In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Taxiwerq Administratieve Diensten B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Taxiwerq heeft het verzoek ingediend op basis van bedrijfseconomische redenen en omstandigheden die het voortduren van de arbeidsovereenkomst onredelijk maken. De werknemer, die sinds 2006 een WIA-uitkering ontvangt en door rugklachten beperkt inzetbaar is, heeft sinds 2016 geen werk meer kunnen verrichten. Taxiwerq heeft de werknemer gedurende deze periode doorbetaald, maar kon hem niet herplaatsen bij andere opdrachtgevers. Het UWV had eerder toestemming voor ontslag geweigerd, wat Taxiwerq ertoe bracht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat Taxiwerq als payrollwerkgever moet worden aangemerkt en dat de omstandigheden bij de opdrachtgever onvoldoende waren om een redelijke grond voor ontslag aan te nemen. Echter, de langdurige inactiviteit van de werknemer en het feit dat Taxiwerq niet in staat was om hem te herplaatsen, leidde de kantonrechter tot de conclusie dat van Taxiwerq in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 februari 2019, en Taxiwerq werd veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 6.970,95. De kantonrechter wees een billijke vergoeding af, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van Taxiwerq was vastgesteld.