ECLI:NL:RBOVE:2018:4699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
C/08/216481 / HA ZA 18-177
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst vrachtwagen wegens dwaling en schending mededelingsplicht

In deze zaak heeft eiseres, een vennootschap onder firma, een vrachtwagen van gedaagde, een besloten vennootschap, gekocht. De vrachtwagen, een DAF 106 XF, bleek echter een schadeverleden te hebben dat door gedaagde niet was medegedeeld. Eiseres heeft diverse kosten gemaakt voor reparaties en heeft uiteindelijk de koopovereenkomst vernietigd op grond van dwaling en bedrog. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde haar mededelingsplicht heeft geschonden door het schadeverleden van de vrachtwagen niet te vermelden. Eiseres heeft de DAF niet gekocht als zij op de hoogte was geweest van de schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst op grond van dwaling vernietigd kan worden, en heeft gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 78.650,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde verplicht om de DAF terug te nemen en de proceskosten te vergoeden. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding, die is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/216481 / HA ZA 18-177
Vonnis van 28 november 2018
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[A] .,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J.W. de Vries te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Bisschop te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 juli 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] heeft op 5 november 2016 van [B] een vrachtwagen type DAF 106 XF met kenteken [xx-xxx-x] en bouwjaar 2014 gekocht (hierna: de DAF). Het aantal gereden kilometers bedroeg toen 159.338.
2.2. Naar aanleiding van contact tussen partijen in november 2016 is de DAF gebalanceerd door Kuil Banden te Groningen voor een bedrag van € 273,46.
2.3.
In februari 2017 heeft [A] een motorstoring laten verhelpen en de voor- en hoofdfilter en de afvoerpomp van de DAF laten vervangen door Sent Waninge Stadskanaal B.V. voor een bedrag van € 1.300,62. In maart 2017 heeft Kuil Trailer Service de remblokken van de vooras van de DAF vervangen voor een bedrag van € 214,78.
2.4.
In maart 2017 is [A] met lekkage aan de voorruit van de DAF bij [B] geweest. [B] heeft de ruit toen gekit.
2.5.
[A] heeft op 6 april 2017 onder meer het volgende aan [B] gemaild:
Hiermee ontvang je van ons de facturen wat betreft de Daf 106 XF.De factuur van Sent Waninge Daf Dealer: 28-02-2017- Motorstoring- Voor en hoofdfilter vervangen- Afvoerpomp vervangenDit omdat de tank vol zat met zand, zorgde mede voor de motorstoring.De factuur van Kuil: 06-03-2017- Remblokken vooras vervangen- Daarbij ook de foto’s toegevoegd die gemaakt zijn tijdens het vervangen.Voor de volgende problemen staat de DAF momenteel bij de Daf dealer:
  • Naafkering linksachter lekt
  • PTO lekt
  • Storing in de tachograaf + ijken- Deurslot- Remmen vooras versleten- Trillerij in de bandenDe factuur van bovenstaande hebben wij uiteraard nog niet.We gaan er van uit dat wij met jullie hieruit gaan komen.De factuur van Kuil Trailer Service met betrekking tot de in april 2017 verrichte werkzaamheden bedroeg € 3.992,99.
    2.6. Medio juli 2017 heeft [A] door Dijkema’s Autoglas de voorruit laten demonteren en monteren voor een bedrag van € 314,60. Dijkema’s Autoglas liet weten de lekkage van de voorruit vanwege een scheve cabine niet te kunnen verhelpen.
    2.7. [A] heeft vervolgens onderzoek ingesteld naar het verleden van de DAF. Via de voormalige chauffeur van de DAF kwam zij in het bezit van foto’s van een ongeluk.
2.8.
[A] heeft vervolgens op 19 september 2017 opdracht gegeven aan Hanselman Groep B.V. (hierna: Hanselman) om onderzoek te verrichten naar de staat van de DAF.
2.9.
Op 6 oktober 2017 heeft [A] de DAF door de RDW van de voertuigverplichtingen laten schorsen.
