ECLI:NL:RBOVE:2018:453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 januari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
C/08/206228 / FA RK 17-1998
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een gecertificeerde instelling tot voogdes over een minderjarige na overlijden van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 januari 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de voogdij over een minderjarige, geboren in 2008, na het overlijden van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend om de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel te benoemen als voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stiefvader van de minderjarige, die ook een verzoek tot stiefouderadoptie had ingediend, niet in staat is om de belangen van het kind optimaal te behartigen. Dit is onderbouwd door het rapport van de Raad, waarin wordt aangegeven dat de minderjarige te maken heeft met hechtingsproblematiek en traumatisering. De Raad heeft geadviseerd om de GI te belasten met de voogdij, zodat de minderjarige in een neutrale omgeving kan opgroeien en de mogelijkheid heeft om contact te onderhouden met belangrijke personen in haar leven, waaronder haar biologische vader.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de stiefvader, ondanks zijn goede bedoelingen, onvoldoende zicht heeft op de problematiek van de minderjarige en dat zijn negatieve houding tegenover de biologische vader en andere betrokkenen schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft de stiefvader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om tot voogd benoemd te worden, aangezien dit verzoek enkel door de Raad of de overlevende ouder kan worden gedaan. De GI is benoemd als voogd, met de opdracht om de belangen van de minderjarige te waarborgen en haar een stabiele opvoedomgeving te bieden.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/206228 / FA RK 17-1998
beschikking van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 12 januari 2018 in de zaak van:
inzake
Raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
hierna als de Raad aangeduid,
verzoeker,
met betrekking tot de [minderjarige]
,
geboren op [2008] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
kind van
[A]en
[B] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Almelo,
hierna als de gecertificeerde instelling (GI) aangeduid en
Mr. M.S. Flokstrain haar hoedanigheid van bijzondere curator over de [minderjarige]
,
kantoorhoudende te 7571 BA Oldenzaal aan de Deurningerstraat 37a.
De rechtbank merkt als informanten aan:
[B] ,
hierna te noemen de vader,
[X] ,
verder te noemen: de stiefvader,
mevrouw [Y], zus van de moeder en
mevrouw [Z], vriendin van moeder, die beiden door de moeder bij testament zijn voorgedragen om met de voogdij over [minderjarige] te worden belast.

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende bescheiden:
- de beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2017;
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 7 augustus 2017:
- het op 10 november 2017 ingekomen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 8 november 2017;
- het op 20 november 2017 ingekomen verslag van mr. Flokstra;
- het op 30 november 2017 ingekomen e-mailbericht met bijlage van mr. Seker.
Op 1 december 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen:
- de stiefvader, bijgestaan door mr. Seker,
- de bijzondere curator,
- de vader en zijn partner,
- mevrouw [Y] , zus van moeder,
- mevrouw [Z] , vriendin van moeder en haar partner
- de heer [C] namens de GI,
- de heer [D] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De zaak is gelijktijdig behandeld met het adoptieverzoek van stiefvader, welke zaak is ingeschreven onder zaaknummer C/08/204831 / FA RK 17/1719.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

2.1.
Bij beschikking van 9 juni 2017 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de GI belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige.
2.2.
Bij tussenbeschikking van 7 augustus 2017 heeft de rechtbank mr. M.S. Flokstra tot bijzondere curator over de minderjarige benoemd en de beslissing voor het overige aangehouden in afwachting van een door de Raad te verrichten onderzoek en een door de bijzondere curator in te dienen verslag van haar bevindingen. De inhoud van de tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van heden is het verzoek van stiefvader tot stiefouderadoptie afgewezen C/08/204831 / FA RK 17/1719.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
2.4.
Uit het raadsonderzoek komt naar voren dat er bij [minderjarige] sprake is van hechtingsproblematiek en traumatisering. Dat vraagt een opvoeder met kennis en vaardigheden die met deze dynamiek om kan gaan. Stiefvader zou de voogdij van [minderjarige] op zich willen nemen indien hij haar niet zou kunnen adopteren. De Raad is echter van mening dat hij onvoldoende zicht heeft op haar problematiek en hierbij onvoldoende kan aansluiten. De Raad is van mening dat stiefvader de belangen van [minderjarige] onvoldoende kan behartigen. De Raad vindt het voorts van belang dat [minderjarige] de ruimte krijgt om te onderzoeken wie haar vader is en om eventueel contact met hem op te bouwen. Doordat stiefvader negatief over vader spreekt, zal zij zich hierdoor belemmerd gaan voelen en mogelijk klem en verloren komen te zitten. Daarbij spreekt stiefvader ook negatief over mevrouw [Z] .
Gezien de strijd die er gaande is tussen stiefvader en mevrouw [Z] komt [minderjarige] klem te zitten. Stiefvader is zich onvoldoende bewust van het feit dat hij door zijn houding tegen vader en mevrouw [Z] [minderjarige] in een loyaliteitsconflict brengt. De Raad is dan ook van mening dat stiefvader niet belast moet worden met de voogdij over [minderjarige] .
De GI heeft een duidelijk toekomstbeeld voor [minderjarige] voor ogen. Er is een gezinshuis gevonden waar zij mogelijk op korte termijn geplaatst kan worden. De Raad vindt het ook in het belang van [minderjarige] dat de GI de contacten met vader, mevrouw [Z] en stiefvader in goede banen zal leiden. De Raad acht het daarom in het belang van [minderjarige] als de GI wordt belast met de voogdij over haar. Indien het verzoek van stiefvader om stiefouderadoptie wordt toegewezen, dan verzoekt de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor een periode van twaalf maanden en om deze instelling tevens te machtigen [minderjarige] te plaatsen in een gezinshuis.
Het verslag van de bijzondere curator
2.5.
De bijzondere curator is van mening dat de GI belast moet worden met de voogdij over [minderjarige] . Gezien de slechte verhoudingen tussen stiefvader enerzijds en de familie van [minderjarige] en mevrouw [Z] anderzijds, acht zij het niet in het belang van [minderjarige] dat stiefvader de voogdij over haar verkrijgt. Zij acht het voor [minderjarige] belangrijk dat zij tot rust kan komen in een neutrale setting van waaruit zij de mogelijkheid heeft om met alle mensen die belangrijk voor haar zijn een goed contact te onderhouden.
Het standpunt van de GI
2.6.
De heer [C] heeft ter zitting verklaard dat de GI zich kan vinden in het advies van de Raad. De GI is bereid om de voogdij van [minderjarige] op zich te nemen.
De standpunten van mevrouw [Y] en mevrouw [Z]
2.7.
Mevrouw [Y] en mevrouw [Z] hebben ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat zij niet bereid zijn om de voogdij van [minderjarige] op zich te nemen. Zij achten het in haar belang dat een neutrale instantie de voogdij op zich neemt. Zij zijn beiden betrokken bij [minderjarige] en willen graag contact met haar houden.
De overweging van de rechtbank
2.8.
Bij beschikking van heden is het verzoek van stiefvader om stiefouderadoptie afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de door moeder bij testament voorgedragen voogden, mevrouw [Y] en mevrouw [Z] , de voogdij niet willen aanvaarden.
De strekking van het primaire verzoek van de Raad is om ingevolge artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (BW) de voogdij over de minderjarige [minderjarige] op te dragen aan de GI.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is toewijzing van het verzoek in het belang van [minderjarige] . Hoewel stiefvader bereid is om de voogdij op zich te nemen acht de rechtbank dit niet in haar belang. De rechtbank verwijst hierbij naar de bevindingen neergelegd in het raadsrapport, alsmede naar de bevindingen van de bijzondere curator. [minderjarige] heeft in haar jonge leven weinig stabiliteit gekend. Zij heeft samen met haar moeder op verschillende plekken gewoond. Uit onderzoek van Karakter d.d. 14 juni 2017 blijkt dat er bij haar een ontwikkelingsachterstand wordt gezien, die passend is bij hechtingsproblematiek en traumatisering. Er is sprake van gebrek aan basisvertrouwen en er is op basis van het klinisch beeld hechtingsproblematiek vastgesteld. De kwetsbaarheid in haar hechting uit zich in contact met anderen in een dynamiek van aantrekken en afstoten.
[minderjarige] voelt zich snel afgewezen en heeft een veilig en stabiel opvoedklimaat nodig om op te kunnen groeien. Dat vraagt een opvoeder met kennis en vaardigheden die met deze dynamiek om kan gaan. Gebleken is dat stiefvader onvoldoende zicht heeft op haar problematiek en dat hij hierbij onvoldoende kan aansluiten. Naar het oordeel van de rechtbank is hij hierdoor – ondanks zijn goede bedoelingen - onvoldoende in staat om de belangen van [minderjarige] optimaal te behartigen. De GI beschikt over de noodzakelijke kennis om de belangen van [minderjarige] te kunnen waarborgen. De GI heeft bovendien een duidelijk toekomstperspectief voor [minderjarige] voor ogen, in welk perspectief de rechtbank zich kan vinden. Vanuit het neutrale gezinshuis krijgt [minderjarige] de mogelijkheid om het contact met mevrouw [Z] en stiefvader [X] te onderhouden en om samen met de GI en de gezinshuisouders te onderzoeken of haar biologische vader een plekje in haar leven kan gaan innemen. [minderjarige] woont sinds twee weken in een gezinshuis dat haar de zorg kan bieden die zij nodig heeft. Volgens de bijzondere curator lijkt [minderjarige] zich hier goed op haar plek te voelen.
Gezien de moeizame verhoudingen tussen stiefvader enerzijds en de familieleden van [minderjarige] en mevrouw [Z] anderzijds, acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat er een neutrale voogd wordt aangesteld. De rechtbank acht het voor [minderjarige] van groot belang dat zij contacten kan blijven onderhouden met de mensen die belangrijk voor haar zijn, en dat zij voorts de mogelijkheid krijgt om te onderzoeken wie haar biologische vader is en om eventueel contact met hem op te bouwen. De negatieve houding van stiefvader tegenover deze mensen, zou een ongedwongen contact kunnen belemmeren en dit dient voorkomen te worden. Ter zitting heeft stiefvader verklaard dat hij - ongeacht de uitkomst van de rechtelijke procedures met betrekking tot de stiefouderadoptie en de voogdij - betrokken zal blijven bij [minderjarige] . De rechtbank acht dit zeer in het belang van [minderjarige] .
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een derde, te weten de GI, als voogd benoemen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij over de minderjarige [minderjarige] op zich te nemen. Voor zover stiefvader de rechtbank op grond van artikel 1:253g lid 2 BW heeft verzocht om hem ambtshalve tot voogd over [minderjarige] te benoemen, is vader niet-ontvankelijk in dit verzoek nu dit verzoek enkel door de Raad of de overlevende ouder kan worden gedaan, danwel ambtshalve door de rechtbank aldus kan worden beslist. Voor zover stiefvader zijn verzoek heeft bedoeld te gronden op artikel 1:299 BW, wijst dit verzoek af omdat de GI door de rechtbank tot voogd over [minderjarige] wordt benoemd.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
belast de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede met ingang van heden met de voogdij over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [2008] ;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
verklaart stiefvader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om op grond van artikel 1:253g BW tot voogd te worden benoemd;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, mr. H.M. Jongebreur en mr. I. Sumner, allen kinderrechter, en is in het openbaar uitgesproken op
12 januari 2018 in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (door de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.