ECLI:NL:RBOVE:2018:4905

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
C/08/225472 / KG ZA 18-335
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactverbod tussen ex-echtelieden met betrekking tot communicatie en negatieve uitlatingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtelieden. De eiseres, bijgestaan door haar advocaat, vorderde een contactverbod tegen de gedaagde, die in persoon verscheen. De eiseres stelde dat de gedaagde herhaaldelijk de afspraken uit hun echtscheidingsconvenant had overtreden door negatieve uitlatingen te doen over haar en contact op te nemen met derden, waaronder haar werkgever en familie. De eiseres voelde zich bedreigd en vorderde dat de gedaagde gedurende een jaar geen contact meer met haar mocht opnemen, behalve via een professionele gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat het gedrag van de gedaagde als bedreigend en chanterend werd ervaren. Het contactverbod werd toegewezen, met een dwangsom van € 500 per overtreding, tot een maximum van € 15.000. De vordering van de eiseres om de gedaagde te verbieden zich negatief over haar uit te laten, werd afgewezen omdat deze te onbepaald was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/225472 / KG ZA 18-335
Vonnis in kort geding van 20 december 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. G.K. Fraterman te Hengelo (Ov),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de mondelinge behandeling op 12 december 2018, alwaar [eiseres] , bijgestaan door haar advocaat, en [gedaagde] in persoon zijn verschenen. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, [gedaagde] mede aan de hand van digitale (pleit)aantekeningen. Deze (pleit)aantekeningen zijn op verzoek van de voorzieningenrechter aan het eind van de zitting door [gedaagde] per mailbericht gezonden aan de advocaat van [eiseres] en de (griffier van de) rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, dat vandaag - bij vervroeging – wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [2012] te [plaats] met elkaar gehuwd. Op 2 januari 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke op 15 januari 2018 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben in onderling overleg op 12 december 2017 een notarieel echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) opgesteld. Het convenant maakt onderdeel uit van de beschikking van 2 januari 2018.
2.3.
Artikel 5 van het convenant luidt - voor zover van belang - als volgt:
“SOCIALE MEDIACLAUSULE
De aanstaande ex-partners willen vermijden dat zij in de aanloop naar de echtscheiding en daarna elkaars (online) reputatie beschadigen door uitingen en publicaties via of op sociale media, internetfora, websites of andere digitale platforms die voor derden toegankelijk zijn. In dit kader spreken zij af dat zij geen ‘verboden uitingen’ doen over elkaar.
Deze afspraken gelden ook voor uitingen en publicaties offline.
De echtgenoten maken niet openbaar:
-
sms-, whatsapp-, of andere berichten die zij via een digitale nieuwsdienst aan elkaar gestuurd hebben; (…)”
Op overtreding van deze bepaling hebben partijen een boete gesteld.
2.4.
Bij mailbericht van 1 oktober 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] en de toenmalige advocaat van [eiseres] het volgende geschreven: “De update brieven naar de VVD, de gemeenteraad en familie en vrienden van [eiseres] gaan vanavond de deur uit.”
2.5.
Op 2 november 2018 heeft [gedaagde] een mailbericht met als onderwerp
“FW: def-aanslag-inkomstenbelasting-2015.pdf” verzonden aan [eiseres] en - onder meer - de toenmalige advocaat van [eiseres] , haar werkgever en de kerk waar [eiseres] actief lid van is. In de mail wordt door [gedaagde] - onder meer en kort gezegd - vermeld dat er volgende week een artikel in de krant wordt geplaatst indien [eiseres] het geld, waar [gedaagde] aanspraak op stelt te maken, niet overmaakt.
2.6.
[gedaagde] heeft [eiseres] een aantal Whats-app-berichten gestuurd.
2.7.
Op 6 november 2018 heeft [gedaagde] een Twitter-bericht geplaatst.
2.8.
Op 20 november 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] en twee andere personen een mail gestuurd met als onderwerp “Laatste kans”.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat weergegeven - [gedaagde] te verbieden:
I. om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis contact op te nemen en/of te hebben met [eiseres] op allerlei mogelijke manieren in persoon, via telefoon, e-mail of ander geschrift, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. om zich op welke wijze dan ook en jegens wie dan ook negatief uit te laten over [eiseres] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan het gevorderde legt [eiseres] – kort gezegd – het volgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft reeds ten tijde van de echtscheidingsprocedure en ook daarna de in het convenant gemaakte afspraken overtreden. In eerste instantie dreigde [gedaagde] enkel met het mogelijkerwijs doen van negatieve uitlatingen, maar recentelijk heeft hij een mailbericht verstuurd naar de kerk waarin hij haar ervan beschuldigt dat zij gelden van de kerk heeft ontvreemd. Ook heeft [gedaagde] een mailbericht gestuurd aan de werkgever van [eiseres] . Tevens stuurt [gedaagde] [eiseres] meermaals vervelende
Whatsapp-berichten. Daarnaast heeft hij op 6 november 2018 een openbaar Twitter-bericht geplaatst. [eiseres] heeft van een aantal voorvallen melding gemaakt bij de politie. [eiseres] voelt zich bedreigd door [gedaagde] . Op 20 november 2018 heeft [gedaagde] haar nog een mailbericht gestuurd waarin staat dat hij er alles aan zal doen om haar tot de grond toe af te breken, letterlijk en figuurlijk. [eiseres] wil op geen enkele manier nog iets met
[gedaagde] te maken hebben.
[eiseres] dreigt daarnaast schade te lijden door de continue stroom van negatieve uitlatingen van [gedaagde] over haar jegens derden. [eiseres] is gemeenteraadslid voor de VVD in [eiseres] , alsmede actief lid bij de plaatselijke kerk. Daarnaast is zij werkzaam in het onderwijs en is zij schrijfster van kinderboeken. [gedaagde] dreigt haar in diskrediet te brengen en dreigt belastende informatie over haar bekend te maken. Zo stelt [gedaagde] ten onrechte dat zij gokverslaafd is en dat zij onder meer gelden van de kerk heeft ontvreemd. Ook jegens de werkgever van [eiseres] heeft [gedaagde] zich zeer negatief uitgelaten. [gedaagde] neemt verder continue contact op met familie van haar. Er is niet alleen sprake van bedreiging, maar ook van chantage. [gedaagde] dient direct te stoppen met het doen van negatieve uitlatingen over [eiseres] jegens derden.
Indien [gedaagde] stelt een vordering op [eiseres] te hebben, hetgeen zij betwist, staat het hem vrij een procedure aanhangig te maken. Zelfs al zou [eiseres] niet aan een verplichting uit hoofde van het convenant voldoen, dan betekent dit niet dat het convenant voor het overige niet in stand blijft. Artikel 5 van het convenant blijft in stand. De daarin opgenomen clausule voorziet echter niet in het versturen van e-mails door [gedaagde] aan derden en het leggen van telefonische contacten door [gedaagde] met derden. Om die reden heeft [eiseres] nu deze vorderingen ingesteld.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] stelt - samengevat weergegeven - dat hij niets liever wil dan geen contact meer te hebben met [eiseres] , haar familie of welke relaties dan ook. Hij stelt dat zij hem daartoe echter heeft gedwongen. In het convenant is eenduidig bepaald dat naheffingsaanslagen van de Belastingdienst door partijen bij helfte dienen te worden betaald. [eiseres] weigert de naheffingsaanslag over 2015 te betalen. Een eerdere aanslag van de Belastingdienst is slechts na lang aandringen en met behulp van een deurwaarder door haar voldaan. Daardoor is hij geconfronteerd met onnodige extra kosten en voelt hij zich gedupeerd. [eiseres] komt haar verplichtingen niet na en daardoor wordt hij met hoge kosten geconfronteerd.