2.10.
Bij brief van 21 november 2017 heeft (de advocaat van) [A] [B] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. [B] heeft daarop bij brief van 4 december 2017 bericht dat “
intern onderzoek niet heeft geleid tot enige aansprakelijkheid”.
2.11.
Hanselman heeft op 17 januari 2018 het volgende gerapporteerd:
De problemen met de lekkage van de voorruit zijn terug te voeren naar de schade welke ontstond door het kantelen van de trekker. De maten van de voorruitsponning voldeden niet aan de maatvoeringen welke nodig waren voor een goede aansluiting en afdichting met de voorruit.Het gevolg is een water lekkage welke in de toekomst schade gaat veroorzaken aan de elektronica achter het dashboard. De reparatie van de cabine zal circa € 4.750,00 excl. btw. Alhoewel de motor werd gecontroleerd op inwendige schade kan niet worden uitgesloten dat alsnog een schade ontstaat door een gebrek aan olie door het kantelen.De staat van de zuigers en cilindervoeringen werd niet gecontroleerd. Een dergelijke controle is ingrijpend en arbeidsintensief. De motor heeft volgens opgave van verzekerde een olieverbruik van 5 liter op de 10.000 kilometer. Een verbruik wat te hoog is en waarschijnlijk het gevolg is van een verhoogde slijtage van de zuigers en cilindervoeringen als gevolg van het draaien van de motor direct na het kantelen. Een eventuele reparatie brengt kosten met zich mee welke kunnen variëren tussen de € 4.000,00 en de € 13.500,00 excl. btw.
Bij een inspectie van de plaatdelen van de cabine werd aan de rechter zijde afwijkingen geconstateerd. Het cabine achterwandpaneel vertoonde ook een afwijking. Aan de rechterzijde werd in verticale richting een centimeter verschil gemeten. Ook stond de cabine niet recht op het chassis. Dit laatste was echter moeilijk vast te stellen. Hiervoor dient de trekker op een vlakke vloer te staan.
ConclusiesDe gekochte Daf trekker bevond zich niet in een staat welke was te verwachten voor de aankoopprijs. De cabine werd niet goed hersteld. De motor brengt een risico met zich mede van een grote reparatie. De schade als gevolg van het kantelen werd afgewikkeld op basis [van] een economisch totaal verlies. De reparatiekosten waren dus hoger als de dagwaarde, minus de restwaarde. Door de schade op basis van een totaal verlies af te wikkelen werd het risico van een schade aan de motor uitgesloten. De waarde van de Daf trekker wordt door een dergelijke ernstige schade negatief beïnvloed. Deze beïnvloeding is ook nu nog bij een verkoop van de Daf trekker aan de orde.
2.12.
Op 1 februari 2018 heeft bij [A] een bespreking plaatsgevonden met [B] waarbij voormeld rapport is besproken. Het rapport is per e-mail van 1 februari 2018 aan [B] gezonden.
2.13.
Bij brief van 16 februari 2018 heeft (de advocaat van) [A] [B] onder meer verzocht mee te werken aan ongedaanmaking van de tenaamstelling dan wel teruglevering van de DAF en overschrijving van de tenaamstelling en het volgende bericht:
Met het expertiserapport staat voor cliënte vast dat zij een schadeauto heeft gekocht die (economisch) total loss was. Daarnaast staat voor cliënte vast dat de problemen die zij het afgelopen jaar met de DAF heeft ondervonden het directe gevolg zijn van deze schade. (…) Ook staat vast dat u hiervan op de hoogte was en dat er ten tijde van de koop daarvan geen melding is gedaan. U bevestigde zulks nogmaals tijdens de bespreking op 1 februari 2018. U liet weten dat er vaker schadeauto’s worden gekocht die in de ‘vrije’ uren worden hersteld en worden doorverkocht. U zag niet in waarom erbij vermeld had moeten worden dat het een schadeauto betrof. Zoals ook tijdens het gesprek (…) aangegeven zou cliënte de DAF niet hebben gekocht indien zij van de schadevoorval en de gebreken op de hoogte was geweest. Het is vanwege het voorgaande dat cliënte de met u op 5 oktober 2016 gesloten koopovereenkomst vernietigt op grond van dwaling dan wel bedrog. (…) De betaling die cliënte destijds heeft gedaan (…) heeft dan ook zonder rechtsgrond plaatsgevonden. Middels dit schrijven maakt cliënte aanspraak op terugbetaling van dit bedrag (…) Daarnaast maakt cliënte aanspraak op aanvullende schadevergoeding (…) van een bedrag groot € 7.077,38. Subsidiair doet cliënte een beroep op non-conformiteit en ontbinding van de overeenkomst nu de geleverde DAF niet voldoet aan hetgeen cliënte op basis van de koopovereenkomst, de leeftijd van de DAF, de koopsom en de mededelingen van de verkoper, mag verwachten.
