ECLI:NL:RBOVE:2018:4679

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
08-770200-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van een minderjarige en bezit van kinderporno

Op 6 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man uit Den Bosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor seksueel misbruik van een 13-jarig meisje en het bezit van kinderporno. De man, die pedofiel is en een persoonlijkheidsstoornis heeft, heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd en is verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico hoog is en dat de man klinische behandeling moet ondergaan, gevolgd door ambulante behandeling gedurende de proeftijd van 10 jaar.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon op 22 november 2018, waarbij de verdachte werd aangeklaagd voor ontucht met het minderjarige slachtoffer en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en getuigenverklaringen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, dat geconfronteerd werd met ernstige psychische gevolgen.

De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en verplichte behandeling in een forensische setting. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 2.591,91 toegewezen gekregen, ter compensatie van de geleden schade. De rechtbank verklaarde de inbeslaggenomen goederen verbeurd, aangezien deze in verband stonden met de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-770200-18
Datum vonnis: 6 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. P.W. van der Kruijs, advocaat te 's-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 22 november 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die toen nog geen zestien jaren oud was;
feit 2:kinderporno heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 augustus
2017 tot en met 31 oktober 2017 te Hardenberg, althans in Nederland, met de dertienjarige [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het strelen over/aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] en/of het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het door die [slachtoffer] laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2017
tot en met 20 maart 2018 te Hardenberg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten een mobiele telefoon (Huawei) en/of een mobiele telefoon (Samsung) - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of
heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel, de eigen billen en/of borsten van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van/door een persoon die kennelijk de (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte de feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, [1] te weten:
Ten aanzien van feit 1:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv);
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam] van 27 november 2018, pagina’s 32 tot en met 36;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 12 december 2017, pagina’s 40 tot en met 55.
Ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
  • het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK) van 17 juli 2018, pagina’s 113 tot en met 124;
  • het proces-verbaal met kenmerk ONRBC17407-003 van 26 juli 2018, pagina 131.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 24 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 te Hardenberg, met de dertienjarige [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het strelen over en aanraken van de borsten van die [slachtoffer] en het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en mond van die [slachtoffer] en het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] en het door die [slachtoffer] laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2017 tot en met 20 maart 2018 in Nederland, telkens afbeeldingen en gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten een mobiele telefoon (Huawei) en een mobiele telefoon (Samsung) - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de vinger/hand betasten en aanraken van het eigen geslachtsdeel, de eigen borsten door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en (waarna) door het camerastandpunt of de (onnatuurlijke) pose of de wijze van kleden van deze persoon of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft of strekt tot seksuele prikkeling
en hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 245 en 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: van een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen, terwijl hij daarvan een gewoonte maakt.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat één bijzondere voorwaarde wordt gewijzigd. Aan het verbod op contact met minderjarigen zou volgens de officier van justitie moeten worden toegevoegd dat dit verbod niet geldt als een andere volwassene daarbij aanwezig is.
De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de toerekenbaarheid van de gedragingen van verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de geëiste straf te hoog is. De stap van de eerder opgelegde straf voor een soortgelijk delict naar deze gevorderde straf is te groot. Het is van groter belang dat verdachte zo snel mogelijk met zijn behandeling kan starten en een lange gevangenisstraf verhoudt zich daar niet mee.
Ten aanzien van de gevorderde bijzondere voorwaarden heeft de raadsman aangevoerd dat het verbod op contact met minderjarigen zonder aanwezigheid van een volwassene oncontroleerbaar is. De raadsman heeft daarom verzocht deze bijzondere voorwaarde niet op te leggen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van seksueel misbruik van een destijds 13-jarig meisje. Verdachte, toen zelf 32 jaar oud, is op www. [website] .nl, een website voor tieners, bewust op zoek gegaan naar meisjes van die leeftijdscategorie, omdat hij daar, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, belangstelling voor heeft. Verdachte heeft zich op die website via een chatfunctie voorgedaan als een 19-jarige jongen en contact gezocht met [slachtoffer] .
Na een aantal maanden chatten, bellen, berichten sturen via WhatsApp en het over en weer sturen van (seksueel getinte) foto’s, is het op 24 augustus 2018 tot een afspraak gekomen. Verdachte heeft een busje geleend om daar mee naar Hardenberg te rijden en had een kleed achterin de bus gelegd voor het geval het tot seksueel contact zou komen. Dat gebeurde ook. Onder een viaduct aan het water is sprake geweest seksuele handelingen. Daarna heeft verdachte geslachtsgemeenschap gehad met [slachtoffer] achterin het busje. Ongeveer een maand later is het weer tot een afspraak gekomen en is sprake geweest van (vergaande) seksuele handelingen in het invalidentoilet van de [winkel] in Hardenberg.
Verdachte wist dat het slachtoffer pas dertien jaar oud was en nog geen seksuele ervaringen had opgedaan. Verdachte wist ook dat hetgeen hij deed verboden en strafbaar is. Desondanks heeft hij zijn eigen seksuele verlangens gesteld boven de belangen van [slachtoffer] . Dat hij door zijn handelen mogelijk geestelijke schade kon veroorzaken bij het slachtoffer heeft hem kennelijk niet kunnen deren, althans heeft hij het ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele verlangens. In het geval van [slachtoffer] heeft hetgeen gebeurd is, volgens haar schriftelijke slachtofferverklaring, gezorgd voor tegenstrijdige gevoelens, concentratieproblemen en het gevoel een groot geheim mee te dragen, waardoor zij de gedachte kreeg niet meer te willen leven.
Verdachte heeft [slachtoffer] met zijn handelingen de mogelijkheid ontnomen om op haar eigen tempo haar seksualiteit te ontdekken. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd van [slachtoffer] op dat moment. Een leeftijd waarop het brein nog niet zo ontwikkeld is dat overal juiste en doordachte beslissingen op kunnen worden genomen. Daarnaast heeft verdachte, door zich voor te doen als een 19-jarige jongen, verschillende jonge meisjes, onder wie [slachtoffer] , bewogen tot het sturen van seksueel getinte foto’s via snapchat en [website] .nl.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verder gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2018, waaruit onder meer blijkt dat verdachte in 2008 is veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, voorwaardelijk, voor het plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, meermalen gepleegd. Daarna zijn er meer incidenten geweest, waardoor verdachte zich in 2015 en 2016 vrijwillig voor een pedofiele stoornis heeft laten behandelen bij de Reinier van Arkel groep. Toch heeft er nu opnieuw een strafbaar feit plaatsgevonden waarbij verdachte een jong meisje heeft misbruikt. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank weegt verder in strafverzwarende zin mee dat verdachte tijdens de geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] geen voorbehoedsmiddel heeft gebruikt.
Omdat verdachte recidivist is en op de manier zoals beschreven vergaande seksuele handelingen heeft verricht met een meisje van dertien jaar, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte rapport van N. Schoenmaker, GZ-psycholoog van 29 oktober 2018. Ook psychiater T.W.D.P. van Os en psychiater in opleiding S.M. van Belkum hebben in hun rapport van 25 oktober 2018 over verdachte gerapporteerd. Uit deze rapporten kan worden opgemaakt dat bij verdachte sprake is van verschillende stoornissen waaronder een pedofiele stoornis van het niet exclusieve type en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
Ten gevolge van de pedofiele stoornis kent verdachte seksuele opwinding bij het zien van jonge meisjes en heeft hij seksuele fantasieën over jonge meisjes. Naast de pedofiele stoornis bestaan er bij verdachte ook psychische disfuncties die voortkomen uit de borderline persoonlijkheidsstoornis. Dit bestaat uit impulsiviteit, een gebrek aan voldoende afweer en controlemechanismen, gebrek aan zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld, identiteitsproblemen, stemmingsregulatieproblematiek, gevoelens van leegte, afwijzing en eenzaamheid. De pedofiele stoornis en de psychische disfuncties vanuit de borderline stoornis hebben doorgewerkt in het tot stand komen van hetgeen bewezen is verklaard. De psycholoog en psychiaters adviseren beide ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is volgens de deskundigen een hoog recidiverisico op seksueel delictgedrag. Om de kans op seksueel recidive te verminderen is een klinische behandeling van ongeveer één jaar geïndiceerd. Volgens de psychiaters is een langdurige ambulante behandeling en langdurig reclasseringstoezicht na een klinische behandeling geïndiceerd.
In de reclasseringsrapportage van 19 september 2018 beschrijft E.M.F.A. Strasek, reclasseringsmedewerker, dat het zorgelijk is dat verdachte nu opnieuw met justitie in aanraking is gekomen vanwege seksueel misbruik met een minderjarige. Er is sprake van forse problematiek op meerdere leefgebieden en van problematisch middelengebruik. Daarnaast heeft verdachte geen dagbesteding. Ook zijn er financiële problemen waarbij hij door familie wordt ondersteund.
Als beschermende factoren beschouwt de reclassering dat verdachte gemotiveerd is om de klinische behandeling te volgen en zich gesteund voelt door zijn familie. De reclassering heeft het risico op recidive hoog ingeschat en adviseert een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd van tien jaren op te leggen en daaraan enkele bijzondere voorwaarden te verbinden.
De rechtbank neemt de adviezen van de psycholoog, psychiaters en reclassering over.
De rechtbank acht, alles afwegende, voldoende grond aanwezig voor het oordeel om de door de officier van justitie geëiste straf over te nemen. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is een proeftijd van 10 jaren aan de orde. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Aan de proeftijd worden naast algemene, ook bijzondere voorwaarden gekoppeld.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat een verbod op contact met minderjarigen oncontroleerbaar is en bovendien een onwerkbare situatie voor verdachte oplevert. De rechtbank legt deze voorwaarde daarom niet op.

