ECLI:NL:RBOVE:2018:4461

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
C/08/224408 / KG ZA 18-308
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straat- en contactverbod in kort geding met betrekking tot de veiligheid van de vrouw en haar kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en haar ex-partner. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M. Hendriksen, vorderde een straat- en contactverbod tegen de man, die door de vrouw werd aangeduid als de gedaagde, en werd bijgestaan door advocaat mr. J.D. Onland. De vrouw stelde dat de man haar en hun twee minderjarige kinderen bedreigde en mishandelde, wat leidde tot een onveilige situatie voor hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw voldoende feiten en omstandigheden heeft gepresenteerd die de vordering rechtvaardigen. De man had eerder al een contactverbod opgelegd gekregen, maar had deze voorwaarden geschonden. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om de vrouw en de kinderen te beschermen en dat er rust moest komen in hun leven. De voorzieningenrechter heeft de man verboden zich gedurende twee jaar te begeven naar de woning van de vrouw en zich binnen een straal van 500 meter van de scholen van de kinderen te bevinden. Daarnaast is de man veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij overtreding van deze verboden. De rechtbank heeft de proceskosten aan de man opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/224408 / KG ZA 18-308
Vonnis in kort geding van 12 november 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.M. Hendriksen te Hengelo Ov,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.D. Onland te Oldenzaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 oktober 2018 met producties 1 tot en met 12,
  • de mondelinge behandeling van 5 november 2018,
  • de producties 13 en 14 van de vrouw,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is in 2013 beëindigd. Uit de relatie van partijen zijn twee minderjarige kinderen geboren: [minderjarige 1] [geboortejaar 1] ) en [minderjarige 2] [geboortejaar 2] ). De man heeft beide kinderen erkend. Beide kinderen wonen bij de vrouw.
2.2.
Partijen oefenden aanvankelijk gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] . Bij beschikking van 19 augustus 2014 van de rechtbank Overijssel is het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] gewijzigd en sinds deze beschikking rust het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] enkel bij de vrouw.
2.3.
Blijkens het uittreksel van het gezagsregister van 8 augustus 2018 van [minderjarige 2] is de vrouw is alleen belast met het ouderlijke gezag over [minderjarige 2] .
2.4.
De man is op 13 oktober 2015 veroordeeld door de politierechter van de rechtbank Overijssel wegens mishandeling en bedreiging van de vrouw tot 40 uren taakstraf en een voorwaardelijke straf van een maand met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de Reclassering en verplichte ambulante behandeling en een contactverbod.
2.5.
Bij beschikking van 20 maart 2018 en de herstelbeschikking van 25 april 2018 van de rechtbank Overijssel is de man het recht op omgang met de kinderen ontzegt. De kinderrechter hiertoe overwogen:
"Omdat er al jarenlang geen stabiele omgangsregeling is, kan de behandeling van [minderjarige 1] met betrekking tot zijn gedragsproblematiek niet worden gestart. Het belang van [minderjarige 1] moet voorop worden gesteld, zodat zijn behandeling kan starten. Voortzetting van de omgangsregeling levert ernstig nadeel op en is derhalve in strijd met het belang van de kinderen."
en verder:
"Naar het oordeel van de rechtbank moet er hulpverlening op gang komen voor [minderjarige 1] . (…) Er is teveel onrust, waardoor [minderjarige 1] niet kan worden behandeld. (…) Stopzetting is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zodat hulpverlening op gang kan komen."
2.6.
De heer [A] en de heer [B] hebben de vrouw geholpen met verhuizen. Blijkens de processen-verbaal van 2 augustus 2018 hebben [A] en [B] tegen de man aangifte gedaan van mishandeling. De mishandeling vond plaats in de nieuwe woning van de vrouw.
2.7.
De vrouw heeft blijkens het proces-verbaal van aangifte van 2 augustus 2018 tegen de man aangifte gedaan van vernieling van haar woning.
2.8.
De vrouw heeft blijkens het proces-verbaal van 25 oktober 2018 tegen de man aangifte gedaan van bedreiging. Uit het proces-verbaal blijkt dat de man op maandag 22 oktober 2018 in een gesprek van [X] van Team Jeugd en gezien van de [gemeente] (doods)bedreigingen heeft geuit richting de vrouw. Zo heeft de man gezegd:
"Als ik mijn kinderen niet mag zien dan vermoord ik haar", "Ik zit liever tien jaar in de bank dan dat ik mijn kinderen bij dat mens laat", "Ze belandt tussen zes planken als ze mij bij mijn kinderen weg houdt", "Ik sla haar invalide"en
"Als ik mijn kinderen niet mag zien dan ga ik over op de familie [naam gedaagde] manier".
2.9.
Naar aanleiding van deze bedreigingen is [X] , samen met de heer [Y] , naar de woning van de vrouw gegaan en heeft de vrouw verzocht haar woning met de kinderen te verlaten en elders te verblijven. De vrouw en haar kinderen wonen inmiddels weer in hun eigen woning.
2.10.
Op woensdag 31 oktober 2018 heeft de Rechter-Commissaris in Almelo bevolen om de bewaring van de man te schorsen onder een aantal voorwaarden, waaronder:
"5. De verdachte zal op geen enkele wijze direct of indirect contact opnemen, zoeken of hebben met [eiseres] , [geboortejaar 3] in [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] , ook niet als deze contact met verdachte zoekt of laat zoeken. Op geen enkele denkbare manier, dus ook niet per e-mail, WhatsApp, iMessage of sociale media zoals Facebook of Twitter. Dit geldt niet voor contacten onder leiding van de reclassering of onder leiding van een door de reclassering ingeschakelde therapeut."
3. Het geschil
3.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te verbieden gedurende een periode van drie jaren met ingang van de datum van het vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in de [wijk] in [plaats] , althans zich te begeven c.q. te bevinden en/of op het houden in een gebied dat is gelegen binnen de volgende met elkaar verbonden straten: [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] , [straat 5] , [straat 6] , [straat 7] , [straat 8] en [straat 1] , zoals nader is aangegeven op de plattegrond zoals deze onder productie 8 aan de dagvaarding is gehecht en deze plattegrond aan het vonnis te hechten, en/of straat van drie kilometer van de woning van de vrouw gelegen aan het adres [adres 1] te [plaats] ,
II. de man te verbieden gedurende een periode van drie jaren met ingang van de datum van het vonnis zich te bevinden binnen een straal van 500 meter, rondom de school van [minderjarige 1] , zijnde de [school 1] gelegen aan [adres 2] te [plaats] ,
III. de man te verbieden gedurende een periode van drie jaren met ingang van de datum van het vonnis zich te bevinden binnen een straal van 500 meter, rondom de school van [minderjarige 2] , zijnde de [school 2] gelegen aan [adres 3] te [plaats] ,
IV. de man te verbieden gedurende een periode van drie jaren met ingang van de datum van het vonnis direct, dan wel indirect persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw,
V. de man te verbieden gedurende een periode van drie jaren met ingang van de datum van het vonnis direct, dan wel indirect persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de kinderen,
VI. de man te veroordelen om aan de vrouw een dwangsom van € 250,00 per overtreding te betalen voor iedere keer dat de man in strijd handelt met voornoemde verboden, met een maximum van € 25.000,00,
VII. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door de vrouw gepresenteerde feiten en omstandigheden, die met bescheiden zijn onderbouwd en door de man niet zijn weersproken, een dergelijke inbreuk rechtvaardigen. Het is van belang dat er voor langere tijd rust komt, zodat [minderjarige 1] voor langere tijd in een rustige omgeving opgroeit, waarna de behandeling kan worden gestart. De man weerhoudt door zijn gedrag en handelswijze het starten van de behandeling van [minderjarige 1] . De behandeling wordt door de rechtbank noodzakelijk geacht. De rechtbank heeft bij haar beschikkingen dan ook niet voor niets de man de omgang met de kinderen ontzegt.
4.3.
