ECLI:NL:RBOVE:2018:4607
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel en betalingsverplichting aan de Staat
Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij een vrouw uit Nijverdal betrokken was. De zaak betrof een vordering van de officier van justitie tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de oplegging van een betalingsverplichting aan de Staat. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden vastgesteld op € 294.641,08, maar tijdens de zitting op 16 november 2018 heeft de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd en verzocht om de vaststelling op nihil. De rechtbank heeft deze vordering beoordeeld en vastgesteld dat na aftrek van de vorderingen van benadeelde partijen het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel minder dan nihil is. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de betalingsverplichting aan de Staat op nihil te stellen. Dit betekent dat de veroordeelde geen bedrag aan de Staat hoeft te betalen. De rechtbank heeft in haar beslissing de wettelijke bepalingen van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.