ECLI:NL:RBOVE:2018:4844

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
C/08/218224 / HA ZA 18-243
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bankgarantie door ABN AMRO

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Kikkert, dat ABN AMRO BANK N.V. wordt veroordeeld tot betaling van een bankgarantie van € 207.000,00. De vordering is gebaseerd op een bankgarantie die is afgegeven ten behoeve van eiser door ABN AMRO in het kader van een huurovereenkomst met Kinderopvang De Cirkel B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bankgarantie is afgegeven onder bepaalde voorwaarden, waaronder de verplichting voor eiser om een rechterlijk of arbitraal vonnis te overleggen. Eiser heeft een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de debiteur van de bankgarantie niet de juiste partij is, aangezien de bankgarantie is afgegeven ten behoeve van Kinderopvang De Cirkel 567, en niet voor de partij die in het arrest is genoemd. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor uitbetaling van de bankgarantie, en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ABN AMRO zijn begroot op € 8.750,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/218224 / HA ZA 18-243
Vonnis van 12 december 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten: mr. R.G.J. de Haan en mr. L.F. den Boon te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 augustus 2018;
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 2 september 2010 hebben [eiser] en de besloten vennootschap Kinderopvang De Cirkel B.V. (hierna te noemen: Kinderopvang De Cirkel 288) een huurovereenkomst gesloten. Deze vennootschap is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd onder nummer 08160288.
2.2.
Op 23 mei 2012 heeft Kinderopvang de Cirkel 288 haar naam gewijzigd in De Cirkel Groep B.V. (hierna te noemen: De Cirkel Groep). Op dezelfde datum heeft De Cirkel Groep een nieuwe vennootschap opgericht, te weten Kinderopvang De Cirkel B.V. (hierna te noemen: Kinderopvang De Cirkel 567). Deze vennootschap is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd onder nummer 55391567.
2.3.
Bij brief van 3 december 2012 heeft de advocaat van “Cirkel Kinderopvang” de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en subsidiair een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst. [eiser] is hierop een gerechtelijke procedure gestart.
2.4.
Op 18 januari 2013 heeft [eiser] conservatoir beslag doen leggen onder ABN AMRO ten laste van Kinderopvang De Cirkel B.V.
2.5.
Op 29 januari 2013 is conservatoir beslag gelegd onder ABN AMRO op alle gelden, geldwaarden en/of goederen ten gunste van Kinderopvang De Cirkel B.V.
2.6.
Op 26 februari 2013 heeft ABN AMRO een verklaring conservatoir derdenbeslag afgegeven, waarin zij te kennen geeft dat op de volgende rekeningen ten laste van Kinderopvang De Cirkel B.V. beslag was gelegd:
Soort rekening Rekeningnr. Muntsoort Saldo
Rekening courant [rekeningnummer 1] EUR 464.680,52
Spaarrekening [rekeningnummer 2] EUR 398.629,49
Internetspaarrekening [rekeningnummer 3] EUR 9.205,33
2.7.
Op 26 maart 2013 heeft ABN AMRO in opdracht van Kinderopvang De Cirkel B.V. een bankgarantie met nummer NLFG0105966 (hierna te noemen: de bankgarantie) gesteld ten behoeve van [eiser] en ter opheffing van het conservatoire beslag.
2.8.
Artikel 2 van de bankgarantie luidt als volgt:
“2. De bank verbindt zich op eerste schriftelijk verzoek van de Begunstigde, onder gelijktijdige overlegging van:
een afschrift van een uitvoerbaar bij voorraad verklaart vonnis dan wel een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van een Nederlandse rechter met betrekking tot de Vordering gewezen in een procedure tussen de Begunstigde en de Debiteur; of
een origineel afschrift van een arbitraal vonnis met betrekking tot de Vordering gewezen in een procedure tussen de Begunstigde en de Debiteur; of
een door partijen gewaarmerkt afschrift van een akte, houdende een minnelijke regeling tussen de Begunstigde en de Debiteur met betrekking tot de Vordering:
aan de Begunstigde te voldoen het bedrag dat de Begunstigde schriftelijk verklaart terzake van de Vordering opeisbaar van de Debiteur te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank niet gehouden is meer te voldoen dan het bedrag dat de Begunstigde blijkens één of meer van de bovenbedoelde bewijsstukken van de Debiteur te vorderen heeft”.
2.9.
Bij vonnis van deze rechtbank van 2 september 2014, verbeterd bij vonnis van 7 oktober 2014, is de vordering van [eiser] in conventie afgewezen en de vordering van Kinderopvang De Cirkel B.V. in reconventie toegewezen.
2.10.
Naar aanleiding van voornoemd vonnis heeft Kinderopvang De Cirkel B.V. [eiser] in kort geding gedagvaard en teruggave van de afgegeven bankgarantie gevorderd. Bij vonnis van 16 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank deze vordering afgewezen.
2.11.
[eiser] is tegen voornoemd vonnis van 2 september 2014 in hoger beroep gegaan. Op 20 juni 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen tussen [eiser] en De Cirkel Groep B.V. (voorheen genaamd Kinderopvang De Cirkel B.V.). In dit arrest heeft het gerechtshof onder meer voor recht verklaard dat sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen en is De Cirkel Groep B.V. veroordeeld tot nakoming van deze huurovereenkomst door voldoening van de overeengekomen huur en de boete.
2.12.
Bij brief d.d. 28 juni 2017 heeft [eiser] aan ABN AMRO onder overlegging van voornoemd arrest van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verzocht het volledige bedrag van de bankgarantie aan hem uit te betalen.
2.13.
Bij brief van 4 augustus 2017 heeft ABN AMRO dit verzoek afgewezen. Bij brief van 2 mei 2018 heeft ABN AMRO nogmaals aan [eiser] deze afwijzing bevestigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ABN AMRO te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 207.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 juli 2017 dan wel subsidiair vanaf 5 september 2017 dan wel meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
ABN AMRO voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van dit geschil betreft de vraag of ABN AMRO dient over te gaan tot uitbetaling van de bankgarantie. [eiser] stelt dat ABN AMRO hiertoe dient over te gaan omdat aan de in de bankgarantie gestelde voorwaarden voor uitbetaling is voldaan. ABN AMRO bestrijdt dat standpunt.
4.2.
Uit de hiervoor onder r.o. 2.8 weergegeven passage uit de tekst van de bankgarantie blijkt dat ABN AMRO zich heeft verbonden tot uitbetaling aan [eiser] over te gaan op eerste schriftelijke verzoek van [eiser] onder gelijktijdige overlegging van -kort gezegd- een rechterlijk of arbitraal vonnis of een minnelijke regeling met betrekking tot de vordering. Deze formulering impliceert dat het om een abstracte bankgarantie gaat. Als [eiser] met inachtneming van de (formele) eisen die in de bankgarantie worden gesteld uitbetaling claimt, is ABN AMRO in beginsel tot uitbetaling gehouden.
4.3.
Bij brief d.d. 28 juni 2017 heeft [eiser] aan ABN AMRO onder overlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2017 verzocht het volledige bedrag van de bankgarantie aan hem uit te betalen. Het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is gewezen tussen [eiser] en De Cirkel Groep B.V., voorheen genaamd Kinderopvang De Cirkel B.V. (in de onderhavige zaak genaamd Kinderopvang De Cirkel 288).
ABN AMRO heeft echter naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de Debiteur van de bankgarantie Kinderopvang De Cirkel 567 was. De rechtbank leidt dit af uit de door ABN AMRO overgelegde producties 8 en 9 alsmede uit het feit dat de naamswijziging van Kinderopvang De Cirkel B.V. (Kinderopvang De Cirkel 288) in De Cirkel Groep reeds op 23 mei 2012 heeft plaatsgevonden en de bankgarantie ruim tien maanden later, te weten op 26 mei 2013, is gesteld. Gelet hierop is niet aan de voorwaarden voor uitbetaling aan de bankgarantie voldaan. Het door [eiser] overgelegde arrest is immers niet gewezen tussen [eiser] en Kinderopvang De Cirkel 567 maar tussen [eiser] en De Cirkel Groep B.V..
4.4.
Voor zover [eiser] heeft betoogd dat ABN AMRO door de beslaglegging op de hoogte was van de inhoud van de huurovereenkomst tussen [eiser] en De Cirkel Groep en de bankgarantie diende ter opheffing van het beslag, overweegt de rechtbank als volgt.
In het algemeen geldt voor een bankgarantie als de onderhavige dat stikte toepassing door de bank van de in de garantie gestelde voorwaarden geboden is (o.a. HR 9 juni 1995, NJ 1995, 639 en HR 26 maart 2014, NJ 2004, 309). Uitzonderingen op deze strikte toepassing zijn weliswaar niet uitgesloten, doch de door [eiser] gestelde omstandigheden rechtvaardigen in dit geval geen uitzondering. Het feit dat ABN AMRO zou weten dat met de door haar afgegeven bankgarantie zou zijn beoogd de betaling van de vordering van [eiser] op De Cirkel Groep zeker te stellen vormt -wat hier ook van zij- geen grond hiervoor. De onderliggende rechtsverhouding is immers juist bij een abstracte bankgarantie, zoals hier in het geding, niet van belang. Van ABN AMRO hoeft niet te worden verwacht dat zij -voordat zij de bankgarantie stelt- de onderliggende huurovereenkomst bekijkt en de exacte identiteit van partijen uitzoekt. Dat door toedoen van De Cirkel Groep hierover verwarring is ontstaan, zoals [eiser] heeft betoogd, is thans niet van belang. Dit dient in een eventuele procedure tegen De Cirkel Groep aan de orde te worden gesteld en aldaar te worden beoordeeld.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan de in de bankgarantie gestelde vereisten voor uitbetaling aan [eiser] . De door [eiser] gestelde omstandigheden rechtvaardigen ook geen uitzondering op deze vereisten. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.750,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 8.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2018. [1]

Voetnoten

1.type: