ECLI:NL:RBOVE:2018:4520
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing en ontzegging toegang IND-medewerker in het kader van disciplinair onderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een IND-medewerker, die met onmiddellijke ingang was geschorst en de toegang tot IND-locaties was ontzegd. Dit besluit was genomen door de minister van Justitie en Veiligheid op basis van vermoedelijk plichtsverzuim van de verzoeker. De verzoeker, die sinds 1994 werkzaam is bij de IND, had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en vroeg de voorzieningenrechter om de schorsing ongedaan te maken.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De verzoeker had in een gesprek met zijn leidinggevende, [naam 1], de naam van deze leidinggevende zonder overleg onder een beslissing op bezwaar gezet, wat in strijd met de regels zou zijn. De minister had daarom een disciplinair onderzoek ingesteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van een deugdelijk onderzoek zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker om zijn werkzaamheden te kunnen voortzetten. De verzoeker had geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat de concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim dit in de weg stond.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.