ECLI:NL:RBOVE:2018:4903

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
08/770351-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor aanranding met een celstraf en schadevergoeding

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige man die beschuldigd werd van het aanranden van een vrouw in Zwolle. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een celstraf van 6 maanden en een schadevergoeding van bijna 960 euro aan het slachtoffer. De man is verminderd toerekeningsvatbaar en had eerder soortgelijke vergrijpen gepleegd, waarvoor hij in 2013 was veroordeeld tot tbs met voorwaarden, later omgezet naar tbs met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het advies van een psycholoog dat een celstraf geen doel dient, de ernst van het feit en het vergeldingsaspect een onvoorwaardelijke celstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de aanranding gepleegd door de vrouw bij de keel vast te pakken en haar te dwingen tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft voldoende bewijs gevonden, waaronder DNA-sporen, om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770351-17 (P)
Datum vonnis: 20 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in FPC De Oostvaarderskliniek in Almere.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 mei 2018 en 6 december 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van wat door verdachte en de raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een aanranding.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2017 in de gemeente Zwolle, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid te weten het met een/de handen bij de keel vastpakken/vasthouden en/of zeggen/roepen: ‘Wil je tieten voelen’, althans woorden van gelijke aard of strekking, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (het al dan niet over de kleding heen) onverhoeds vastpakken/aanraken van een/de borst(en) van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
[slachtoffer] (hierna aangeefster) heeft als volgt verklaard. Zij werd op 1 juni 2017 omstreeks 22.45 uur afgezet door een vriend aan de [weg] in Zwolle. Op het moment dat aangeefster op het [pad] liep, hoorde zij een fiets achter zich. Aangeefster draaide zich om en zag een man, die zijn fiets aan het begin van het pad neerzette. Zij vroeg de man of zij hem kon helpen of dat hij de weg kwijt was. De man zag er verward uit. Vervolgens liep de man, zonder iets te zeggen, op aangeefster af en pakte haar met zijn linkerhand bij haar keel en zei: ‘Ik wil tieten voelen’. De man ging grof en hardhandig met zijn hand in haar truitje. Ook kneep hij met zijn rechterhand aan de bovenkant van haar rechterborst. De man had een enge, agressieve blik in zijn ogen. Aangeefster riep ondertussen om hulp. Op het moment dat er een jongen, naar later bleek getuige [getuige 1] , [2] langs fietste, stopte de man en ging hij weg. [3]
Kort daarna werd aangeefster hevig geëmotioneerd door de politie aangetroffen [4] . Later was te zien dat aangeefster minimaal 10 rode striemen en wondjes net boven de borsten had. [5]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het door aangeefster en de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] gegeven signalement niet (volledig) overeenkomt met het signalement van verdachte. De getuigen [getuige 2] en [getuige 1] hebben bovendien niet uit eigen waarneming verklaard. Dit maakt dat de verklaringen van aangeefster en de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het aangetroffen DNA heeft geen bewijswaarde omdat de matchkans te klein is. De enkele verklaring van verdachte, dat hij op het moment van de aanranding op het [pad] is geweest en dat hij daar met een jonge vrouw heeft gepraat, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat aangeefster op 1 juni 2017 in Zwolle door geweld en andere feitelijkheden, bestaande uit het met een hand bij de keel vasthouden en roepen ‘Ik wil tieten voelen’, is gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds aanraken van haar borsten. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die deze handelingen heeft gepleegd.
