ECLI:NL:RBOVE:2018:4618

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
08-730260-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levens

De rechtbank Overijssel heeft op 3 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van brandstichting op het balkon van zijn appartement in Rijssen. De verdachte heeft op 3 juli 2018 opzettelijk brand gesticht door een brandende aansteker tegen kartonnen dozen en een kussen te houden, wat leidde tot brand op het balkon en gemeen gevaar voor de aangrenzende flatwoningen. Tijdens de zitting op 19 november 2018 heeft de verdachte zijn schuld bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en getuigenverklaringen, het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het misdrijf, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de psycholoog en reclassering. De verdachte heeft spijt betuigd en is gemotiveerd voor behandeling.

De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en reclasseringstoezicht, om recidive te voorkomen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en de voorzitter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730260-18 (P)
Datum vonnis: 3 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] [land] ),
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in P.I. [adres 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.P. Smit, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht op het balkon van zijn appartement.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Rijssen opzettelijk brand heeft gesticht in een (flat)gebouw aan de [adres 1] , immers heeft verdachte toen aldaar een brandende aansteker tegen/bij een of meerdere kartonnen dozen en/of een
kussen gehouden, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met een of meerdere kartonnen dozen en/of een kussen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan op het balkon van die (flat)woning en/of het/de zich daarop bevindende goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) belendende/aangrenzende (flat)woning(en) en/of de zich in die belendende/aangrenzende (flat)woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die belendende/aangrenzende (flat)woning(en) bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten:
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 4 juli 2018, pagina’s 3 en 4;
3.
het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 4 juli 2018, pagina’s 12 en 13.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 3 juli 2018 te Rijssen opzettelijk brand heeft gesticht in een flatgebouw aan de [adres 1] , immers heeft verdachte toen aldaar een brandende aansteker tegen/bij kartonnen dozen en een kussen gehouden, ten gevolge waarvan op het balkon van die flatwoning brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor belendende/aangrenzende flatwoningen en de zich in die belendende/aangrenzende flatwoningen bevindende goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die belendende/aangrenzende flatwoningen bevindende personen te duchten was.
Indien in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 15 november 2018.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een taakstraf en een gevangenisstraf bepleit, met een onvoorwaardelijk deel dat, op de datum van de uitspraak, gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd en daarnaast een (fors) voorwaardelijk deel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Brandstichting is, gelet op het gevaarzettend karakter ervan, een zeer ernstig misdrijf waardoor vaak niet alleen enorme materiële schade maar ook grote maatschappelijke onrust ontstaat. In dit geval hadden de gevolgen, gelet op de plaats waar verdachte de brand heeft gesticht, veel ernstiger kunnen zijn dan uiteindelijk het geval is geweest. Verdachte is daar ten tijde van het plegen van het feit kennelijk geheel aan voorbij gegaan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de strafmaat rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ook zijn verwoord in de door de GZ-psycholoog drs. H. Mertens opgemaakte rapportage van 28 september 2018 en in de reclasseringsrapporten van [naam 2] van 6 september 2018 en 15 november 2018.
De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis, een depressieve stoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Daarnaast functioneert verdachte volgens de psycholoog momenteel wat betreft cognitieve vaardigheden op een verstandelijk beperkt niveau. Deze constatering kan het gevolg zijn van het feit dat verdachte geen scholing heeft genoten. Verdachte maakt in het contact geen verstandelijk beperkte indruk. Van deze omstandigheden was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog concludeert dat het feit verdachte verminderd toegerekend kan worden en taxeert het risico op recidive als matig. De psycholoog adviseert, ter voorkoming van recidive, reclasseringstoezicht, maatschappelijke begeleiding en begeleid wonen.
De rechtbank neemt het advies en de aanbevelingen van de psycholoog over.
De reclassering acht het wenselijk dat het professionele netwerk rondom hem wordt vergroot. Reclasseringstoezicht maakt het mogelijk de probleemgebieden inzichtelijk te maken en verdachte te verwijzen naar een forensisch psychiatrische kliniek voor zijn psychische problematiek en het vergroten van zijn vaardigheden. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat, het risico op letselschade als laag. Het advies van de reclassering luidt: oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met diverse bijzondere voorwaarden.
Verdachte is, zoals blijkt uit zijn justitiële documentatie, afgezien van een veroordeling wegens openbare dronkenschap, in Nederland niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten veroordeeld.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard veel spijt te hebben van wat hij gedaan heeft. Hij onderkent zijn problematiek. Hij zegt gemotiveerd te zijn voor een behandeling en alle medewerking te zullen verlenen aan een reclasseringstoezicht. Ook zegt hij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te zullen komen als de rechtbank hem deze oplegt.
De rechtbank is van oordeel dat bij de strafoplegging het accent dient te liggen op de hulpverlening zoals door de psycholoog en reclassering is geadviseerd. Een taakstraf en een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zoals door de raadsman verzocht, verdragen zich echter niet met de ernst van het misdrijf.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel aanmerkelijk korter is dan door de officier van justitie gevorderd. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een belangrijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk met voorwaarden opleggen. De rechtbank zal de proeftijd op drie jaren bepalen zodat de reclassering de nodige tijd heeft om samen met verdachte invulling te geven aan het door verdachte na zijn detentie te volgen traject.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
achttien (18) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van acht
(8) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte :
- zich binnen 48 uur na aanvang van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, regio Oost via telefoonnummer 088 8041401. Verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij een Forensisch Psychiatrische Polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2018.
De voorzitter mr. M. van Berlo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer [nummer] van 5 juli 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.