ECLI:NL:RBOVE:2018:4607

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
08/952887-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel en betalingsverplichting aan de Staat

Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij een vrouw uit Nijverdal betrokken was. De zaak betrof een vordering van de officier van justitie tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de oplegging van een betalingsverplichting aan de Staat. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden vastgesteld op € 294.641,08, maar tijdens de zitting op 16 november 2018 heeft de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd en verzocht om de vaststelling op nihil. De rechtbank heeft deze vordering beoordeeld en vastgesteld dat na aftrek van de vorderingen van benadeelde partijen het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel minder dan nihil is. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de betalingsverplichting aan de Staat op nihil te stellen. Dit betekent dat de veroordeelde geen bedrag aan de Staat hoeft te betalen. De rechtbank heeft in haar beslissing de wettelijke bepalingen van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952887-14
Datum vonnis: 30 november 2018
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [woonplaats] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr. wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 294.641,08.
De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, heeft op de zitting van 16 november 2018 mondeling gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op nihil en dat de betalingsverplichting op nihil wordt bepaald.

2.De procedure

De vordering van de officier van justitie is behandeld op de openbare terechtzitting van 16 november 2018.
Namens de veroordeelde is de raadsvrouw mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam, verschenen en op de vordering gehoord.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2018 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd
en verduistering.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Niet ter discussie staat dat het door de veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat uit de geldbedragen, toebehorend aan diverse natuurlijke personen, die door haar zijn verduisterd. De omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is aldus specifiek gekoppeld aan de feiten.
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 juni 2017 dan wel bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2018 is de veroordeelde vrijgesproken van het tenlastegelegde met betrekking tot [naam 1] (€ 6.000,00), [naam 2] (€ 500,00) en [naam 3] (€ 4.261,18). Deze feiten kunnen niet meer ten grondslag worden gelegd aan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Veroordeelde is bij datzelfde arrest (hoofdelijk, tezamen met [medeverdachte] ) veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelden in de strafzaak tot een totaalbedrag van € 284.229,90. Deze toegekende vorderingen dienen in mindering te worden gebracht op de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat.
Het voorgaande brengt met zich dat de omvang van het bedrag van wederrechtelijk verkregen voordeel na aftrek van de toegekende vorderingen minder dan nihil is. De rechtbank zal om die reden in haar beslissing op dit punt het voorstel van de officier van justitie volgen en de betalingsverplichting op nihil stellen. Aan de veroordeelde zal dan ook geen betalingsverplichting aan de Staat worden opgelegd.

4.De wettelijke voorschriften

Gelet is op de bepalingen in artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op nihil;
- stelt de betalingsverplichting aan de Staat op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.