Daar komt bij dat de vrouw recht op een leven heeft, waarbij zij niet wordt mishandeld door de man, niet wordt beledigd en/of bedreigd, niet angstig hoeft te zijn dat de man bij haar woning komt en misschien goederen van de vrouw vernielt dan wel de vrouw iets zal aandoen.
4.4.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in de stelling van de man dat de bijzondere voorwaarden bij de schorsing van de voorlopige hechtenis voldoende waarborg bieden voor de vrouw. Indien de man de bijzondere voorwaarde van de Rechter-Commissaris weer overtreedt, zal de man terug in voorlopige hechtenis worden gezet. Echter, dit zal in eerste instantie zijn voor een periode van drie maanden. Dit is kort. In een uitspraak kan een contactverbod worden opgelegd, maar ook dat biedt onvoldoende waarborg. Uit het proces-verbaal van 25 oktober 2018 blijkt immers dat de man heeft gezegd dat hij liever tien jaar de gevangenis in gaat, dan dat de kinderen bij de vrouw verblijven. Bovendien is in het verleden al gebleken dat deze voorwaarden de man niet weerhouden om contact op te nemen met de vrouw. Reeds in 2015 is door de strafrechter als bijzondere voorwaarde een contactverbod opgelegd. De man heeft echter deze voorwaarde geschonden, waardoor hij één maand de gevangenis in moest. Een voorwaardelijke gevangenisstraf weerhoudt de man dus niet. De man is van mening dat de duur van drie jaren te ingrijpend is en hij doet dan ook een beroep op matiging. De voorzieningenrechter vindt de duur van drie jaren te fors en zal, gelet op de behandeling van [minderjarige 1] en de onduidelijkheid over de termijn hiervan, de duur beperken tot twee jaren.
4.5.
Het gevorderde gebied, waarvoor het verbod voor de man om zich daarin te bevinden dan wel op te houden zal gelden, zal worden toegewezen. Dat dit volgens de man een groot gebied is, is juist, maar deze hebben allemaal een relatie met de vrouw en haar kinderen en de man heeft geen enkele reden aangevoerd waarom hij zich in dit gebied zou moeten bevinden. De moeder van de man woont immers in een andere wijk in [plaats] en hij kan haar gewoon bezoeken. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om het gebied waarvoor het verbod voor de man zal gelden, te beperken. De vrouw en in het bijzonder de kinderen hebben belang bij rust, zodat zij kunnen opgroeien met een gevoel van veiligheid.
4.6.
De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet in de aard van de vordering aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in geschillen in de relatiesfeer de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. De man zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien aan de vrouw een toevoeging is verleend zijn de kosten voor het uitbrengen van de dagvaarding in debet gesteld. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan de vrouw in aanmerking. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- dagvaarding € 0,00
- griffierecht € 79,00
- salaris advocaat €
633,00
Totaal € 712,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de man gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden zich te begeven naar en/of zich te bevinden in de [wijk] in [plaats] , althans zich te begeven c.q. te bevinden en/of op het houden in een gebied dat is gelegen binnen de volgende met elkaar verbonden straten: [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] , [straat 5] , [straat 6] , [straat 7] , [straat 8] en [straat 1] , zoals nader is aangegeven op de plattegrond zoals deze onder productie 8 aan de dagvaarding is gehecht en deze plattegrond aan het vonnis te hechten, en/of straat van drie kilometer van de woning van de vrouw gelegen aan het [adres 1] te [plaats] ,
5.2.
verbiedt de man gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden zich te bevinden binnen een straal van 500 meter, rondom de school van [minderjarige 1] , zijnde de [school 1] gelegen aan [adres 2] te [plaats] ,
5.3.
verbiedt de man gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden zich te bevinden binnen een straal van 500 meter, rondom de school van [minderjarige 2] , zijnde de [school 2] gelegen aan [adres 3] te [plaats] ,
5.4.
verbiedt de man gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden direct, dan wel indirect persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw,
5.5.
verbiedt de man gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden direct, dan wel indirect persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de kinderen,
5.6.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom van € 250,00 per overtreding te betalen voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1 t/m 5.5 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,00,
5.7.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op € 712,00,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op
12 november 2018. [1]

Voetnoten

1.type: