ECLI:NL:RBOVE:2018:4479

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
08/993151-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling vastgoedondernemer en echtgenote voor omkoping medewerker Google

Op 22 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 62-jarige vastgoedondernemer en zijn 52-jarige vrouw. Beiden zijn veroordeeld tot taakstraffen en voorwaardelijke celstraffen voor het omkopen van een medewerker van Google in 2009. Het echtpaar trachtte Google te bewegen om hun datacenters in Groningen te kopen of huren door een Amerikaanse medewerker van Google te omkopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vennootschappen zijn vrijgesproken. De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere openbare zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. H.M. Pluimers, de vordering heeft ingediend. De tenlastelegging omvatte onder andere het betalen van vergoedingen voor het verkrijgen van gunstige voorwaarden bij Google, alsook het opmaken van valse facturen in de bedrijfsadministraties van de betrokken vennootschappen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als dader van de strafbare feiten, omdat de gedragingen niet aan hen kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor bepaalde ten laste gelegde feiten en heeft de verdachten vrijgesproken van de overige beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/993151-16 (P)
Datum vonnis: 22 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[bedrijf verdachte 3] B.V.,
gevestigd te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 november 2016, 30 april 2018, 23 juli 2018, 17 september 2018, 20 september 2018, 24 september 2018, 27 september 2018 en 8 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.M. Pluimers en van hetgeen door haar raadsman mr. Th.P.J. Hanssen, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, als rechtspersoon, zich al dan niet samen met (een) ander(en) schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:niet ambtelijke omkoping van een medewerker van Google;
feit 2:valsheid in geschrift, door valse facturen in de bedrijfsadministraties van verschillende vennootschappen van het inmiddels failliet verklaarde [bedrijvengroep verdachte] concern op te doen nemen en hierin valse boekingen te doen;
feit 3:(gewoonte)witwassen van een bedrag van € 1.697.887,--;
feit 4:deelname aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
(Actieve niet ambtelijke omkoping)
(Belofte)
Zij, in of omstreeks de periode van 5 juli 2008 tot en met 26 maart 2010, in Utrecht en/of Groningen en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Staten van Amerika, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, aan [naam medewerker Google] die, anders dan als ambtenaar, als 'strategic negotiator' werkzaam was in dienstbetrekking bij Google Inc., naar aanleiding van hetgeen [naam medewerker Google] in zijn betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan en/of heeft nagelaten dan wel zou doen en/of zou nalaten, een of meer belofte(n) heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben aangeboden van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat [naam medewerker Google] de belofte(n) in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever Google Inc.,
welke belofte(n) heeft/hebben bestaan uit:
- het betalen van een zogenaamde 'fee', althans vergoeding, voor het (laten) kopen van het colocation datacenter in Eemshaven en/of Groningen door Google Inc. en/of het (laten) verlengen van een zogenaamde 'lease', althans huurovereenkomst onder voorwaarden die voor hem, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n), gunstiger waren en/of het besparen van kosten;
en/of
(Gift)
Zij, in of omstreeks de periode van 3 oktober 2008 tot en met 26 maart 2010, in Utrecht en/of Groningen en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Staten van Amerika, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, aan [naam medewerker Google] die, anders dan als ambtenaar, als 'strategic negotiator' werkzaam was in dienstbetrekking bij Google Inc., naar aanleiding van hetgeen [naam medewerker Google] in zijn betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan en/of heeft nagelaten dan wel zou doen en/of zou nalaten, een of meer gift(en) heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben aangeboden van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat [naam medewerker Google] de gift(en) in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn werkgever Google Inc.,
welke gift(en) heeft/hebben bestaan uit:
- 1. Een betaling van EUR 7.229 van [bedrijf verdachte 5] B.V. aan [naam tussenpersoon] gedaan

op 3 oktober 2008 (vindplaats: DOC-003, 1/17); en/of

- 2. Een betaling van EUR 300.000 van [bedrijf verdachte 5] B.V. aan [bedrijf tussenpersoon]

Ltd gedaan op 23 oktober 2008 (vindplaats: DOC-003, 2/17); en/of

- 3. Een betaling van EUR 300.000 van [bedrijf verdachte 5] B.V. aan [bedrijf tussenpersoon]