9.Inbeslagneming

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard dienen te worden, nu met betrekking tot deze voorwerpen feit 2 is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in handen van deze verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.De schade van benadeelden

10.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding tot een totaalbedrag van
€ 2.595,91 (vijfentwintighonderdenvijfennegentig euro en eenennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 95,91 voor gemaakte reiskosten. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de civiele vordering tot een bedrag van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade, alsmede de reiskosten ter hoogte van € 95,91, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel toewijsbaar.
10.3
Het standpunt van de verdediging
Over de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het immateriële deel van de vordering te hoog is. De schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] is een jaar na het gebeurde opgesteld. De gevolgen zoals daarin beschreven lijken volgens de raadsman meer gebaseerd op wat er na de aangifte is gebeurd. Hetgeen [slachtoffer] na de aangifte aan reacties heeft gekregen, geeft volgens de raadsman weinig ruimte voor haar om toe te geven dat er ook sprake is geweest van positieve gevoelens.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en aannemelijk. Hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht over de hoogte van de vordering kan niet leiden tot een ander oordeel. Immers, artikel 245 Sr is juist in het leven geroepen om jonge personen tegen zichzelf te beschermen, in de gevallen dat zij vanwege die jonge leeftijd onvoldoende bij machte zijn om dit zelf te doen. Dit laatste is bij [slachtoffer] gebleken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 2.591,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
10.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 1: het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- feit 2: het misdrijf: van een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen en daarvan een gewoonte maken.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 10 (tien) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG in ‘s Hertogenbosch op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen in een forensische behandelsetting met expertise aangaande zedendelinquenten of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie met een maximale duur van twee jaren;
- zich ambulant laat behandelen bij een zorginstelling met expertise aangaande zedendelinquenten of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorginstelling zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze contact opneemt met [slachtoffer] geboren op [geboorteplaats 2] 2004 zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2591,91 (vijfentwintighonderdenvijfennegentig euro en eenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.591,91,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat
vervangende hechtenis voor de duur van 36 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 20 maart 2018 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en T.J. Thurlings-Rassa, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017531456 van 10 september 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.