ECLI:NL:RBOVE:2018:4836
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een veroordeelde die in het verleden is veroordeeld voor medeplegen van witwassen. De officier van justitie had aanvankelijk gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 588.342, maar heeft dit bedrag later gewijzigd naar € 470.562. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten en dat het bedrag dat de officier van justitie vorderde onterecht was, aangezien de veroordeelde al had afgerekend met de fiscus door het betalen van belasting en boetes. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van eerdere arresten van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad, waarin de veroordeelde was vrijgesproken van de drugsfeiten maar was veroordeeld voor witwassen. De rechtbank concludeerde dat het door de veroordeelde genoten voordeel ruimschoots was afgeroomd door middel van aanslagen en boetes, en stelde de verplichting tot betaling aan de Staat op nihil. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het wederrechtelijk verkregen voordeel afkomstig was uit strafbare feiten, anders dan de overtreding van de Opiumwet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 470.562, met de verplichting tot betaling aan de Staat op nihil.