Ltd gedaan op 30 oktober 2008 (vindplaats: DOC-003, 3 en 4/17); en/of

- 4. Een betaling van EUR 50.000 van [bedrijf verdachte 4] B.V. aan [bedrijf tussenpersoon]
[bedrijf tussenpersoon] Ltd gedaan op 16 december 2008 (vindplaats: DOC-003,
5/17); en/of
- 5. Een betaling van EUR 50.000 van [bedrijf verdachte 1] SE aan [bedrijf tussenpersoon] Ltd

gedaan op 30 januari 2009 (vindplaats: DOC-003, 6/17); en/of

- 6. Een betaling van EUR 290.658 van [bedrijf verdachte 2] B.V.
aan [bedrijf tussenpersoon] B.V. gedaan op 8 april 2009 (vindplaats: DOC-003,
7/17); en/of
- 7. Een betaling van EUR 300.000 van [bedrijf 2] Ltd. aan [naam 3]

en/of [bedrijf medewerker Google] Ltd; en/of

- 8. Een betaling van EUR 200.000 van [bedrijf verdachte 2] B.V.
aan [bedrijf medewerker Google] Ltd gedaan op 29 juni 2009 (vindplaats: DOC-003,
8/17); en/of
- 9. Een betaling van EUR 100.000 van [bedrijf verdachte 2] B.V. aan
[bedrijf medewerker Google] Ltd gedaan op 1 september 2009 (vindplaats: DOC-003,
9/17); en/of
- 10. Een betaling van EUR 100.000 van [bedrijf verdachte 2] B.V.
aan [bedrijf medewerker Google] Ltd gedaan op 26 maart 2010 (vindplaats: DOC-003,
17/17);
2.
(Valsheid in geschrift)
Zij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met heden, in Utrecht en/of Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, de (bedrijfs)administratie(s) van [bedrijf verdachte 5] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] B.V. en/of [bedrijf verdachte 2] B.V. en/of [bedrijf verdachte 3] B.V. en/of [bedrijf verdachte 1] SE,
(Vindplaats: AMB-022)
- zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken, zulk (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken, immers heeft zij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n),
(A: Valse facturen)
- een of meer valse en/of vervalste (kosten)factu(u)r(en) in die (bedrijfs)administratie(s) opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:

[naam tussenpersoon]

- 1. Een factuur afkomstig van [naam tussenpersoon] en gericht aan [bedrijf verdachte 1] SE
gedateerd 1 oktober 2008 (vindplaats: DOC-034A); en/of
[bedrijf tussenpersoon] Ltd
- 2. Een factuur afkomstig van [bedrijf tussenpersoon] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 1]

SE gedateerd 20 oktober 2008 (vindplaats: DOC-035); en/of

- 3. Een factuur afkomstig van [bedrijf tussenpersoon] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 1]

SE gedateerd 1 november 2008 (vindplaats: DOC-044); en/of

- 4. Een factuur afkomstig van [bedrijf tussenpersoon] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 1]

SE gedateerd 11 december 2008 (vindplaats: DOC-046a); en/of

- 5. Een factuur afkomstig van [bedrijf tussenpersoon] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 1]

SE gedateerd 16 januari 2009 (vindplaats: DOC-052a); en/of

- 6. Een factuur afkomstig van [bedrijf tussenpersoon] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 2]
[bedrijf verdachte 2] B.V. gedateerd 9 februari 2009 (vindplaats:
DOC-054); en/of
[bedrijf medewerker Google] Ltd
- 8.* Een factuur afkomstig van [bedrijf medewerker Google] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 2]
[bedrijf verdachte 2] B.V. gedateerd 25 juni 2009 (vindplaats:
DOC-071); en/of
- 9. Een factuur afkomstig van [bedrijf medewerker Google] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 2]
[bedrijf verdachte 2] B.V. gedateerd 25 juli 2009 (vindplaats:
DOC-072); en/of
- 10. Een factuur afkomstig van [bedrijf medewerker Google] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 2]
[bedrijf verdachte 2] B.V. gedateerd 25 oktober 2009 (vindplaats:
DOC-073); en/of
- 11. Een factuur afkomstig van [bedrijf medewerker Google] Ltd en gericht aan [bedrijf verdachte 2]
[bedrijf verdachte 2] B.V. gedateerd 4 maart 2010 (vindplaats: DOC-074),
(* De nummering van feit 1 is aangehouden)
waarop in strijd met de waarheid was vermeld,
- dat er door [naam tussenpersoon] en/of [bedrijf tussenpersoon] Ltd en/of [bedrijf medewerker Google]