Het door [eiseres] geschetste beeld van [gedaagde] is volgens [gedaagde] eenzijdig, onvolledig en onjuist weergegeven. Hij stelt dat hij nooit heeft beweerd dat [eiseres] geld van de kerk heeft ontvreemd. Wel dat zij onder onjuiste voorstelling van zaken geld heeft geleend om de vorige naheffingsaanslag te kunnen betalen. Dit is echter iets tussen [eiseres] en de kerk. Hij is na de echtscheiding fysiek niet in de buurt bij [eiseres] geweest. Er is geen sprake van het continue contact opnemen. Hij heeft slechts drie keer met zijn
ex-schoonouders contact opgenomen. Zij hebben het recht om te weten hoe hun dochter de waarheid verdraaid. Hij stelt dat hij nooit heeft beweerd dat zijn ex-schoonouders hem geld zouden moeten geven. Het zo genoemde “kwaadsprekerij” vindt op zijn minst van twee kanten plaats. Zo heeft [eiseres] ten onrechte verkondigd dat hij een straatverbod zou hebben. Dit is voor hem reden geweest om te verhuizen uit [plaats] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat zij de namens [eiseres] op
10 december 2018 ingediende aanvullende producties niet bij haar beoordeling zal betrekken, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] deze producties zijn toegezonden.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen en wordt ook niet betwist door [gedaagde] .
4.3.
Met betrekking tot het gevorderde contactverbod door [eiseres] overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het opleggen van een contactverbod vormt een vergaande en ingrijpende maatregel en een inbreuk op het in verdragen en wetten vastgelegde grondrecht om zich vrijelijk te bewegen. Dat brengt met zich dat er klemmende argumenten moeten bestaan om een dergelijk verbod op te leggen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het optreden van [gedaagde] door haar als bedreigend en chanterend wordt ervaren en dat zij om die reden een zwaarwegend belang heeft bij toewijzing van het gevorderde contactverbod. In het bijzonder de door [eiseres] overgelegde Whatsapp-berichten en de mailberichten van 2 november 2018 en
20 november 2018 die - onweersproken - van [gedaagde] afkomstig zijn, bevatten (be)dreigende en chanterende uitingen die een dusdanige inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] dat dit toewijzing van een contactverbod rechtvaardigt. Het gevorderde contactverbod zal dan ook op na te melden wijze worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd op € 15.000,--.
4.4.
Voor zover [gedaagde] stelt dat de oorzaak van zijn handelwijze is gelegen in de omstandigheid dat hij, naar hij stelt, een geldvordering heeft op [eiseres] die zij weigert te betalen, vormt dit, wat hier verder ook van zij, geen rechtvaardiging voor zijn handelwijze jegens [eiseres] . Indien [gedaagde] meent dat hij een vordering heeft op [eiseres] dient hij een andere weg te bewandelen, namelijk de juridische weg.
4.5.
Het gevorderde als verwoord onder rechtsoverweging 3.1. onder II zal worden afgewezen, omdat deze vordering zodanig ruim geformuleerd is dat deze te onbepaald is om voor toewijzing in aanmerking te komen. Op voorhand en in abstracto kan (ook) niet worden vastgesteld of uitlatingen negatief zijn of dat zij in de omstandigheden van het geval toelaatbaar zijn. Te verwachten valt ook dat integrale toewijzing van de vordering, tot executieproblemen zal leiden. Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van [eiseres] ook geen eiswijziging geformuleerd. Ter zitting heeft [gedaagde] overigens toegezegd dat hij niet alleen geen contact meer met [eiseres] op zal nemen maar ook niet meer met haar omgeving en dat hij er geen belang bij heeft om [eiseres] in een kwaad daglicht te stellen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] zijn toezegging(en) gestand zal doen en dat hij in die zin ook geen uitlatingen zal doen die [eiseres] in een kwaad daglicht stellen.
4.6.
Gelet op de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Verbiedt [gedaagde] om gedurende één jaar na betekening van dit vonnis via telefoon, e-mail of ander geschrift anders dan via een professionele gemachtigde, zoals een advocaat of een deurwaarder, contact op te nemen en/of te hebben met [eiseres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat hij het in 5.1. uitgesproken verbod overtreedt, tot een maximum van € 15.000,-- is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018.