ECLI:NL:RBOVE:2018:4546

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
08/770362-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarig meisje na inconsistenties in verklaringen

Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 13 november 2018, waar de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, de vordering indiende. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Palanciyan. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het meisje had gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen op of omstreeks 8 oktober 2017 in Almelo.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting zijn de verklaringen van het slachtoffer en haar vriendin, die als getuige was gehoord, besproken. De officier van justitie stelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en betrouwbaar waren, ondersteund door andere getuigenissen en bewijsstukken. De verdediging betwistte echter de betrouwbaarheid van deze verklaringen en wees op inconsistenties en tegenstrijdigheden.

Na zorgvuldige overweging van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat, hoewel er voldoende wettig bewijs was, dit bewijs niet overtuigend was. De verklaringen van het slachtoffer en haar vriendin vertoonden discrepanties en waren niet consistent. Hierdoor kon de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770362-17 (P)
Datum vonnis: 27 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. G. Palanciyan, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een meisje heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Almelo,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door:
het vastpakken van een hand van nader te noemen [slachtoffer] en/of (daarbij)
voornoemde hand op/tegen zijn, verdachtes, geslachtsdeel te drukken en/of
gedrukt te houden en/of (daarbij)
gezeten naast die [slachtoffer] zijn, verdachtes, hand om dier lichaam te slaan
en/of (daarbij) onverhoeds de billen en/of borst(en) van die [slachtoffer] te
betasten en/of aan te raken
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
het onverhoeds betasten en/of aanraken van de borst(en) en/of billen van die
[slachtoffer] en/of
het duwen/drukken en/of gedrukt houden van de hand van die [slachtoffer] op/tegen
zijn, verdachtes, geslachtsdeel.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier heeft daarvoor verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden bij haar en dat verdachte [verdachte] dit heeft gedaan. De verklaringen van [slachtoffer] zijn consistent en gedetailleerd en daarom betrouwbaar. Zij heeft de verklaringen bovendien herhaald bij de rechter-commissaris. Haar verklaringen worden op de belangrijkste punten ondersteund door de verklaringen die haar vriendin [naam] heeft afgelegd, zowel bij de politie, als bij de rechter-commissaris. Er is ook verder steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] . De begeleidster van [slachtoffer] en [naam] heeft bij de politie verklaard dat de meisjes overstuur binnenkwamen en dat [slachtoffer] angstig was, zich vies voelde en wilde douchen. Verder vindt de verklaring steun in het proces-verbaal van bevindingen, waarin het gesprek wordt beschreven dat verbalisanten met de beide meisjes hebben gehad kort na het incident en waarin dezelfde handelingen worden genoemd. Ten slotte heeft verdachte ter terechtzitting zelf verklaard dat hij “ [verdachte] ” wordt genoemd en dat hij op de tribune in de nabijheid van de meisjes heeft gezeten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op ongerijmdheden in de verklaringen van [slachtoffer] en [naam] over de gang van zaken. Verder heeft hij gewezen op inconsistenties en tegenstrijdigheden in hun verklaringen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer] waarin zij heeft verklaard dat verdachte de ten laste gelegde handelingen bij haar heeft verricht. [slachtoffer] is nogmaals verhoord bij de rechter-commissaris. Verder is haar vriendin [naam] verhoord als getuige, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. [naam] heeft ook verklaard dat de ten laste gelegde handelingen zijn verricht door verdachte bij [slachtoffer] . Daarmee is weliswaar sprake van voldoende wettig bewijs, maar dit bewijs overtuigt niet. De verklaringen van [slachtoffer] en [naam] bevatten discrepanties ten aanzien van de volgorde van de tenlastegelegde handelingen en de wijze waarop die zijn verricht. De verklaringen zijn ook niet gelijkluidend en consistent ten aanzien van wat er direct na de handelingen is gebeurd. Verder bestaat er onduidelijkheid over de omstandigheden met betrekking tot de verklaringen van [naam] en de reden dat zij al dan niet wilde verklaren over verdere gebeurtenissen rondom het incident.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte bij [slachtoffer] de ontuchtige handelingen zoals ten laste gelegd, heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I. van Meel, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.