Ltd een of meer dienst(en) was/waren verricht;

en/of
(B: Valse boekingen)
- in strijd met de waarheid op
- grootboekrekening 4304 (Other Advisors); en/of
- grootboekrekening 4400 (Nonrecurring items); en/of
- tussenrekening 160801 (Nog te betalen); en/of
- kostenplaats 0101 (Executive); en/of
- kostenplaats 0200 (Internationaal algemeen); en/of
- kostenplaats 0301 (Finance & Control); en/of
- kostenplaats 1521 (Pyramids algemeen); en/of
- kostenplaats 1742 (Datahotel Groningen); en/of
- kostenplaats 1744 (Datahotel Groningen); en/of
- kostenplaats 1745 (Datahotel Eemshaven); en/of
- kostenplaats 001CC001 (Default Cost Center),

(advies)kosten geboekt en/of doen boeken, op basis van een of meer (van de hiervoor omschreven) valse en/of vervalste (kosten)factu(u)ren waarop in strijd met de waarheid was vermeld dat er door [naam tussenpersoon] en/of [bedrijf tussenpersoon] Ltd en/of [bedrijf medewerker Google] Ltd een of meer dienst(en) was/waren verricht;

3.
(Witwassen tbv [naam medewerker Google] )
Zij, in of omstreeks de periode van 3 oktober 2008 tot en met 26 maart 2010, in Utrecht en/of Groningen en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Staten van Amerika, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, hierin bestaande dat zij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), (telkens) krachtens die gewoonte,
- van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een

bedrag van EUR 1.697.887, bestaande uit:

- 1. Een betaling van EUR 7.229 van [bedrijf verdachte 5] B.V. aan [naam tussenpersoon] gedaan

op 3 oktober 2008 (vindplaats: DOC-003, 1/17); en/of

- 2. Een betaling van EUR 300.000 van [bedrijf verdachte 5] B.V. aan [bedrijf tussenpersoon]

Ltd gedaan op 23 oktober 2008 (vindplaats: DOC-003, 2/17); en/of

- 3. Een betaling van EUR 300.000 van [bedrijf verdachte 5] B.V. aan [bedrijf tussenpersoon]

Ltd gedaan op 30 oktober 2008 (vindplaats: DOC-003, 3 en 4/17); en/of

- 4. Een betaling van EUR 50.000 van [bedrijf verdachte 4] B.V. aan [bedrijf tussenpersoon]
[bedrijf tussenpersoon] Ltd gedaan op 16 december 2008 (vindplaats: DOC-003,
5/17); en/of
- 5. Een betaling van EUR 50.000 van [bedrijf verdachte 1] SE aan [bedrijf tussenpersoon] Ltd

gedaan op 30 januari 2009 (vindplaats: DOC-003, 6/17); en/of

- 6. Een betaling van EUR 290.658 van [bedrijf verdachte 2] B.V. aan
[bedrijf tussenpersoon] B.V. gedaan op 8 april 2009 (vindplaats: DOC-003,
7/17); en/of
- 7. Een betaling van EUR 300.000 van [bedrijf 2] Ltd. aan [naam 3]

