In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 oktober 2018 in kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een huurwoning. De eisende partij, Woningstichting SWZ, heeft de gedaagde, een huurder, aangeklaagd vanwege ernstige overlast die zij en haar bezoek zouden veroorzaken. De huurovereenkomst tussen partijen bestaat sinds 30 november 2006 en de huurprijs bedraagt € 461,65 per maand. SWZ heeft herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast, dreigend gedrag en andere vormen van overlast die door de gedaagde werden veroorzaakt. Ondanks eerdere afspraken en hulpverlening heeft de gedaagde geen verbetering laten zien, wat heeft geleid tot de vordering van SWZ om de gedaagde te ontruimen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overlast van de gedaagde zo ernstig is dat het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd zou zijn. De gedaagde heeft verzocht om een laatste kans, omdat zij hulp nodig heeft en in een kliniek wil worden opgenomen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat de overlast onverminderd aanhoudt en de gedaagde haar kansen op uitstel heeft verspeeld. De rechter heeft geoordeeld dat de ontruiming van de woning moet worden toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te verlaten. De vordering van SWZ tot betaling van huurtermijnen is afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De gedaagde is ook veroordeeld in de kosten van de procedure.