Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A]en
[B] .
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 januari 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de voogdij over een minderjarige, geboren in 2008, na het overlijden van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend om de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel te benoemen als voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stiefvader van de minderjarige, die ook een verzoek tot stiefouderadoptie had ingediend, niet in staat is om de belangen van het kind optimaal te behartigen. Dit is onderbouwd door het rapport van de Raad, waarin wordt aangegeven dat de minderjarige te maken heeft met hechtingsproblematiek en traumatisering. De Raad heeft geadviseerd om de GI te belasten met de voogdij, zodat de minderjarige in een neutrale omgeving kan opgroeien en de mogelijkheid heeft om contact te onderhouden met belangrijke personen in haar leven, waaronder haar biologische vader.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de stiefvader, ondanks zijn goede bedoelingen, onvoldoende zicht heeft op de problematiek van de minderjarige en dat zijn negatieve houding tegenover de biologische vader en andere betrokkenen schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft de stiefvader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om tot voogd benoemd te worden, aangezien dit verzoek enkel door de Raad of de overlevende ouder kan worden gedaan. De GI is benoemd als voogd, met de opdracht om de belangen van de minderjarige te waarborgen en haar een stabiele opvoedomgeving te bieden.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.