en/of [bedrijf medewerker Google] Ltd; en/of

- 8. Een betaling van EUR 200.000 van [bedrijf verdachte 2] B.V.
aan [bedrijf medewerker Google] Ltd gedaan op 29 juni 2009 (vindplaats: DOC-003,
8/17); en/of
- 9. Een betaling van EUR 100.000 van [bedrijf verdachte 2] B.V. aan
[bedrijf medewerker Google] Ltd gedaan op 1 september 2009 (vindplaats: DOC-003,
9/17); en/of
- 10. Een betaling van EUR 100.000 van [bedrijf verdachte 2] B.V.
aan [bedrijf medewerker Google] Ltd gedaan op 26 maart 2010 (vindplaats: DOC-003,
17/17),
de werkelijke aard en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) was/waren of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, door toen en daar (telkens) opzettelijk,
- voor te wenden dat die betaling(en) was/waren gedaan naar aanleiding van (een) door [naam tussenpersoon] en/of [bedrijf tussenpersoon] Ltd en/of [bedrijf medewerker Google] Ltd verrichte dienst(en); en/of
- voor te wenden dat de vordering van [bedrijf verdachte 3] B.V. op [bedrijf 2]
[bedrijf 2] Ltd oninbaar was, terwijl zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) telkens wist(en), - dan wel redelijkerswij(s)(ze) moest(en) vermoeden -, dat dat/die geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
(Deelname criminele organisatie)
Zij, in of omstreeks de periode van 5 juli 2008 tot en met heden, in Utrecht en/of Groningen en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Staten van Amerika, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- haar, verdachte; en/of
- [verdachte 1] ; en/of
- [bedrijf verdachte 5] B.V.; en/of
- [bedrijf verdachte 4] B.V.; en/of
- [bedrijf verdachte 2] B.V.; en/of
- [bedrijf verdachte 3] B.V.; en/of
- [bedrijf verdachte 1] SE; en/of
- [naam medewerker Google] ; en/of
- [naam 3] ; en/of
- [naam tussenpersoon] ; en/of
- [bedrijf tussenpersoon] Ltd; en/of
- [naam 4] ; en/of
- [bedrijf 2] Ltd; en/of
- [naam 5] ; en/of
- [bedrijf medewerker Google] Ltd; en/of

een of meer (andere) natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrij(f)(ven), te weten:

