4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat aangeefster op 1 juni 2017 in Zwolle door geweld en andere feitelijkheden, bestaande uit het met een hand bij de keel vasthouden en roepen ‘Ik wil tieten voelen’, is gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds aanraken van haar borsten. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die deze handelingen heeft gepleegd.
Tijdens een informatief gesprek op 2 juni 2017 bij de politie verklaarde aangeefster dat zij was aangerand door een man met wit/grijs haar in een scheiding, ongeveer 60 jaar oud, met blanke huidskleur, een onverzorgd uiterlijk, een brede neus, diepliggende ogen en een hese stem zonder accent. De man had geen gezichtsbeharing en droeg geen bril. Hij was gekleed in een spijkerbroek met een wit overhemd met blauwe en groene streepjes die samen blokjes vormden. De man kwam verward op haar over.
In haar aangifte sprak aangeefster over een man, rond de 60 jaar oud, ongeveer 1.70 meter á 1.80 meter lang met een normaal postuur en een klein buikje. Achterop zijn hoofd had de man een kale plek en van voren had hij grijze haren die iets in een scheiding zaten. Zijn haar kwam tot iets onder zijn oren. De man had een ingevallen gezicht en voor zover zij kon zien, had de man geen boventanden. De man had dunne lippen, een iets bredere neus, donkere ogen, lange oren en geen haar in zijn gezicht. De man droeg een los model spijkerbroek, een witte blouse met lange mouwen met dunne groene en blauwe strepen die samen blokjes vormden en zwarte instap gymschoenen. Hij had een zachte schelle stem en sprak accentloos Nederlands. De fiets waarop de man fietste was een damesfiets van het merk Gazelle met stevige zwarte fietstassen eraan.
[begeleider verdachte] , de persoonlijk begeleidster van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte sinds 13 januari 2017 verblijft in een RIBW woning aan de [straat] in Zwolle in het kader van een voorwaardelijke TBS-maatregel die hij heeft opgelegd gekregen terzake schennis van de eerbaarheid en aanrandingen. Op 1 juni 2017 werd verdachte tijdens een overleg geconfronteerd met het feit dat hij gezien zou zijn bij de Wythemerplas in Zwolle, een naaktstrand. Verdachte vond dit onzin en liep boos weg uit het overleg. De volgende dag verscheen hij niet op een afspraak. Op 3 juni 2017 werd [begeleider verdachte] door een collega op de hoogte gesteld van een burgernetmelding dat er een aanranding had plaatsgevonden waarbij het signalement van de dader redelijk overeenkwam met het signalement van verdachte. Die avond had verdachte ook geen koffie gedronken bij de RIBW. De woning van verdachte werd vervolgens bezocht. Verdachte werd niet aangetroffen maar wel een leeg blik bier en een spijkerbroek en een geblokte blouse.
Tijdens een volgend verhoor werd verdachte door [begeleider verdachte] omschreven als een blanke man van begin 50, met een lengte tussen de 1.75 meter en 1.80 meter en een normaal postuur met een buikje. Hij is brildragend, heeft grijs haar en draagt in het midden een scheiding en heeft een zachte stem. Op 1 juni 2018 droeg verdachte een kaki kleurige pantalon en een grijs met blauwkleurig overhemd. Hoe de fiets van verdachte eruit zag, wist [begeleider verdachte] niet, alleen dat de fiets fietstassen had.
Uit het dossier blijkt voorts dat [broer verdachte] , de broer van verdachte, op 18 juli 2017 contact op had genomen met de politie omdat hij bezorgd was over zijn broer. Hij had gehoord dat zijn broer op 1 juni 2017 boos was weggelopen uit een gesprek. Via de media had hij vernomen dat er diezelfde dag een aanranding had plaatsgevonden in Zwolle, op 500 meter van de woning van zijn broer. Het signalement van de dader vertoonde overeenkomsten met het signalement van zijn broer, vooral het grijs witte haar in een scheiding, 1.75 meter lang en de zachte stem. Alleen de omschreven kale plek op de achterkant van het hoofd en de leeftijd kwam niet overeen met het signalement van zijn broer.
Aan de binnenzijde van het voorpand van het shirt dat aangeefster de bewuste avond droeg werd een DNA mengprofiel, waaraan ten minste één man heeft bijgedragen, aangetroffen. De hypothese waarin verdachte een bijdrage had geleverd aan het gevonden DNA werd 10.000 keer waarschijnlijker geacht dan de hypothese dat verdachte geen aandeel had geleverd.
Verdachte verklaarde bij de politie dat hij op 1 juni 2017 boos was weggelopen uit een overleg. Die middag had hij 8 tot 10 halve liters bier gedronken. Verdachte kon zich niet veel meer herinneren van die avond, behalve dat hij op het [pad] had gestaan met een jonge vrouw die zei dat ze een kind had. Verdachte was in het bezit van een fiets van het merk Batavus met dubbele donkere fietstassen.
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat aangeefster, ter terechtzitting gehoord als getuige, heeft verklaard dat zij een dochter van thans 2 jaar heeft.
De rechtbank overweegt op basis van het voorgaande als volgt.
Verdachte heeft op 1 juni 217, op de dag van de aanranding, boos een gesprek verlaten en heeft daarna alcohol genuttigd. De aanranding heeft op korte afstand van de woning van verdachte plaatsgevonden, op het [pad] , en verdachte heeft verklaard dat hij op 1 juni 2017 in de avond op het [pad] onder invloed van alcohol tegenover een jonge vrouw heeft gestaan die tegen hem had gezegd dat ze een kind had. Aangeefster heeft een kind. Het door aangeefster gegeven signalement van de dader komt op belangrijke punten overeen met het door [begeleider verdachte] en [broer verdachte] gegeven signalement van verdachte. Op het shirt dat aangeefster droeg op het moment van de aanranding is een DNA mengprofiel aangetroffen waarvan naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden aannemelijk is dat het verdachte is geweest die de donor van dit DNA spoor is. Dit in onderling verband en in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte degene is die [slachtoffer] op 1 juni 2017 te Zwolle heeft aangerand.
De omstandigheid dat het door aangeefster gegeven signalement van de dader en de beschrijving van zijn fiets enigszins verschilt van het door [begeleider verdachte] en [broer verdachte] gegeven signalement van verdachte en de omschrijving van zijn fiets, maakt niet dat de verklaring van aangeefster op dit punt niet bruikbaar is voor het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank komt het door aangeefster beschreven signalement van dader en de beschrijving van zijn fiets op essentiële punten wel overeen met het signalement van verdachte en zijn fiets. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat [begeleider verdachte] en [broer verdachte] naar aanleiding van de door aangeefster gegeven beschrijvingen contact op hebben genomen met de politie omdat zij een vermoeden hadden dat verdachte bij de onderhavige aanranding betrokken was. Daarnaast bevinden zich in het dossier voldoende andere bewijsmiddelen die ondersteunen dat verdachte degene is geweest die de aanranding op 7 juni 2017 op het [pad] in Zwolle heeft gepleegd.