ECLI:NL:RBOVE:2018:4588

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
C/08/223654 / KG ZA 18-298
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op levering gecertificeerde kleding met onterecht coderingsnummer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Wevotex B.V. en Crings B.V. Wevotex, een producent van veiligheidskleding, vorderde een verbod voor Crings om gecertificeerde kleding te leveren met een coderingsnummer dat door TÜV aan Wevotex is afgegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat Crings onrechtmatig heeft gehandeld door het coderingsnummer van Wevotex te vermelden op haar waslabels, wat verwarring kan scheppen over de certificering van de door Crings verkochte kleding. Wevotex stelde dat deze handelwijze schade aan haar reputatie kan toebrengen en dat er een spoedeisend belang is om verdere schade te voorkomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Crings niet voldoende had aangetoond dat er geen onrechtmatig handelen was en dat de vorderingen van Wevotex toewijsbaar waren. Crings werd verboden om kleding te leveren met het coderingsnummer van Wevotex en moest inzage geven in haar boekhouding om te bepalen hoeveel kledingstukken met het onterecht vermelde coderingsnummer zijn geproduceerd en verkocht. Tevens werd Crings veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/223654 / KG ZA 18-298
Vonnis in kort geding van 8 november 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEVOTEX B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres, verder te noemen Wevotex,
advocaat mr. C.A.M. Luttikhuis te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CRINGS B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde, verder te noemen Crings,
advocaat mr. L. Bezoen te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Wevotex heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding met bijbehorende producties. Voorafgaand aan de zitting heeft Crings producties in het geding gebracht.
1.2.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2018. Bij die gelegenheid zijn verschenen namens Wevotex, [A] en [B] , bijgestaan door mr. Luttikhuis, en namens Crings, [C] , bijgestaan door mr. Bezoen, Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten toegelicht met behulp van pleitaantekeningen. Een vergelijk bleek niet tot de mogelijkheden te behoren. Na verder debat is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak is bepaald over 14 dagen dan wel eerder in het geval het vonnis eerder gereed is. Partijen hebben daartoe toestemming gegeven. Vervolgens is per heden uitspraak gedaan.

2.Het geschil

2.1.
Door Wevotex is - samengevat weergegeven - gesteld en gevorderd zoals staat te lezen in de inleidende dagvaarding. Dit met dien verstande dat de daarin geduide vordering tot een betalingsveroordeling ter zitting is ingetrokken, zodat daarop geen beslissing meer kan volgen. Wevotex wenst een eind te maken aan de in de dagvaarding uiteengezette situatie en stelt daartoe dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen van Crings. Het gevorderde strekt er toe om de omvang van het onrechtmatig handelen in beeld te krijgen, alsmede om zeker te krijgen dat herhaling niet is te vrezen en ook om (verdere) schade te voorkomen.
2.2.
Crings heeft - samengevat weergegeven - geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde. Zulks in hoofdzaak om reden dat geen sprake kan zijn geweest van onrechtmatig handelen aan de zijde van Crings. Voorts heeft Crings de noodzaak van het treffen van de gevraagde voorzieningen in twijfel getrokken nu Crings al het nodige heeft gedaan om te voorkomen dat door Wevotex geduide ongewenste situatie zich kan herhalen.
2.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In dit geding kan van het volgende worden uitgegaan, dit ook nu partijen het daarover in belangrijke mate eens zijn:
- Wevotex produceert en verkoopt onder meer veiligheidskleding voor (onder meer) ambulancepersoneel op de Duitse markt. Deze kleding moet aan bepaalde kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen. Daartoe heeft Wevotex de kleding laten testen en is een certificaat afgegeven door TÜV Rheinland (hierna: TÜV). Om deze certificering en daarmee de kwaliteits- en veiligheidseisen kenbaar te maken aan afnemers en gebruikers van de kleding, heeft Wevotex van TÜV een zogenaamde codering, te weten het nummer PC 4602274 01-1, gekregen (hierna ook te noemen: het coderingsnummer van Wevotex). Deze codering is uniek en via het (was)label in de kleding kenbaar gemaakt en daarmee direct te koppelen via TÜV aan Wevotex;
- [C] is werkzaam geweest bij Wevotex van juli 2011 tot februari 2016 in de functie van manager business unit veiligheidskleding en projecten. Op 19 februari 2016 heeft [C] (de onderneming in) Crings ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als activiteit het vervaardigen van overige textielproducten en groothandel in textielwaren algemeen assortiment;
- door Crings is specialistische bedrijfskleding geproduceerd en verkocht aan een aantal door haar aangeduide afnemers. In die kleding is steeds een waslabel bevestigd met daarop afgedrukte informatie, waaronder een aanduiding in de vorm van een cijfer- en lettercode, die bedoeld is te verwijzen naar de door de betreffende (EU) regelgeving vereiste certificering van overheidswege van het materiaal waarvan deze kleding is gemaakt. Dat blijkt echter steeds een op naam van Wevotex afgegeven coderingsnummer te zijn (geweest) voor de vervaardiging en verkoop van kleding in opdracht van Wevotex. Via dat coderingsnummer wordt dus niet “gelinkt” naar een door Crings verkregen “eigen” certificering voor de door haar geproduceerde en verkochte bedrijfskleding, maar naar een door Wevotex verkregen certificering voor materialen verwerkt in andere niet door Crings op de markt gebrachte bedrijfskleding;
- Crings heeft een aantal van haar afnemers aangeschreven en gewezen op die fout in de informatie op het waslabel. Daarbij is de afnemers tevens verzocht om op al de waslabels van de geleverde kleding de onjuiste verwijzing in de vorm van een cijfer- en lettercode onleesbaar te maken door deze door te halen/onleesbaar te maken met een zwarte watervaste stift;
- Crings beschikt sinds 14 april 2016 over een eigen op haar naam staande certificering van het Finnish Institute of Occupational Health (FIOH) voor de veiligheidsjassen met nummer CR130 en nummer CR132. Voor de veiligheidsjas met nummer CR134 GEBL is op 28 augustus 2018 een certificering door de FIOH afgegeven aan Crings.
3.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit het spoedeisend belang van Wevotex voort uit de aard van de vorderingen. Wevotex wenst immers met name te bewerkstelligen, kort gezegd, dat Crings nog langer bedrijfskleding verkoopt met daarin vermeld het coderingsnummer van Wevotex. Daarnaast beoogt Wevotex met haar vorderingen de gevolgen van het gestelde onrechtmatig handelen van Crings zo veel mogelijk ongedaan te maken dan wel verdere schade te voorkomen.
3.3.
In geschil is de vraag of Crings aldus jegens Wevotex onrechtmatig heeft gehandeld. Door Crings is dit gemotiveerd weersproken. Naar zeggen van Crings is sprake geweest van een verklaarbare fout. Zodra Crings daarvan weet had, is door haar moeite gedaan om die fout ongedaan te maken, en wel door het aanschrijven van haar afnemers op de wijze zoals blijkt uit de producties. Van onrechtmatig handelen kan geen sprake zijn geweest nu niet is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten. Door Crings wordt niet weersproken dat in de veiligheidsjassen het coderingsnummer van Wevotex is vermeld, maar door Wevotex wordt niet (adequaat) gesteld waarin onrechtmatigheid is gelegen. Nu er geen sprake is c.q. kan zijn van een onrechtmatige gedraging kan deze ook niet aan Crings worden toegerekend. Bovendien is de verkeerde vermelding niet te wijten aan Crings, maar komt deze voor rekening van de producent in Tunesië, te weten dezelfde producent waarvan Wevotex zich ook bedient. Verder betwist Crings dat Wevotex schade heeft geleden dan wel zal lijden. Het vermelden van het coderingsnummer van Wevotex in de waslabels is in geen enkel geval te herleiden tot Wevotex. Daarom kan ook de goede naam van Wevotex niet zijn aangetast. De vereiste causaliteit laat zich ook niet vaststellen en er wordt (ook) niet voldaan aan het relativiteitsvereiste.