3. Het geschil
3.1.
[A] vordert samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair, subsidiair, meer subsidiair:1) te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen [A] en [B] buitengerechtelijk is vernietigd op grond van bedrog of dwaling, of dat deze is ontbonden op grond van non-conformiteit,
of de koopovereenkomst in rechte te vernietigen of te ontbinden;
2) [B] te veroordelen tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 78.650,00 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 16 februari 2018 onder de voorwaarde van gelijktijdige ter beschikking stelling van de DAF aan [B] door [A] ;
3) [B] te veroordelen tot medewerking aan terugname en bijschrijving van de DAF op haar naam, op straffe van een dwangsom;
4) [B] te veroordelen tot vergoeding van schade van € 5.298,13 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 16 februari 2018;
meer meer subsidiair:5) te verklaren voor recht dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld met veroordeling van [B] tot vergoeding van de door [A] geleden schade bestaande uit het negatieve contractsbelang ad € 30.298,13;
primair, subsidiair, meer subsidiair en meer meer subsidiair6) [B] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 488,08 inclusief btw;
7) [B] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 1.619,36;
8) [B] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
9) [B] te veroordelen tot betaling van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3.2.
[B] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[A] heeft, kort samengevat, aan haar primaire vorderingen ten grondslag gelegd dat [B] jegens haar het (werkelijke) schadeverleden van de DAF heeft verzwegen en dat zij de DAF niet zou hebben gekocht, wanneer [B] haar dat zou hebben medegedeeld. Volgens [A] heeft [B] haar bedrogen dan wel op dit punt een mededelingsplicht geschonden waardoor zij heeft gedwaald en wat de vernietiging van de koopovereenkomst rechtvaardigt.
4.2.
Partijen verschillen van mening over wat [B] ten tijde van de (ver)koop heeft medegedeeld en had moeten mededelen over het schadeverleden van de DAF. Volgens [A] heeft [B] tijdens de (ver)koop laten weten dat de DAF “een kleine tik” had gehad, maar dat de daaruit ontstane schade volledig was hersteld met uitzondering van een kleine afwijking in de binnenbekleding. [B] heeft betwist dat bij de (ver)koop is medegedeeld dat de DAF “een kleine tik” zou hebben gehad.