Tijdens een informatief gesprek op 2 juni 2017 bij de politie verklaarde aangeefster dat zij was aangerand door een man met wit/grijs haar in een scheiding, ongeveer 60 jaar oud, met blanke huidskleur, een onverzorgd uiterlijk, een brede neus, diepliggende ogen en een hese stem zonder accent. De man had geen gezichtsbeharing en droeg geen bril. Hij was gekleed in een spijkerbroek met een wit overhemd met blauwe en groene streepjes die samen blokjes vormden. De man kwam verward op haar over. [6]
In haar aangifte sprak aangeefster over een man, rond de 60 jaar oud, ongeveer 1.70 meter á 1.80 meter lang met een normaal postuur en een klein buikje. Achterop zijn hoofd had de man een kale plek en van voren had hij grijze haren die iets in een scheiding zaten. Zijn haar kwam tot iets onder zijn oren. De man had een ingevallen gezicht en voor zover zij kon zien, had de man geen boventanden. De man had dunne lippen, een iets bredere neus, donkere ogen, lange oren en geen haar in zijn gezicht. De man droeg een los model spijkerbroek, een witte blouse met lange mouwen met dunne groene en blauwe strepen die samen blokjes vormden en zwarte instap gymschoenen. Hij had een zachte schelle stem en sprak accentloos Nederlands. De fiets waarop de man fietste was een damesfiets van het merk Gazelle met stevige zwarte fietstassen eraan. [7]
[begeleider verdachte] , de persoonlijk begeleidster van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte sinds 13 januari 2017 verblijft in een RIBW woning aan de [straat] in Zwolle in het kader van een voorwaardelijke TBS-maatregel die hij heeft opgelegd gekregen terzake schennis van de eerbaarheid en aanrandingen. Op 1 juni 2017 werd verdachte tijdens een overleg geconfronteerd met het feit dat hij gezien zou zijn bij de Wythemerplas in Zwolle, een naaktstrand. Verdachte vond dit onzin en liep boos weg uit het overleg. De volgende dag verscheen hij niet op een afspraak. Op 3 juni 2017 werd [begeleider verdachte] door een collega op de hoogte gesteld van een burgernetmelding dat er een aanranding had plaatsgevonden waarbij het signalement van de dader redelijk overeenkwam met het signalement van verdachte. Die avond had verdachte ook geen koffie gedronken bij de RIBW. De woning van verdachte werd vervolgens bezocht. Verdachte werd niet aangetroffen maar wel een leeg blik bier en een spijkerbroek en een geblokte blouse. [8]
Tijdens een volgend verhoor werd verdachte door [begeleider verdachte] omschreven als een blanke man van begin 50, met een lengte tussen de 1.75 meter en 1.80 meter en een normaal postuur met een buikje. Hij is brildragend, heeft grijs haar en draagt in het midden een scheiding en heeft een zachte stem. Op 1 juni 2018 droeg verdachte een kaki kleurige pantalon en een grijs met blauwkleurig overhemd. Hoe de fiets van verdachte eruit zag, wist [begeleider verdachte] niet, alleen dat de fiets fietstassen had.
Uit het dossier blijkt voorts dat [broer verdachte] , de broer van verdachte, op 18 juli 2017 contact op had genomen met de politie omdat hij bezorgd was over zijn broer. Hij had gehoord dat zijn broer op 1 juni 2017 boos was weggelopen uit een gesprek. Via de media had hij vernomen dat er diezelfde dag een aanranding had plaatsgevonden in Zwolle, op 500 meter van de woning van zijn broer. Het signalement van de dader vertoonde overeenkomsten met het signalement van zijn broer, vooral het grijs witte haar in een scheiding, 1.75 meter lang en de zachte stem. Alleen de omschreven kale plek op de achterkant van het hoofd en de leeftijd kwam niet overeen met het signalement van zijn broer.
Aan de binnenzijde van het voorpand van het shirt dat aangeefster de bewuste avond droeg werd een DNA mengprofiel, waaraan ten minste één man heeft bijgedragen, aangetroffen. De hypothese waarin verdachte een bijdrage had geleverd aan het gevonden DNA werd 10.000 keer waarschijnlijker geacht dan de hypothese dat verdachte geen aandeel had geleverd. [9]
Verdachte verklaarde bij de politie dat hij op 1 juni 2017 boos was weggelopen uit een overleg. Die middag had hij 8 tot 10 halve liters bier gedronken. Verdachte kon zich niet veel meer herinneren van die avond, behalve dat hij op het [pad] had gestaan met een jonge vrouw die zei dat ze een kind had. Verdachte was in het bezit van een fiets van het merk Batavus met dubbele donkere fietstassen. [10]
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat aangeefster, ter terechtzitting gehoord als getuige, heeft verklaard dat zij een dochter van thans 2 jaar heeft. [11]
De rechtbank overweegt op basis van het voorgaande als volgt.
Verdachte heeft op 1 juni 217, op de dag van de aanranding, boos een gesprek verlaten en heeft daarna alcohol genuttigd. De aanranding heeft op korte afstand van de woning van verdachte plaatsgevonden, op het [pad] , en verdachte heeft verklaard dat hij op 1 juni 2017 in de avond op het [pad] onder invloed van alcohol tegenover een jonge vrouw heeft gestaan die tegen hem had gezegd dat ze een kind had. Aangeefster heeft een kind. Het door aangeefster gegeven signalement van de dader komt op belangrijke punten overeen met het door [begeleider verdachte] en [broer verdachte] gegeven signalement van verdachte. Op het shirt dat aangeefster droeg op het moment van de aanranding is een DNA mengprofiel aangetroffen waarvan naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden aannemelijk is dat het verdachte is geweest die de donor van dit DNA spoor is. Dit in onderling verband en in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte degene is die [slachtoffer] op 1 juni 2017 te Zwolle heeft aangerand.