3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het (laten) produceren en verkopen van bedrijfskleding met een in het waslabel vermelde traceerbare codering die linkt naar een door een andere marktpartij verkregen certificering voor (materialen in) bedrijfskleding, in beginsel onrechtmatig is jegens die andere marktpartij, hier Wevotex. Als Crings al een coderingsnummer had willen vermelden - hetgeen volgens partijen op zich niet verplicht is, maar kennelijk wel gebruikelijk, nu partijen dit vermelden op het waslabel - had zij op het waslabel het coderingsnummer moeten (laten) vermelden dat gekoppeld is aan de in eigen opdracht verkregen certificering(en) voor (de materialen die zijn verwerkt in) haar bedrijfskleding. Crings had naar eigen zeggen tot 28 augustus 2018 kunnen verwijzen naar de codering van de “eigen certificering voor de betreffende bedrijfskleding met de nummers CR130 en CR132. En daar is per 28 augustus 2018 nog eens de certificering van de bedrijfskleding met nummer CR134 GEBL bijgekomen, afgegeven door de FIOH. Het bestaan van die “eigen certificering” neemt echter voormelde onrechtmatigheid jegens Wevotex niet weg. Immers is door de vermelding in het waslabel van het coderingsnummer van Wevotex (steeds) de uiterlijk kenbare situatie ontstaan dat het Wevotex is geweest die mee moet hebben gewerkt dan wel het goed heeft gevonden dat haar certificering (ten onrechte) ook wordt losgelaten op de (stoffen/materialen in de) bedrijfskleding waarop die niet ziet /niet kan zien omdat die certificering nu juist is afgegeven voor (materialen die zijn verwerkt in) de door Wevotex geproduceerde bedrijfskleding. Bovendien leidt die “link” er toe dat Wevotex in verband wordt gebracht met het feit dat de door Crings verkochte bedrijfskleding niet of met niet correcte verwijzing - en daarmee oncontroleerbaar voor de afnemer - is gecertificeerd. Door de handelwijze van Crings kan voorts niet worden uitgesloten dat Wevotex (het risico loopt dat zij) wordt aangesproken door afnemers van Crings op eventuele onregelmatigheden ter zake de aan hen geleverde bedrijfskleding.
3.5.
Door Wevotex is onvoldoende weersproken aangevoerd dat haar naam in de media inmiddels is gekoppeld aan de omstandigheid dat Crings geen of (deels) onjuiste certificeringen voorhanden heeft of had voor (de materialen die zijn verwerkt in) de door haar verkochte bedrijfskleding. Aldus is in deze overzichtelijke en specialistische markt geheel onterecht en zonder dat Wevotex zich daartegen heeft kunnen verzetten, de naam van Wevotex verbonden aan voormelde onduidelijkheid scheppende gang van zaken, waar naar zeggen van Wevotex alleen Crings verantwoordelijk voor is. Crings heeft zich zonder recht en reden bediend in haar bedrijfskleding van het daarbij niet behorende coderingsnummer van Wevotex.
3.6.
De voorzieningenrechter kan zich vinden in het standpunt van Wevotex dat hiervan schade in goede naam en faam valt te duchten. Voorshands oordelend is aan de vereisten, in het bijzonder de vereisten van (kans op) schade en causaliteit, voor onrechtmatig handelen dan ook genoegzaam voldaan. Daarbij verdient overweging dat Wevotex hier niets valt te verwijten. Het is alleen Crings die hier steken heeft laten vallen door er niet adequaat op toe te zien dat het waslabel van de in haar opdracht in Tunesië geproduceerde bedrijfskleding
- kort gezegd - de juiste informatie bevat. Namens Crings is ter zitting verklaard dat zij geen voorbeeld van het hier vereiste waslabel heeft doen toekomen aan die producent in Tunesië, en dat die “uit zichzelf” heeft gezorgd voor toevoeging van dit waslabel met deze (deels dus verkeerde) inhoud. Crings wenst hiervoor “de schuld te geven” aan die producent. Zulks neemt de onrechtmatigheid echter bepaald niet weg, ook omdat Crings er immers weet van had dat Wevotex haar kledingproducten ook liet vervaardigen bij dezelfde producent in Tunesië en [C] als oud-medewerker van Wevotex op de hoogte was van (de gang van zaken omtrent) het productieproces. Juist ook daarom had het op de weg van Crings gelegen om te zorgen voor een adequate instructie aan die producent over de inhoud van het waslabel waarvan haar bedrijfskleding zou worden voorzien. Kennelijk is van die bijzondere zorg ter voorkoming van verwarring dan wel fouten (bijvoorbeeld door toezending van de inrichting van het toe te passen waslabel) geen sprake geweest, en zulks dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter geheel voor rekening en risico van Crings te blijven.
3.7.
Vervolgens rijst de vraag of het onrechtmatig handelen van Crings noopt tot toewijzing van de door Wevotex gevorderde voorlopige voorzieningen.
3.8.
De voorzieningenrechter acht het door Wevotex gevorderde verbod om nog langer gecertificeerde kleding te verkopen aan derden met daarin zichtbaar vermeld het coderingsnummer van Wevotex een passende maatregel om de gevolgen van het onrechtmatig handelen te beperken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat tussen partijen niet in geschil is dat Crings nog bedrijfskleding in voorraad heeft dat is voorzien van een waslabel met het coderingsnummer van Wevotex. Dat een verkeerde codering op het waslabel alsnog onleesbaar kan worden gemaakt, is niet in geschil, zodat de vorozieningenrechter zulks zonder meer voor mogelijk heeft te houden.