Volgens [B] is bij de (ver)koop niet aan de orde geweest dat de DAF betrokken was geweest bij een ongeluk. Daarover hoefde [B] ook geen mededeling te doen, omdat de DAF inmiddels door haar was gerepareerd en was gekeurd door de RDW, aldus [B] . [B] heeft daarbij aangevoerd dat geen sprake was van zware schade. Zij heeft een nieuwe rechterzijwand, nieuwe deur en nieuwe spiegel aangebracht en door een gespecialiseerd bedrijf een nieuwe voorruit laten plaatsen. Volgens [B] heeft zij niet geweten van de aard van het ongeval, dat de DAF op de zijkant had gelegen en dat sprake is geweest van economisch total loss. Het enkele gegeven dat sprake was van economisch total loss zegt volgens [B] niets over de aard en omvang van de schade, maar heeft te maken met de keus van de eigenaar of verzekering voor efficiency.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De omstandigheid dat een (vracht)auto een schadeverleden heeft behoort naar vaste rechtspraak in beginsel tot de feiten die een verkoper van een (vracht)auto bij verkoop moet mededelen aan de koper. Een schadeverleden kan immers van relevante en mogelijk doorslaggevende betekenis zijn bij de onderhandelingen over de aankoop van een occasion. Door geen mededeling te doen over de omstandigheid dat de aangeboden (vracht)auto na een schade is hersteld, onthoudt de verkoper de belangstellende koper de mogelijkheid om vanwege het schadeverleden af te zien van aankoop of zelf een (nader) onderzoek te verrichten naar de staat van de aangeboden (vracht)auto en eventueel daarmee samenhangende risico’s. Op dit punt kan anders geoordeeld worden wanneer sprake is van slechts geringe schade. In deze zaak was daarvan gelet op de door of vanwege [B] verrichte herstelwerkzaamheden geen sprake. Bovendien is achteraf gebleken dat de (vracht)auto gekanteld is geweest. [B] had van dat kantelen, gelet ook op de door haar herstelde schade aan de rechterzijwand van de cabine, op de hoogte kunnen zijn geweest. [A] heeft onder verwijzing naar het rapport van Hanselman aangevoerd dat door het kantelen van de cabine er een risico bestaat op meer (ernstige) schade aan de motor. [B] heeft dat niet gemotiveerd betwist.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [B] haar mededelingsplicht heeft geschonden. [B] heeft nog aangevoerd dat [A] wist dat de (cabine van de) DAF (volledig) was overgespoten en ook zelf onderzoek had kunnen verrichten. De rechtbank gaat daaraan voorbij, nu volgens vaste rechtspraak de mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht gaat. Daarbij komt dat [A] heeft betwist dat zij wist dat de (cabine van de) DAF (volledig) was overgespoten, terwijl [B] haar stelling in dat verband niet nader heeft onderbouwd.
4.5.
Op grond van artikel 3:44 BW is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer zij door bedrog tot stand is gekomen. Bedrog is onder meer aanwezig wanneer iemand een ander tot het verrichten van een rechtshandeling beweegt door het opzettelijk daartoe verzwijgen van een feit dat de verzwijger verplicht was mee te delen. Zoals hiervoor is overwogen had [B] een mededelingsplicht. De rechtbank is echter van oordeel dat [A] in het licht van de uitdrukkelijke betwisting daarvan door [B] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake was van het “opzettelijk daartoe” verzwijgen, oftewel het willens en wetens misleiden van [A] met het oog op het verrichten van de rechtshandeling. De primaire vordering te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen [A] en [B] buitengerechtelijk is vernietigd op grond van bedrog zal daarom worden afgewezen.
4.6.
[A] heeft echter verder aangevoerd dat sprake was van dwaling en dat zij bij een juiste voorstelling van zaken met betrekking tot het schadeverleden van de DAF deze niet (onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gekocht. Nu [B] in strijd met de aangenomen mededelingsplicht [A] relevante informatie heeft onthouden stond het [A] vrij bij brief van 16 februari 2018 de overeenkomst op grond van dwaling ex art. 6:228 BW integraal te vernietigen. Gronden om te oordelen dat de dwaling op grond van het bepaalde in artikel 6:228 lid 2 BW voor rekening van [A] moet komen zijn de rechtbank niet gebleken. De vordering te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen [A] en [B] buitengerechtelijk is vernietigd op grond van dwaling zal daarom worden toegewezen zoals in het dictum vermeld. Daarbij geldt dat de vernietiging effect heeft met terugwerkende kracht. In dat geval komt een verplichting tot betaling van [A] van een gebruiksvergoeding ex artikel 6:278 BW niet aan de orde. De rechtbank gaat aldus voorbij aan het verzoek van [B] om in dat verband een deskundige te benoemen. [B] heeft verder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan tot het oordeel kan worden gekomen dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat [B] de volledige koopsom zou moeten terugbetalen. De enkele omstandigheid dat [A] inmiddels 80.000 km met de DAF zou hebben gereden is daarvoor onvoldoende. De vordering (onder 2) tot terugbetaling van het aankoopbedrag van de DAF zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2018. De gevorderde wettelijke handelsrente acht de rechtbank niet toewijsbaar, nu de vordering tot terugbetaling niet is gebaseerd op een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW. De vordering (onder 3) om [B] te veroordelen tot medewerking aan terugname en bijschrijving van de DAF op haar naam op straffe van een dwangsom zal ook worden toegewezen. Hetgeen [A] (onder meer met betrekking tot non-conformiteit) en [B] (onder meer met betrekking tot de klachtplicht) heeft aangevoerd behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
4.7.
