ECLI:NL:RBOVE:2018:4543

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
08/730337-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van ex-partner met geldboete en vervangende hechtenis

Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd beschuldigd van het mishandelen van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juni 2017 in Enschede heeft geprobeerd zijn toenmalige vrouw zwaar te mishandelen, maar heeft hem vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet zodanig gewelddadig waren dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was ontstaan. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde mishandeling. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zijn ex-partner heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken, haar in het gezicht te slaan en haar met kracht tegen een deur te duwen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte en zijn spijtbetuiging. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een geldboete van € 1.500,- op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 25 dagen bij niet-betaling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte onder invloed van alcohol handelde en dat de mishandeling plaatsvond in de privésfeer, wat de ernst van het feit vergroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730337-17 (P)
Datum vonnis: 27 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. van der Zee en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw, mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd zijn toenmalige vrouw zwaar te mishandelen. Subsidiair is dit tenlastegelegd als een mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
deze [slachtoffer] (met kracht) bij de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel
heeft dichtgedrukt en/of (vervolgens) (met kracht) met haar gezicht tegen de
deur heeft geduwd/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Enschede
(zijn levensgezel) [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer] één of
meerdere malen (met kracht):
- op/tegen de bank te gooien en/of
- in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan en/of
- bij de keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen en/of
- met haar gezicht tegen een deur te duwen/slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het oordeel van de rechtbank
4.1.1
De primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling
Anders dan de officier van justitie en de verdediging hebben bepleit, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van door verdachte gepleegde handelingen die - zowel afzonderlijk als in samenhang bezien - zodanig gewelddadig zijn geweest dat daardoor de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk is ontstaan. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.1.2
De subsidiair tenlastegelegde mishandeling
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] van 19 juni 2017, pagina’s 62-70.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juni 2017 te Enschede [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer] één of
meerdere malen met kracht:
- op de bank te gooien en
- in het gezicht te slaan en
- bij de keel te pakken en de keel dicht te knijpen en
- met haar gezicht tegen een deur te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte voor het primair tenlastegelegde een onvoorwaardelijke taakstraf van niet meer dan 80 uren op te leggen, zodat verdachte deze taakstraf in [land] kan uitvoeren. Daarnaast heeft de verdediging bepleit om aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, – zoals door de officier van justitie is geëist – maar eventueel in plaats daarvan een voorwaardelijke taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner. Verdachte en zijn ex-partner waren officieel gescheiden. Hij woonde op het moment van de mishandeling op hetzelfde erf in een bijgebouw. Er waren plannen om opnieuw te trouwen. Verdachte had kort voor de mishandeling van zijn ex-partner te horen gekregen dat de hernieuwde relatie definitief voorbij was. De mishandeling is buiten op het erf begonnen en heeft zich voortgezet in de woning. Het slachtoffer heeft zich uiteindelijk genoodzaakt gezien midden in de nacht uit de woning te vluchten en zich voor verdachte te verstoppen in de bosjes op het erf.
Door aldus te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Dit is een ernstig feit, mede omdat het geweld in de privésfeer plaatsvindt; een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 oktober 2018. In zijn voordeel weegt mee dat hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat het bewezenverklaarde inmiddels ruim een jaar geleden heeft plaatsgevonden en niet gebleken is dat verdachte sindsdien in aanraking is geweest met politie en justitie. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de relatie tussen verdachte en zijn kinderen sinds de mishandeling ernstig verstoord is geraakt; hij heeft geen contact meer met de oudste twee kinderen en heeft slechts sporadisch contact met de jongste twee. De rechtbank heeft ter zitting de indruk gekregen dat verdachte het strafwaardige van zijn handelen inziet en oprecht spijt heeft van zijn daden.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 19 januari 2018. Daaruit komt naar voren dat het recidiverisico op basis van de beschikbare informatie als matig wordt ingeschat.
De oriëntatiepunten voor strafoplegging zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht nemen voor een mishandeling met enig letsel als uitgangspunt een geldboete van € 750,--. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht de rechtbank in beginsel een taakstraf passend. Zoals ter zitting door de officier van justitie naar voren is gebracht, is verdachte in [land] woonachtig en kan een taakstraf in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) aan [land] worden overgedragen indien deze 80 uren of meer bedraagt. Dat acht de rechtbank echter een te zware sanctie voor het bewezenverklaarde, terwijl het opleggen van een geringer aantal uren dan die 80 een onevenredig zware belasting voor verdachte zal zijn omdat de taakstraf dan in Nederland zal moeten worden verricht. Daartoe zal de rechtbank dan ook niet overgaan.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 1.500,-- op zijn plaats.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf van € 50,-- (vijftig euro) per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.