De omstandigheid dat het door aangeefster gegeven signalement van de dader en de beschrijving van zijn fiets enigszins verschilt van het door [begeleider verdachte] en [broer verdachte] gegeven signalement van verdachte en de omschrijving van zijn fiets, maakt niet dat de verklaring van aangeefster op dit punt niet bruikbaar is voor het bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank komt het door aangeefster beschreven signalement van dader en de beschrijving van zijn fiets op essentiële punten wel overeen met het signalement van verdachte en zijn fiets. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat [begeleider verdachte] en [broer verdachte] naar aanleiding van de door aangeefster gegeven beschrijvingen contact op hebben genomen met de politie omdat zij een vermoeden hadden dat verdachte bij de onderhavige aanranding betrokken was. Daarnaast bevinden zich in het dossier voldoende andere bewijsmiddelen die ondersteunen dat verdachte degene is geweest die de aanranding op 7 juni 2017 op het [pad] in Zwolle heeft gepleegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 1 juni 2017 in de gemeente Zwolle, door geweld of een andere feitelijkheid te weten het met de hand bij de keel vastpakken/vasthouden en zeggen/roepen: ‘Wil je tieten voelen’, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het (al dan niet over de kleding heen) onverhoeds vastpakken/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkwamen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdedigingsbelang geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 9 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Daartoe heeft hij aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de huidige behandeling in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal doorkruisen. Een werkstraf is, gelet op het feit dat verdachte in een gesloten kliniek verblijft, praktisch gezien niet haalbaar. Een tweede terbeschikkingstelling met dwangverpleging heeft geen meerwaarde.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van een jonge vrouw. Verdachte heeft haar bij de keel en vervolgens onverhoeds en ruw bij de borsten vastgepakt. Uit de ter terechtzitting voorgehouden schriftelijke verklaring van het slachtoffer blijkt dat dit feit een grote impact op haar heeft gehad. Verdachte heeft met deze gedraging inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft zich kennelijk niet om de gevolgen voor het slachtoffer bekommerd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt rekening met het over verdachte opgestelde rapport van het psychologisch onderzoek van 21 maart 2018, opgesteld door B. van Giessen, klinisch psycholoog. De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van autismespectrumstoornis, hyperseksualiteit, exhibitionisme en een stoornis in het gebruik van alcohol. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
Door het gebruik van alcohol treedt bij verdachte een sterke toename van hyperseksualiteit op en de neiging tot exhibitionisme. Beiden zijn voor verdachte manieren om stress en spanningen te kanaliseren. Het alcoholgebruik, hyperseksualiteit en exhibitionisme vertonen nauwe samenhang met de autismespectrumstoornis en verergeren de complexe problematiek. Verdachte heeft forse beperkingen in sociale contacten en wederkerigheid, een gebrek aan empathie, een egocentrisch perspectief aangaande zijn eigen behoeften, een beperkt probleemoplossend vermogen, een onvermogen om zijn gedragingen te controleren en de neiging tot obsessieve en rigide gedachten- en gedragspatronen. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de gestructureerde risicotaxatie wordt geconcludeerd dat het recidiverisico als zeer hoog moet worden ingeschat, waarbij vooral de combinatie van stoornissen debet is aan het hoge risico.
Het wederom opleggen van de maatregel TBS met dwangverpleging dient in de visie van de psycholoog vanuit gedragskundig oogpunt geen enkel doel. Een gevangenisstraf zal voor verdachte thans contraproductief zijn. Verdachte is gebaat bij een intramurale behandeling en een gevangenisstraf zal dit proces niet gunstig beïnvloeden.
De rechtbank neemt de gronden waarop het advies ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid rust over en concludeert dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Blijkens een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 5 november 2018 is verdachte meerdere malen veroordeeld ter zake soortgelijke feiten. Aan verdachte werd op 22 april 2013 de maatregel TBS met voorwaarden opgelegd. Deze maatregel werd tweemaal verlengd en in 2017 omgezet naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging die ongelimiteerd is. Dit betekent dat er op dit moment geen reëel zicht is op beëindiging van de terbeschikkingstelling binnen een afzienbare termijn.
Hoewel verdachte in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling nog lange tijd van zijn vrijheid beroofd zal zijn en het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ertoe zal leiden dat een eventuele behandeling van verdachtes stoornissen mogelijk enige tijd zal moeten worden onderbroken en dat volgens de psycholoog vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen doel dient, zal de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en uit het oogpunt van vergelding toch een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
8. De schade van benadeelden
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 959,80 vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 59,80 aan kledingkosten. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 900,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde ad € 959,80 daarom toewijzen te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 36f Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 959,80te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 959,80,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland Team Zeden met nummer 2017250468. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 37
3.Pagina 15 tot en met 20
4.Pagina 11
5.Pagina 13
6.Pagina 12 en 13
7.Pagina 17 en 18
8.Pagina 48 en 49
9.Pagina 81 tot en met 84 en 86 tot en met 88
10.Pagina 106 en 107
11.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 december 2018, de verklaring van getuige [slachtoffer]