[B] heeft er nog op gewezen dat [A] de DAF heeft laten “verpieteren door hem niet te gebruiken”. De rechtbank stelt vast dat [A] naar aanleiding van verschillende gebreken aan de DAF in juli 2017 een onderzoek heeft ingesteld naar het schadeverleden van de DAF en op 6 oktober 2017 de DAF van de voertuigverplichtingen heeft laten schorsen. In januari 2018 heeft Hanselman gerapporteerd over de schade van de DAF. Vervolgens heeft begin februari 2018 overleg tussen partijen plaatsgevonden en heeft [A] bij brief van 16 februari 2018 de overeenkomst vernietigd. [B] heeft vervolgens geweigerd om de DAF terug te nemen. Deze procedure moest gevoerd gaan worden over de vraag of [A] al dan niet terecht een beroep kon doen op dwaling. Nu achteraf vastgesteld wordt dat het beroep op dwaling terecht is en de koopovereenkomst op die grond is vernietigd komt de omstandigheid dat de DAF lange tijd stil heeft gestaan voor rekening en risico van [B] . [B] had de gevolgen van de stilstand kunnen ondervangen door de DAF eerder terug te nemen.
4.8.
[A] heeft verder (onder 5) gevorderd om [B] te veroordelen tot vergoeding van schade van € 5.298,13 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 16 februari 2018. De rechtbank overweegt dat het slagen van het beroep op dwaling niet zonder meer betekent dat [B] jegens [A] schadeplichtig is. Daarvoor dient een specifieke rechtsgrond aanwezig te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] in dat kader onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
4.9.
[A] heeft op de voet van artikel 6:96 lid 2 onder b BW de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige ten bedrage van € 488,08 inclusief btw gevorderd. [B] heeft tegen deze kosten geen specifiek verweer gevoerd en de rechtbank acht deze ook redelijk en in redelijkheid gemaakt. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat het btw-component ad € 84,71 zal worden afgewezen, zodat een bedrag van € 403,37 resteert.
4.10.
[A] heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [A] heeft echter, gelet ook op de betwisting daarvan door [B] , onvoldoende onderbouwd gesteld dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Deze vordering is daarom niet toewijsbaar.
4.11.
[B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.179,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [A] en [B] met betrekking tot de aanschaf van de DAF buitengerechtelijk is vernietigd op grond van dwaling,
5.2.
veroordeelt [B] tot terugbetaling aan [A] van het aankoopbedrag van € 78.650,00 (achtenzeventig duizendzeshonderdvijftig euro) inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 16 februari 2018 tot de dag van volledige betaling, een en ander onder gelijktijdige ter beschikking stelling van de DAF aan [B] door [A] ,
5.3.
veroordeelt [B] tot medewerking aan terugname en bijschrijving van de DAF op haar naam, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat [B] in gebreke is geheel of ten dele hieraan te voldoen, zulks met een maximum van € 25.000,00,
5.4.
veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag van € 403,37 zijnde de kosten ter vaststelling van de schade,
5.5.
veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 4.179,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [B] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [B] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 tot en met 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018. [1]

Voetnoten

1.type: