoe een bouwsel zou kunnen blijven bij wijziging van de huurder dan wel hoe het gebouwde gemakkelijk verwijderd zou kunnen worden.
3.2.2.
Viverion voert aan dat de tuin zoals deze is opgeleverd volstond met bouwsels en daarom onacceptabel was en het gehuurde niet geschikt was om weer te verhuren.
3.2.3.
Viverion heeft een offerte gevraagd van een aannemer en deze begrootte de kosten van verwijdering op circa € 6.000,00 exclusief BTW.
3.2.4.
Viverion heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat in de regel, indien een inwoner de huur overneemt, zoals erflater destijds in 1996, geen inspectie plaatsvindt van het gehuurde.
3.3.
De erfgenamen hebben ter zitting verklaard dat erflater hen destijds heeft verteld dat hij toestemming had van de woningbouwvereniging voor de bouwsels en ook een vergunning, erflater aan de ziekte van Parkinson leed, erflater niet meer kon praten en schrijven, hij zijn gehele administratie heeft verscheurd, inclusief de begrafenisverzekering, zij alles hebben gedaan om de woning en tuin netjes op te leveren maar dat zij niet in staat zijn de volière en schuur te verwijderen of te laten verwijderen. In dit verband wijzen zij op hun gevorderde leeftijd, [echtgenoot verzoekster 1] is 72 jaar, en merken zij op dat hun financiële middelen zijn uitgeput.
Erfgenamen hebben voorts verklaard dat erflater in 1996 de huur heeft overgenomen van [D] en de volière en schuur er toen al stonden.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt in deze procedure is dat er door erfgenamen zuiver is aanvaard. Ingevolge artikel 4:194a lid 1 BW wordt een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt en overweegt daartoe het navolgende. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de volière en schuur reeds vele jaren geleden door erflater, met hulp van een derde, zijn gebouwd. Door erfgenamen is gesteld dat hen is verteld dat dit met toestemming en/of vergunning gebeurde. Er zijn geen aanwijzingen dat erflater dan wel anderen van de woningbouwvereniging hebben vernomen dat het gebouwde ook weer verwijderd zou dienen te worden.
De enkele en algemene mededeling van Viverion ter zitting dat in de regel indien toestemming wordt gegeven ook een aanwijzing wordt gegeven, is onvoldoende om deze conclusie te trekken. Voorts is van belang dat er geen gegevens beschikbaar zijn omtrent de situatie ten tijde van het overnemen van de huur door erflater in 1996. Niet is bekend of toen is gesproken over een eventuele verplichting de volière en schuur ook weer te verwijderen.
4.3.
Het bovenstaande maakt dat erfgenamen zich er met recht op kunnen beroepen dat het gaat om een nieuw opgekomen schuld van de nalatenschap die zij niet kenden en ook niet behoorden te kennen. Ook is het verzoek tijdig ingediend, dat wil zeggen binnen drie maanden nadat de schuld van de nalatenschap erfgenamen bekend was geworden.
4.4.
Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

5.De beslissing

5.1.
Wijst het verzoek toe en verleent [verzoekster 1] en [verzoekster 2] , beiden geboren op [geboortedatum 1] te [woonplaats] en beiden thans wonende te [woonplaats] toestemming om de nalatenschap van erflater beneficiair te aanvaarden.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. P.L. Alers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2018. (SL(O)