3.9.
Wevotex wil verder in kaart (laten) brengen en kunnen (laten) controleren of alle afnemers van Crings die bedrijfskleding hebben ontvangen met een waslabel met onjuiste inhoud, zijn aangeschreven door Crings met opdracht om op dat waslabel de onjuiste informatie ongedaan te maken. Wevotex is naar eigen zeggen geconfronteerd met een nieuwe afnemer van Crings die kennelijk nog niet door Crings is aangeschreven op bedoelde wijze. De vordering van Wevotex om inzage te verkrijgen in de boekhouding van Crings zodat vastgesteld kan worden hoeveel kledingstukken met daarin het coderingsnummer van Wevotex zijn geproduceerd en verkocht en aan wie, zal dan ook op na te melden wijze worden toegewezen. Daarbij verdient nog overweging dat namens Crings ter zitting is verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen afgifte van een dergelijk overzicht, ook omdat de daarop staande namen toch al bekend zijn bij Wevotex. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de wijze te bepalen waarop Crings inzage moet verlenen. De inzage dient door Crings binnen zes weken na rechtsgeldige betekening van dit vonnis te worden verschaft aan een door partijen gezamenlijk te benoemen externe onafhankelijk accountant. Voor de bepaling van de persoon van de accountant dient Wevotex binnen een week na de betekening van dit vonnis drie onafhankelijke accountants aan Crings voor te stellen, waaruit Crings er binnen een week één moeten kiezen. De kosten van een en ander komen voor rekening van Crings.
3.10.
In het verlengde van het voorgaande zal eveneens de gevorderde rectificatie op na te melden wijze worden toegewezen.
3.11.
De gevorderde dwangsommen zullen ook worden toegewezen, met dien verstande dat zij elk zullen worden gemaximeerd op € 100.000,--.
3.12.
Crings zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten aan de zijde van Wevotex worden begroot op € 2.031,-- aan verschotten en € 1500,-- aan salaris advocaat.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verbiedt Crings om vanaf het moment van de rechtsgeldige betekening van dit vonnis gecertificeerde kleding te leveren aan derden met daarin zichtbaar vermeld een coderingsnummer dat door TÜV is afgegeven aan Wevotex, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke geconstateerde overtreding van dit verbod, en zulks tot een maximum van € 100.000,--;
4.2.
gebiedt Crings op om binnen zes weken na rechtsgeldige betekening van dit vonnis op een zodanige wijze inzage te geven in haar boekhouding aan een extern onafhankelijk accountant dat door deze accountant kan worden vastgesteld hoeveel kledingstukken in opdracht van Crings vanaf februari 2016 tot datum van die rechtsgeldige betekening zijn geproduceerd met daarin verwerkt een label met het coderingsnummer dat door TÜV aan Wevotex is afgegeven, en hoeveel van deze kledingstukken uiteindelijk zijn verkocht en geleverd en aan wie, waarbij ter zake de persoon van de accountant op de wijze moet worden gehandeld als hiervoor onder 3.9 is vermeld, zulks op kosten van Crings; een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat zij in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen, met een maximum van € 100.000,--;
4.3.
gebiedt dat Crings binnen tien werkdagen nadat het onderzoek door de extern onafhankelijk accountant is afgerond en alleen het resultaat daarvan voor partijen schriftelijk is vastgelegd en aan partijen kenbaar gemaakt en (daarmee dus) de gegevens van de betreffende afnemers op deze wijze voor partijen bekend zijn geworden, mee moet werken aan een rectificatie richting de afnemers van de kledingstukken van Crings waar het coderingsnummer dat door TÜV aan Wevotex is afgegeven is verwerkt (ook al is dat later mogelijk alsnog onleesbaar gemaakt), zodanig dat aan de betreffende afnemers van Crings duidelijk wordt gemaakt dat het coderingsnummer ten onrechte is verwerkt en Wevotex geen garanties kan geven voor de kwaliteitseisen waar het betreft door Crings geproduceerde kledingstukken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,-- per dag dat Crings hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,--,
4.4.
veroordeelt Crings in de proceskosten, aan de zijde van Wevotex tot op heden begroot op € 3.531,--,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
8 november 2018. [1]

Voetnoten

1.type: