4.1Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte is gehuwd met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) en samen hebben ze één kind, medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ).
[medeverdachte 2] woonde voorheen samen met medeverdachte [medeverdachte 3] .
Sinds 15 januari 1990 vormde verdachte samen met [medeverdachte 1] een vennootschap onder firma onder de naam [VOF] (hierna [VOF] ). Verdachte en [medeverdachte 1] beschikten over twee zakelijke panden gevestigd aan het [adres 4] in Stadskanaal en aan de [adres 5] in Veendam.
Sinds 4 juli 2002 waren verdachte en [medeverdachte 1] voor 100% eigenaar van een vakantiewoning in [adres 3] (Spanje). Op deze woning rustte een hypotheek van € 210.000,00 ten gunste van [bedrijf 2] .
Op 29 oktober 2015 werd een auto van het merk Dodge type Caliber op naam van [medeverdachte 1] overgeschreven op naam van [medeverdachte 3] .[medeverdachte 1] bleef eigenaar van deze auto.
Op 1 december 2015 werd [VOF] door de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.915,20 aan achterstallige huur, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten, aan [bedrijf 3] .
Op 30 december 2015 werd door Rabobank Stad en Midden Groningen een brief gestuurd aan verdachte en [medeverdachte 1] waarin onder andere stond vermeld:
“(…)
Uw onderneming bevindt zich al geruime tijd in financiële problemen. Doordat gedurende een aantal jaren forse verliezen zijn geleden is er inmiddels sprake van een aanzienlijk negatief eigen vermogen. De financiële verplichtingen aan onze bank kunnen niet meer worden nagekomen. Maatregelen om het tij te keren hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Omdat daarmee de grondslag voor de door onze bank verstrekte bedrijfsfinanciering komt te vervallen vormt dit voor onze bank reden om tot opzegging van de financiering over te gaan.
(…)
Wij hebben begrepen dat u inmiddels contact hebt opgenomen met het Regionaal Ondernemings Instituut ( [bedrijf 4] ) om een plan van aanpak te maken over de manier waarop de aflossing van uw schulden zal gaan plaatsvinden. Dit plan van aanpak zal op 25 januari 2016 aan onze bank worden voorgelegd. Hiervoor is een afspraak ingepland om 13.30 uur op ons kantoor aan de Griffeweg 80 te Groningen. Bij deze afspraak zal tevens de heer [naam 4] van de [bedrijf 4] aanwezig zijn.
(…)
Omdat onze bank – zo nodig – gebruik wil maken van haar pandrecht zeggen wij u voorts de bevoegdheid op tot het gebruik en/of vervreemding van de goederen waarop wij pandrecht hebben.
De roerende zaken (voorraad, inventaris etc) moet u ter beschikking van onze bank houden om ze op eerste afroep aan ons af te geven. Zonder onze expliciete toestemming mag u niets meer verkopen of verwijderen.
(…)”
Op 12 januari 2016 nam [medeverdachte 3] de huur van twee garageboxen gelegen in een complex aan de [adres 2] in Winschoten over van verdachte.
In een brief aan hun leveranciers deelden verdachte en [medeverdachte 1] op 1 februari 2016 mee dat zij hun zaak gingen beëindigen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Bij brief van 18 februari 2016 werd de financiering ten behoeve van [VOF] door de Rabobank Zuid en Oost Groningen opgezegd. In deze brief staat, onder andere, vermeld:
“(…)
Zoals aan u kenbaar is gemaakt door Rabobank Stad en Midden Groningen zijn wij geïnformeerd met betrekking tot de gevoerde gesprekken tussen hen, u en uw adviseur, de heer [naam 4] .
Uw onderneming bevindt zich al geruime tijd in financiële problemen. Doordat gedurende een aantal jaren forse verliezen zijn geleden is er inmiddels sprake van een aanzienlijk negatief eigen vermogen. De financiële verplichtingen aan zowel Rabobank Stad en Midden Groningen als onze bank kunnen niet meer worden nagekomen. Maatregelen om het tij te keren hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Om deze reden heeft Rabobank Stad en Midden Groningen per 30 december 2015 uw financiering opgezegd met een opzegtermijn van 6 maanden.
(…)
Bij onze bank is inmiddels sprake van een ongeoorloofde debetstand op uw rekeningen met nummers NL (…).
Verder hebben wij deze week van uw adviseur vernomen dat u heeft besloten op korte termijn maar uiterlijk 1 maart 2016 uw faillissement aan te vragen.
Daarmee is de grondslag voor de door onze bank verstrekte financieringen komen te vervallen. Dit is voor onze bank een reden om tot opzegging over te gaan.
(…)
Omdat onze bank – zo nodig – gebruik wil maken van haar pandrecht zeggen wij u voorts de bevoegdheid op tot het gebruik en/of de vervreemding van de goederen waarop wij pandrecht hebben.
(…)
De roerende zaken (voorraad, inventaris etc) moet u ter beschikking van onze bank houden om ze op eerste afroep aan ons af te geven. Zonder onze expliciete toestemming mag u niets meer verkopen of verwijderen.
(…)”
Op 23 februari 2016 veroordeelde de rechtbank Noord-Nederland [VOF] en haar vennoten verdachte en [medeverdachte 1] tot het betaling van een bedrag van € 14.609,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten aan [bedrijf 5] .
Op 25 februari 2016 werd bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat [VOF] met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 was opgeheven.
Op 26 februari 2016 schreven verdachte en [medeverdachte 1] zich in op het adres [adres 6] in Duitsland.
Bij overeenkomst d.d. 16 maart 2016 kwamen verdachte, [medeverdachte 1] en [bedrijf 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 3] , overeen dat de bedrijfsruimte gelegen aan het [adres 4] in Stadskanaal vanaf 1 maart 2016 voor de duur van zeven jaren werd verhuurd.Op 16 maart 2016 tekenden verdachte en [medeverdachte 1] voor ontvangst van een bedrag van € 3.300,00: een bedrag dat [medeverdachte 3] zou hebben betaald voor het huren van het pand aan het [adres 4] in Stadskanaal voor de maanden maart, april, mei en juni 2016.
Op 8 maart 2016 veroordeelde de rechtbank Noord-Nederland [VOF] en haar vennoten verdachte en [medeverdachte 1] tot betaling van een bedrag van € 9 .909,57, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten aan [naam 5] .
Bij overeenkomst d.d. 21 maart 2016 kwamen verdachte en [medeverdachte 1] met [bedrijf 1] overeen dat de – aan de Rabobank verpande – winkelinventaris van het winkelpand aan het [adres 4] in Stadskanaal werd verkocht voor een bedrag van
€ 1.500,00. Onder de overeenkomst stond vermeld dat een bedrag van € 1.500,00 was betaald en ontvangen in contanten. Deze overeenkomst werd namens verdachte en [medeverdachte 1] per volmacht getekend en voorzien van een – voor hen – onbekende handtekening.
Op 24 maart 2016 openden verdachte en [medeverdachte 1] een Duitse bankrekening bij Kreissparkasse.
Delta Lloyd stuurde op 16 maart 2016 een brief aan verdachte in verband met het bereiken van de einddatum van zijn kapitaalverzekering. Het eindkapitaal bedroeg een bedrag van
€ 3.780,14. Het bijgevoegde antwoordformulier werd op 26 maart 2016 ingevuld en door verdachte ondertekend te [plaats] . In dit antwoordformulier werd het (nieuwe) Duitse bankrekeningnummer opgegeven en Delta Lloyd verzocht het eindkapitaal op deze bankrekening over te maken.
Op 8 april 2016 werd een auto van het merk Dodge type Nitro op naam van verdachte op het Duitse kenteken [kenteken 3] gezet.
Op 20 april 2016 werd het faillissementsrekest ingediend door de Rabobank.
De auto van het merk Dodge type Caliber werd op 3 mei 2016 met toestemming van verdachte door [medeverdachte 3] verkocht voor een bedrag van € 6.500,00.
Op 30 mei 2016 stond [medeverdachte 1] geregistreerd op het adres [adres 7] [adres 3] in Spanje.
Op 7 juni 2016 werden [VOF] en haar vennoten, verdachte en [medeverdachte 1] , door de rechtbank Noord Nederland failliet verklaard.
Op 9 en 10 juni 2016 heeft de curator verdachte en [medeverdachte 1] per e-mail gevraagd met hem in contact te treden om de gevolgen van het faillissement te bespreken.
In een brief van Delta Lloyd van 18 juni 2016 gericht aan verdachte werd aangekondigd dat de beëindigingswaarde van de kapitaalverzekering zou worden overgemaakt op de Duitse bankrekening van verdachte en [medeverdachte 1] .
Blijkens bankafschriften van de Kreissparkasse werd op 20 juni 2016 een bedrag van
€ 3.780,14 door Delta Lloyd overgemaakt. Ook was te zien dat er tussen 23 juni 2016 tot en met 29 juni 2016 meerdere keren het maximaal op te nemen bedrag van € 503,00 was gepind. In totaal werd een bedrag van € 4.527,00 in korte tijd contant van deze Duitse rekening opgenomen.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben de curator per e-mail van 30 juni 2016 om 10.01 uur toegezegd overal aan mee te werken. In deze e-mail staat vermeld dat de curator zijn vragen schriftelijk per mail kan sturen en dat verdachte en [medeverdachte 1] zo snel mogelijk zullen antwoorden. De balansen en een usb stick met de boekhouding 2015 zullen worden opgestuurd en verdachte en [medeverdachte 1] zullen de curator uitvoerig berichten indien gewenst.
De curator heeft daarop dezelfde dag om 10.44 uur een e-mail naar verdachte en [medeverdachte 1] verstuurd naar het speciaal door [medeverdachte 1] voor de communicatie met de curator aangemaakte e-mailadres [mailadres] waarin de curator onder meer heeft gevraagd naar het huidige adres en telefoonnummer van verdachte en [medeverdachte 1] , waar de inboedel was van het huis in Blauwestad, waar de klokkenverzameling zich bevond, of zij eigenaar waren van een woning in Spanje, welke auto’s zij bezaten en of zij een overzicht van schulden en afschriften van de Spaanse bankrekening konden verstrekken. Ook verzocht hij een bijgevoegde checklist in te vullen, te ondertekenen en aan hem te retourneren.
Op 4 juli 2016 gaf de curator aan dat hij nog geen antwoord had gekregen op deze e-mail.
Op 3 augustus 2016 werd een notariële verkoopakte opgemaakt tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [naam 6] . In deze koopakte was onder meer opgenomen dat de woning in [adres 3] Spanje op 3 augustus 2016 aan [naam 6] was verkocht. De koopprijs bedroeg
€ 360.000,00 en deze was op de volgende wijze ontvangen: € 3.000,00 in contanten op 7 juli 2016, € 3.000,00 en € 30.000,00 door middel van bankoverschrijving op de Spaanse bankrekening van verdachte en [medeverdachte 1] op 11 juli 2016, overhandiging van een bankcheque van € 150.872,06 ten name van de verkopers, overhandiging van een bankcheque van € 144.716,22 ten name van de Caixaltea bank ten behoeve van de aflossing van de hypothecaire lening van de verkopers en overhandiging van een bankcheque van
€ 17.611,72 ten name van de intermediair. Een bedrag van € 10.800,00 werd achtergehouden door de kopende partij in verband met het achteraf betalen aan de belastingdienst in het kader van de Wet Inkomstenbelasting Niet Ingezetenen.
Op de Spaanse bankrekening van verdachte en [medeverdachte 1] werd op 12 juli 2016 respectievelijk een bedrag van € 30.000,- en € 3.000,- van [naam 6] bijgeschreven. In de periode 12 juli 2016 tot en met 14 juli 2016 werd in totaal een bedrag van € 22.000,00 contant opgenomen van deze rekening.Vervolgens vond op 4 augustus 2016 een bijboeking plaats van € 150.872,00 en werd in de periode 8 augustus 2016 tot en met 23 augustus 2016 van deze bankrekening een bedrag van € 148.740,00 contant opgenomen.
De curator deed op 6 oktober 2016 aangifte van faillissementsfraude. Verdachte en [medeverdachte 1] zouden in het zicht van- en tijdens het faillissement gelden en goederen aan de boedel hebben onttrokken, niet voldaan hebben aan de op hen rustende verplichting om de volledige administratie tevoorschijn te brengen en onvoldoende inlichtingen hebben verstrekt. Daarnaast vermoedde de curator dat een tussen verdachte en [medeverdachte 1] enerzijds en [medeverdachte 3] anderzijds gesloten huurovereenkomst voor het winkelpand in Stadskanaal en een betalingsbewijs voor de overname van de inventaris van deze winkel valselijk waren opgemaakt.
Op 10 maart 2017 werd de auto van het merk Dodge type Nitro op naam van [medeverdachte 1] verkocht aan [naam 2] voor een bedrag van € 5.000,00.
Op 16 maart 2017 vond er een doorzoeking plaats in de garageboxen gelegen in een complex aan de [adres 2] in Winschoten en in deze garageboxen bevond zich onder meer inboedel die afkomstig was uit de woning in Blauwestad en de voormalige winkels van verdachte en [medeverdachte 1] alsmede de administratie.De curator heeft deze goederen ter veiling aangeboden en de opbrengst onder aftrek van kosten bedroeg € 31.073,14.