ECLI:NL:RBOVE:2018:4528

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
08/953051-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige dochter, veroordeling tot taakstraf

Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 13 november 2018, waar de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte het wrijven over en aanraken van de clitoris en borsten van de minderjarige, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het betasten van de borsten van de minderjarige, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het wrijven over de clitoris. Dit leidde tot een partiële vrijspraak voor dat onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 september 2015 ontuchtige handelingen had gepleegd met zijn dochter, wat resulteerde in een veroordeling.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 150 uur, die buiten de regio Oost-Nederland moest worden uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere behandelingen en het lage recidiverisico. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het misbruik van de positie van de vader.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/953051-17 (P)
Datum vonnis : 27 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren [1970] in [geboorteplaats] ,
wonende in [plaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte meerdere keren ontucht heeft gepleegd met zijn [minderjarige dochter] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
(primair)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1 september 2015 te [plaats] , althans in Nederland, met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal:
- wrijven over en/of aanraken en/of bestasten van de clitoris, althans vagina/schaamstreek van die [minderjarige] en/of
- betasten en/of aanraken van een/de borst(en) van die [minderjarige] ;
(subsidiair)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1 september 2015 te [plaats] , althans in Nederland, (telkens)
ontucht heeft gepleegd met zijn [minderjarige dochter] , geboren op [geboortedatum] , door het meermalen, althans éénmaal:
- wrijven over en/of aanraken en/of bestasten van de clitoris, althans vagina/schaamstreek van die [minderjarige] en/of
- betasten en/of aanraken van een/de borst(en) van die [minderjarige] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de borsten van [minderjarige] heeft betast en over haar clitoris heeft gewreven, zoals primair ten laste is gelegd. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [minderjarige] , de verklaring van verdachte en de getuigenverklaring van [getuige] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte enkel erkent dat hij de borsten van [minderjarige] heeft betast. Verdachte ontkent dat hij over de clitoris van [minderjarige] heeft gewreven, terwijl er, behoudens de aangifte van [minderjarige] , onvoldoende bewijs is voor het tegendeel. Volgens de raadsman moet verdachte dan ook worden vrijgesproken voor zover hem wordt verweten dat hij over de clitoris van [minderjarige] heeft gewreven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
(
partiële vrijspraak)
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat er geen ander zelfstandig bewijs dan de aangifte van [minderjarige] bestaat voor het ten laste gelegde wrijven over de clitoris. Verdachte heeft ontkend dat hij haar daar heeft betast. Dat verdachte bekent dat hij de borsten van [minderjarige] heeft betast, levert naar het oordeel van de rechtbank geen ondersteunend bewijs op ten aanzien van het tenlastegelegde wrijven over de clitoris. Dit betekent dat zij verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
(
redengevende feiten en omstandigheden)
De rechtbank komt, behoudens het wrijven over de clitoris, tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin
van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de
bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte [minderjarige] van 16 mei 2017, p. 21-26;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 september 2015 te [plaats] ,
met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen:
- betasten van de borsten van [minderjarige] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: ‘Sr’). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primairhet misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Zij gaat er daarbij vanuit dat bewezen kan worden dat verdachte de borsten van [minderjarige] heeft betast en over haar clitoris heeft gewreven. Als laatstgenoemde handeling, dus het wrijven over de clitoris, niet bewezen kan worden, volstaat volgens de officier van justitie een werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de melding bij Veilig Thuis in september 2015 veel teweeg heeft gebracht. Zo is verdachte van zijn vrouw gescheiden en heeft hij geen contact meer met [minderjarige] , al staat hij daar zelf wel voor open. Verder is verdachte – al voor de strafzaak – op eigen initiatief in behandeling gegaan. Volgens de raadsman is, vanwege deze omstandigheden, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, zoals bedoeld in artikel 9a Sr, passend.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat een werkstraf volstaat, zij het dat die in een andere regio moet worden uitgevoerd dan waar verdachte nu bij [X] werkzaam is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 september 2015 ontuchtige handelingen gepleegd met zijn [minderjarige dochter] , door minstens twee keer haar borsten te betasten. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van zijn [minderjarige dochter] geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit de geestelijke gezondheid van het slachtoffer kan beschadigen. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en zijn eigen belang vooropgesteld.
De rechtbank rekent het verdachte bovenal zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vader. Kinderen moeten ongestoord en in een sfeer van veiligheid kunnen opgroeien. Door zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en het overwicht dat hij als vader op zijn [minderjarige dochter] had.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank er verder rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor ontucht of een ander zedendelict.
Tenslotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 6 november 2018. Hierin staat dat verdachte de afgelopen jaren veel aan zichzelf heeft gewerkt. Zo heeft hij behandelingen gehad op het gebied van controle en zelfbeheersing, psycho-educatie, impulsiviteit en communicatie. Verdachte heeft alle behandelingen met goed gevolg doorlopen. Ook heeft hij, met behulp van het Centrum Jeugd en Gezin en Trias, een netwerk opgebouwd, dat in de gaten houdt dat hij [minderjarige] en zijn andere dochters niet één op één ziet. Door deze afspraak en voornoemde behandelingen is de huidige leefsituatie van verdachte erg veranderd. De reclassering schat het risico op recidive daarom in als laag. Zij adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, waarbij een werkstraf het meest passend is. Volgens de reclassering is het, vanwege het werk van verdachte bij [X] , van groot belang om een werkplek te vinden buiten de regio Oost-Nederland.
De rechtbank beoordeelt het als positief dat verdachte op eigen initiatief stappen heeft gezet in de goede richting en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Vanwege de ernst van het feit is de rechtbank evenwel van oordeel dat in de onderhavige zaak toepassing van artikel 9a Sr niet opportuun is. Het verzoek van de raadsman om dit artikel toe te passen zal zij dan ook niet honoreren.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 150 uren passend en geboden is. Deze werkstraf moet, in verband met de functie van verdachte bij [X] , buiten de regio Oost-Nederland worden uitgevoerd. De rechtbank acht het, gelet op het lage recidiverisico, niet noodzakelijk om daarnaast nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primairhet misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderd en vijftig) uren;
- beveelt dat deze
taakstraf wordt uitgevoerd buiten de regio Oost-Nederland;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met proces-verbaalnummer PL0600-2016371808. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.