- het omkopen van anderen dan ambtenaren (artikel 328ter, lid 2 Wetboek van

strafrecht); en/of

- het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van strafrecht); en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis, ter, quater Wetboek van strafrecht).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voor wat betreft de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, nu het recht tot strafvervolging ten aanzien van deze giften door verjaring is vervallen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van actieve niet-ambtelijke omkoping door in de periode van 5 juli 2008 tot en met 26 maart 2010 beloften en giften te doen aan een medewerker van Google (artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht, verder Sr).
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat op dit misdrijf tot 1 april 2010 een gevangenisstraf van één jaar stond.
Op grond van artikel 70, eerste lid, Sr vervalt het recht tot strafvordering in zes jaren voor de misdrijven waarop gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld.
De verjaringstermijn vangt aan op de dag na het plegen van het feit (artikel 71 Sr). Op grond van artikel 72, eerste lid, Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring.
Als eerste daad van vervolging geldt in onderhavige zaak het doen van de vordering tot het verlenen van een machtiging tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek op 8 april 2015. Vanaf dat moment is de verjaring gestuit.
Dit brengt mee dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde – waarop een maximum gevangenisstraf van een jaar was gesteld – geldt dat sprake is van verjaring voor zover het gaat om beloften en giften van vóór 8 april 2009.
Gelet hierop zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vervolging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voor wat betreft de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, nu het recht tot strafvervolging ten aanzien van deze giften die zijn gedaan voor 8 april 2009 reeds is vervallen.
De onder de overige gedachtestreepjes ten laste gelegde giften zijn niet verjaard nu deze betrekking hebben op de periode vanaf 8 april 2009.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ook voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en ziet geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van de betaling op 26 maart 2010 nu deze gift na afloop van het dienstverband van [naam medewerker Google] bij Google is verkregen (feit 1, gedachtestreepje 10).
De officier van justitie heeft in het kader van de bewezenverklaring aangevoerd dat de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en dat deze daarom ook aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000.000,-- en dat daarnaast een bedrag van € 20.158.000,-- verbeurd moet worden verklaard.
Bij de geldboete heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij een bedrag van
€ 700.000,-- aan geboekte ‘advieskosten’ op de grootboekrekening en een bedrag van
€ 300.000,-- dat door [bedrijf 2] is betaald aan [bedrijf medewerker Google] Ltd waarna in de administratie van verdachte een nog openstaande factuur als betaald dan wel oninbaar is afgeboekt.
Bij de verbeurdverklaring heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de extra genoten huuropbrengsten en de hoogte van de boetes die zijn kwijtgescholden.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken omdat de verweten gedragingen niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, dan wel omdat de beschuldiging van de officier van justitie ten onrechte niet dan wel onvoldoende is onderbouwd.
4.3
Inleiding
Ten aanzien van de verhouding tussen verdachte en de betrokken (rechts)personen overweegt de rechtbank het navolgende [1] .
[bedrijvengroep verdachte] staat voor [bedrijvengroep verdachte] , de Nederlandse tak van de Amerikaanse projectontwikkelaar [bedrijf 4] . Medeverdachte [verdachte 1] , voormalig architect, heeft [bedrijvengroep verdachte] opgericht. Het bedrijf groeide uit tot een internationaal opererend concern – de [bedrijvengroep verdachte] -groep – in onder andere projectontwikkeling.
[bedrijf verdachte 2] B.V. en verdachte maken onderdeel uit van de [bedrijvengroep verdachte] -groep, die ongeveer 100 rechtspersonen omvatte. De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht heeft in 2012 het merendeel van deze rechtspersonen failliet verklaard met uitzondering van verdachte en [bedrijf verdachte 2] B.V.
Verdachte is opgericht op 21 februari 2000 en houdt zich bezig met de verhuur van onroerend goed, niet zijnde woonruimte. Deze onderneming heeft onder andere de handelsnaam Data Hotel Eemshaven. Vanaf 1 december 2006 en gedurende de ten laste gelegde periode was de bestuurder van deze onderneming [bedrijf verdachte 7] B.V.
[bedrijf verdachte 2] B.V. is opgericht op 16 februari 2004 en houdt zich onder andere bezig met de exploitatie van datacenters en het management over technische ondersteuning in datacenters. Deze onderneming heeft onder andere de handelsnaam Data Hotel Groningen. Vanaf 12 januari 2007 en gedurende de ten laste gelegde periode was de bestuurder van deze onderneming [bedrijf verdachte 7] B.V. [2]
Nadat deze datacenters zijn verkocht, zullen ook de overgebleven vennootschappen, waaronder verdachte, worden geliquideerd.
[bedrijf verdachte 6] B.V. werd vanaf 1 juni 2007 en gedurende de ten laste gelegde periode bestuurd door [bedrijf verdachte 8] B.V. [3]
[bedrijf verdachte 8] B.V. werd op haar beurt gedurende de ten laste gelegde feiten mede door medeverdachte [verdachte 1] bestuurd. Hij was gezamenlijk bevoegd met andere bestuurders van 19 juni 2008 tot 3 december 2010. [4]
Enig aandeelhouder van [bedrijf verdachte 2] B.V. sinds de oprichting van de onderneming is verdachte. [5] De aandelen in verdachte worden gehouden door [bedrijf verdachte 7] B.V. (72%) en de Stichting Continuïteit [bedrijvengroep verdachte] (28%). [6] De aandelen in [bedrijf verdachte 7] B.V. worden gehouden door drie verschillende aandeelhouders, te weten [bedrijf verdachte 8] B.V., de Stichting [bedrijf verdachte 9] en de [stichting] [7]
Medeverdachte [medeverdachte] is gehuwd met medeverdachte [verdachte 1] en was in de ten laste gelegde periode als projectmanager verantwoordelijk voor de exploitatie van de datacenters van [bedrijvengroep verdachte] .
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van heden, waarnaar de rechtbank verwijst, zijn medeverdachten [verdachte 1] en [medeverdachte] door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van actieve niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen.
In hun vonnissen is – kort samengevat – overwogen dat medeverdachte [verdachte 1] in een bewuste en nauwe samenwerking met [naam medewerker Google] , [naam tussenpersoon] en de vennootschappen [bedrijf medewerker Google] Ltd en [bedrijf tussenpersoon] Ltd een constructie heeft opgezet waarlangs hij [naam medewerker Google] in staat stelde gelden te ontvangen van [bedrijvengroep verdachte] buiten diens werkgever Google om, voor het bewerkstelligen van rechtshandelingen in het voordeel van [bedrijvengroep verdachte] . Hierbij was medeverdachte [verdachte 1] de initiator van de omkopingsconstructie en heeft [medeverdachte] de betalingsconstructie bewust gefaciliteerd.
Teneinde de omkopingshandelingen die (in de niet-verjaarde periode) gedurende zeven maanden hebben plaatsgevonden van een legitiem voorkomende grondslag te voorzien, hebben medeverdachten [verdachte 1] en [medeverdachte] bovendien facturen op laten nemen in de administratie van [bedrijf verdachte 1] SE, [bedrijf verdachte 5] B.V., [bedrijf verdachte 2] B.V., [bedrijf verdachte 4] B.V. en verdachte, terwijl zij wisten dat [naam tussenpersoon] daartegenover geen reële werkzaamheden stelde dan wel verrichte.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdachte, als rechtspersoon,
kan worden aangemerkt als medepleger van voormelde feiten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
In zijn arrest van 21 oktober 2003 (het zogenoemde Drijfmest-arrest) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging.
Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Hoewel de gedragingen van medeverdachten [verdachte 1] en [medeverdachte] in de sfeer van verdachte hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen redelijkerwijs niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank overweegt hiertoe dat het initiatief om [naam tussenpersoon] als tussenpersoon in te schakelen op het niveau van de concernleiding van [bedrijvengroep verdachte] heeft plaatsgevonden, buiten het zicht van verdachte, en dat verdachte door medeverdachten [verdachte 1] en [medeverdachte] als vehikel is gebruikt.
De valselijk opgemaakte facturen zijn namelijk via de centraal vanuit Utrecht gevoerde financiële administratie door verschillende [bedrijvengroep verdachte] -entiteiten betaald en op verschillende kostenplaatsen geboekt van de betreffende [bedrijvengroep verdachte] -entiteit waarop de boeking heeft plaatsgevonden.
Vanuit welke entiteit uiteindelijk werd betaald en bij welke entiteit de kosten werden geboekt was min of meer willekeurig.
Verdachte kon er verder niet over beschikken of voormelde gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden.
Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking de plek van verdachte binnen het [bedrijvengroep verdachte] -concern (de groep van vennootschappen met aan het hoofd [bedrijf verdachte 1] SE), de omstandigheid dat verdachte zich rekenschap diende te geven van het grotere concernbelang en daardoor onder meer geen invloed had op het feit dat de administratie centraal in Utrecht werd gevoerd en dat uiteindelijk niemand formeel in overwegende mate zeggenschap had binnen verdachte. In de ten laste gelegde periode was namelijk steeds sprake van een collegiaal bestuur bestaande uit meerdere bestuurders, die enkel gezamenlijk bevoegd waren.
Verder werden de administratieve handelingen vanuit de centrale administratie van het concern verricht en kon en mocht verdachte op deze keuze geen invloed uitoefenen.
Evenmin is gebleken dat vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Binnen verdachte golden nu juist regels om dergelijk gedrag te voorkomen. Binnen het [bedrijvengroep verdachte] -concern en daarmee binnen verdachte golden strikte regels als het gaat om het goedkeuren van facturen, het controleren ervan en de betalingen: het vaak genoemde “vijf ogen principe”.
Deze regels werden normaliter ook nageleefd, maar door medeverdachten [verdachte 1] en [medeverdachte] in weerwil van het hierboven geschetste governancemodel, de structuur en interne richtlijnen, omzeild. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat verdachte niet de zorg heeft betracht die in redelijkheid van verdachte kon worden gevergd met het oog op voorkoming van de ten laste gelegde gedragingen.
Gelet op het voorgaande kunnen de gedragingen strafrechtelijk redelijkerwijs niet aan verdachte worden toegerekend en acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde voor wat betreft de gedachtestreepjes 1 tot en met 5;
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is geweten door mr. M. Aksu, mr. G.H. Meijer en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documentnummers zijn dit documentnummers uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Arnhem, onder dossiernummer 56582, opgemaakt op 3 november 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar documentnummers van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.DOC-008
3.Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 14 september 2018 welke bij mailbericht d.d. 19 september 2018 door mr. Th.P.J. Hanssen aan de rechtbank is overgelegd.
4.Handelsregisterhistorie d.d. 18 september 2018 welke bij mailbericht d.d. 19 september 2018 door mr. Th.P.J. Hanssen aan de rechtbank is overgelegd.
5.DOC-008
6.Verhoudingen per 28 januari 2009
7.Organogram ‘Corporate structure [bedrijf verdachte 3] in of omstreeks de periode van 5 juli 2008 tot en met 26 maart 2010’ welke bij mailbericht d.d. 19 september 2018 door mr. Th.P.J. Hanssen aan de rechtbank is overgelegd in combinatie met randnummer 2.10 van het pleidooi van mr. Hansen.