ECLI:NL:RBOVE:2018:4714

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
08/770127-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor aanranding met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 10 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man uit Rijssen veroordeeld voor aanranding. De man kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaar, naast een taakstraf van 100 uren en een schadevergoeding van 500 euro aan het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 augustus 2017, waarbij de verdachte het slachtoffer, een jong meisje, heeft aangerand door haar op zijn schoot te zetten en haar borsten te betasten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat de aangifte ongeloofwaardig was door de invloed van alcohol en drugs op het slachtoffer. De rechtbank vond voldoende bewijs in de verklaringen van getuigen en WhatsApp-berichten die de handelingen van de verdachte bevestigden. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar op basis van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, dat feitelijke aanranding van de eerbaarheid strafbaar stelt. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat psychisch kwetsbaar was. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op om de verdachte te weerhouden van herhaling van dergelijk gedrag. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde een schadevergoeding van 4000 euro, maar de rechtbank kende slechts 500 euro toe, omdat het bewijs voor de hogere vordering onvoldoende was.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770127-18
Datum vonnis: 10 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende op de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
5 augustus 2017 [slachtoffer] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 augustus 2017 in de gemeente Almelo, [slachtoffer] , door geweld en/of andere feitelijkheden, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] op zijn schoot/kruis te zetten/plaatsen en/of bij de keel/hals vast te pakken en/of achterover te duwen/drukken en/of (vervolgens) op onverhoedse wijze en/of voorbijgaand aan haar (verbale) protest(en), (al dan niet over de kleding heen) die [slachtoffer] bij/over de borst(en) vast te pakken en/of te wrijven en/of/althans de borst(en) van die [slachtoffer] te betasten en/of aan te raken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent het ten laste gelegde. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De aangeefster was ten tijde van het vermeende delict onder invloed van alcohol en softdrugs. De door haar afgelegde verklaringen zijn zowel onderling tegenstrijdig als in strijd met hetgeen de getuige [getuige] heeft verklaard. De aangifte moet als ongeloofwaardig worden aangemerkt. Er is onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen.
4.3
Beoordeling
Op 5 augustus 2017 kwam bij de politie de melding binnen van orthopedagogisch centrum [naam 1] gevestigd aan de [adres 2] , dat één van hun bewoonsters, [slachtoffer] , was aangerand door de verdachte. De verdachte zou [slachtoffer] op zijn schoot hebben gezet, de borsten van [slachtoffer] hebben betast en haar bij de keel hebben vastgehouden. De aangeefster heeft zowel in de informatieve gesprekken met de politie als in haar aangifte consistent verklaard over de handelingen die aan verdachte zijn ten laste gelegd. Wat zij hierover heeft verklaard wordt op essentiële onderdelen bevestigd door de verklaring van de getuige [getuige] . De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] , anders dan door de raadsman is aangevoerd, dan ook betrouwbaar.
Het verweer wordt verworpen.
Daarnaast wordt die verklaring ondersteund door het WhatsAppverkeer tussen aangeefster en [getuige] enerzijds en het WhatsAppbericht van verdachte aan aangeefster van dezelfde avond (inhoudende: “Ik ben een stomkop sorry weet niet wat mij bezielde”). De verklaring van verdachte dat hij dat bericht aan aangeefster heeft verstuurd, omdat [getuige] dat had gezegd en hij niet wist wat hij fout had gedaan, vindt de rechtbank niet geloofwaardig, juist gelet op de inhoud van het bericht. De rechtbank komt op grond van de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige] en op grond van de inhoud van de WhatsApp berichten tussen de getuige en de aangeefster en gelet de inhoud van het WhatsApp bericht afkomstig van de verdachte, tot het oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft geweld gebruikt door [slachtoffer] bij de keel vast te pakken en door haar achterover te duwen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op
of omstreeks5 augustus 2017 in de gemeente Almelo, [slachtoffer] , door geweld
en/of andere feitelijkheden,heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] op zijn schoot/
kruis tezetten
/plaatsenen
/ofbij de keel
/halsvast te pakken en
/ofachterover te duwen/drukken en
/of (vervolgens) op onverhoedse wijze en/ofvoorbijgaand aan haar (verbale) protest
(en
)(al dan niet over de kleding heen)die [slachtoffer] over de borst
(en
)vast te pakken en
/ofte wrijven en
/of/althansde borst
(en
)van die [slachtoffer] te betasten
en/of aan te raken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf : feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van drie jaar en daarnaast tot het verrichten van een taakstraf van 120 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover de rechtbank mocht komen tot een bewezenverklaring, in strafmatigende zin bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat sprake is van het enkele betasten van de borsten en dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft een jong en psychisch kwetsbaar meisje van nog geen zeventien jaar oud, dat werkzaam was in zijn manege, gedwongen tot het ondergaan ontuchtige handelingen. Hij heeft het slachtoffer op zijn schoot gezet waarna hij met zijn hand onder haar kleding haar borsten heeft betast. Omdat het slachtoffer zich verzette heeft de verdachte geweld gebruikt door haar bij de keel vast te pakken en haar achterover te duwen. Met dit handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het kwetsbare slachtoffer op ernstige wijze geschonden. De verdachte heeft met zijn gedrag misbruik gemaakt van zijn positie als werkgever en hij heeft het vertrouwen dat het slachtoffer in hem mocht hebben, op ernstige wijze geschonden. Het handelen van de verdachte heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer opgeroepen, wat ook is gebleken uit de door haar moeder ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend en geboden om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank zal daarbij de duur van de proeftijd bepalen op drie jaar.
Het uitsluitend opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zou onvoldoende recht doen aan de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de verdachte daarom ook een taakstraf opleggen. De rechtbank ziet wel aanleiding om aan de verdachte een taakstraf van kortere duur op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, te weten: één dag, zal in mindering worden gebracht op de te verrichten uren taakstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf voor de duur van 100 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis, gerechtvaardigd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade van € 4.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Als bijlage bij de vordering is gevoegd een brief van 30 augustus 2018 van [naam 2] ,
Gz-psycholoog werkzaam bij orthopedagogisch behandelcentrum [naam 1] . De inhoud van deze brief geeft een toelichting op de behandeling van [slachtoffer] en de gevolgen van hetgeen haar op 5 augustus 2017 in psychisch opzicht is overkomen. Er wordt vermeld dat de symptomen van de eerder bij [slachtoffer] gestelde diagnose van een Post traumatische stressstoornis (PTSS) sindsdien zijn verergerd, waaronder angsttoename, herbelevingen, vermijding, negatieve veranderingen in cognitie en stemming en een hogere mate van prikkelbaarheid, die een negatieve invloed hebben op haar functioneren.
Er is een traumabehandeling ingezet die drie fasen kent: de stabilisatiefase, de traumaverwerkingsfase en de integratiefase. Momenteel wordt er, in afwachting van de rechtszitting, gewerkt in de eerste fase, gericht op stabilisatie.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering integraal dient te worden toegewezen en subsidiair, dat een bedrag aan smartengeld naar redelijkheid en billijkheid dient te worden geschat.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op zijn betoog tot vrijspraak, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair, dat het bedrag dat thans wordt gevorderd als schadevergoeding moet worden gematigd tot € 500,-, nu het in dit geval sprake is van een feit van relatief lichtere soort ontuchtige handelingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank ziet aanleiding om aan de benadeelde partij een bedrag van € 500,- toe te wijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is het opgevoerde bedrag van € 4000,- aan immateriële schade onvoldoende komen vast te staan, omdat uit de onderbouwing van de vordering onvoldoende valt af te leiden in welke mate het bewezenverklaarde feit heeft bijgedragen aan de stagnatie in de behandeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet in de gelegenheid stellen om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, omdat dit leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, thans begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22b, 22c, 14a, 14b en 14c Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt, zodat na aftrek resteert
maatregel
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor wat betreft het overige deel van de vordering en bepaalt dat dit deel slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.I. van Meel, voorzitter, E. Venekatte en F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2018.
Buiten staat
Mr. M.I. van Meel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer 1] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (blz. 24 tot en met 33), voor over inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Ik werk bij een manege. De baas waar ik werkte, [verdachte] , heeft aan mij heeft gezeten, onder mijn T-shirt, achter mijn BH. Ik heb non-verbaal duidelijk laten merken dat ik dat niet wou. [verdachte] is groter dan ik. Op 5 augustus 2017 werd ik reed ik met [verdachte] en [getuige] in het Volkswagenbusje van [verdachte] . [verdachte] zei dat hij mij weg kon brengen. [getuige] haalde joints. [verdachte] en ik bleven in de auto. Hij trok mij op mijn rug op zijn schoot. Mijn schouderbladen lagen op zijn schoot. Hij begon te prikken in mijn buik en in mijn navel. Mijn T-shirt was iets omhoog geschoten. Ik heb een keer of vijf geprobeerd om hoog te komen. Dit lukte niet omdat [verdachte] mij weer naar beneden duwde. [..] Ik ben in het busje gaan zitten en [verdachte] kwam weer naast me zitten. Hij voelde onder mijn T-shirt over mijn BH. Ik stond toen op en ik ben weggerend. [verdachte] heeft mij een paar keer geroepen. Toen ben ik terug gegaan. Ik zat op het linkerbeen van [verdachte] . Toen had hij zijn handen al onder mijn shirt. Op een gegeven moment zette hij mij op zijn kruis. Hij ging met zijn vingers onder de cup van mijn BH. Hij ging langs de randen van mijn BH. Hij duwde mij achterover. Ik gaf tegendruk omdat ik dat niet wou. Hij greep mij toen vast met zijn hand bij mijn keel. Toen ik achterover lag zat hij met zijn handen onder mijn BH. Ik probeerde omhoog te komen maar dat lukte niet. Hij hield mij tegen. Hij gaf tegendruk of greep mij bij mijn keel. Toen ik achter over lag heeft hij dat twee keer gedaan. Als ik omhoog probeerde te komen dan duwde hij mij bij mijn schouders weer terug. [verdachte] ging met zijn hand langs de rand van mijn BH en raakte mijn borst aan de randen aan en tussen de borsten door. Hij heeft mijn borsten boven mijn BH vol aangeraakt.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (blz. 46 tot en met 51), voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Voorheen deed ik vrijwilligerswerk bij [verdachte] . Ik ken [slachtoffer] . Ik heb in het verleden wel eens gezien dat [verdachte] [slachtoffer] wel eens in haar zij porde, in haar buik kneep of dat hij haar optilde.
V: Van wie kwam het initiatief elke keer dat ze elkaar aanraakten?
A: Ik denk wel meer van [verdachte] . [verdachte] was meer fysiek en [slachtoffer] was meer van het praten, grapjes maken. Op 5 augustus 2017 waren wij klaar met de dag. [verdachte] zei: “ik breng [slachtoffer] even naar huis”. Ik heb toen gezegd dat ik dan ook wel graag mee wilde rijden. Nadat wij hadden gegeten en gedronken zijn we in de bus van [verdachte] vader richting Almelo gereden. [verdachte] en [slachtoffer] gingen in de openstaande schuifdeur van de bus zitten. [verdachte] vroeg toen of [slachtoffer] bij hem op schoot wilde zitten. Dat heeft [slachtoffer] toen gedaan. [slachtoffer] ging bij [verdachte] op schoot zitten met haar rug naar [verdachte] toe. Ik ben toen al snel weggelopen. Daarna ben ik richting [verdachte] en [slachtoffer] gelopen. Ik zag dat [slachtoffer] weer naast [verdachte] zat met haar gezicht naar beneden. Ik zag dat ze van een vrolijk meisje in een keer een geschrokken meisje was.
Nadat ik en [slachtoffer] uit waren gestapt bij het treinstation, heb ik vervolgens nog geappt met [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft mij geappt dat [verdachte] aan haar tieten had gezeten onder haar shirt. Ik heb haar nog gezegd dat ze [verdachte] moet slaan als hij zulke dingen doet.
3. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] genummerd [nummer 2] (blz. 52 tot en met 63), voor zover inhoudend als de bevindingen van de verbalisant:
Op 30 november 2017, werd op het bureau van politie te Barneveld, de getuige [getuige] verhoord. In haar verklaring refereerde de getuige [getuige] dat zij op 5 augustus 2017 met aangeefster [slachtoffer] had geappt, nadat [verdachte] , [slachtoffer] en haar had afgezet bij het treinstation in Almelo. [slachtoffer] had haar in dat Whatsappgesprek verteld wat er zojuist gebeurd was tussen [verdachte] en haar. Het complete Whatsappgesprek tussen aangeefster [slachtoffer] en getuige [getuige] is vervolgens door getuige [getuige] ter beschikking gesteld van het politieonderzoek, door deze te mailen. De gemailde document bevat tien pagina's en is als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd. Het ter zake dienende gedeelte in het Whatsappgesprek is door mij verbalisant geel gearceerd.
Weergave tekst van Whatsappgesprekken blz. 61 tot en met 63:
05-08-17, 20:15 - [getuige] : Hee meis als [verdachte] vervelend is gewoin slaan
05-08-17, 20:18 - [slachtoffer] : nee okee, maar hij ging onder mn shirt en zat aan mn bh enzo en hij wou gewoon niet van me afblijven
05-08-17, 20:19 - [getuige] : Ik kan m wel aan
05-08-17, 20:20 - [slachtoffer] : ik niet
05-08-17, 20:20 - [getuige] : Ma gewoin grote bek geven
05-08-17, 20:21 - [slachtoffer] : dat heb ik m ook wel gegeven alleen dan hang ik ondersteboven
4. Een separaat toegezonden proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2018, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] , genummerd [nummer 3] en de daarbij gevoegde bijlagen, voor zover inhoudend als bevindingen van de verbalisant:
Op 17 mei 2018 heb ik de Whatsappgesprekken van aangeefster [slachtoffer] die zij gevoerd heeft met [getuige] en met [verdachte] . Deze Whatsappgesprekken zijn aangetroffen op de forensische kopie van de telefoon van aangeefster. De twee aangetroffen Whatsappgesprekken zijn weergegeven in een zogenaamd 'Extraction Report'.
Het Whatsappgesprek welke weergegeven wordt onder 1, is het Whatsappgesprek, wat
plaats heeft gevonden tussen 05-08-2018 en 15-08-2018, tussen [slachtoffer] en de
getuige [getuige] . In het 'Extraction Report' wordt aangeefster [slachtoffer]
' [slachtoffer] genoemd. Het Whatsappgesprek wat weergegeven wordt onder 2, is het Whatsappgesprek tussen aangeefster [slachtoffer] en de verdachte [verdachte] . Dit betreft overigens slechts een Whatsapp bericht van de verdachte [verdachte] naar de aangeefster [slachtoffer] . Dit bericht is door mij verbalisant geel gearceerd. De verdachte [verdachte] appt in dit bericht: "Ik ben een stomkop srry weet niet wat mij bezielde".
5. de verklaring van de verdachte op de zitting van 26 november 2018 voor zover inhoudend:
Ik ken [slachtoffer] . Ik heb haar op 5 augustus 2017 een WhatsApp bericht gestuurd.