ECLI:NL:RBOVE:2018:4448

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
08/730350-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit offerblokken van de Georgius Basiliek in Almelo

Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 47-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal uit offerblokken in verschillende kerken, waaronder de Georgius Basiliek in Almelo. De verdachte heeft in de periode van 23 september 2016 tot en met 5 mei 2017 geld gestolen uit de offerblokken, met een totaalbedrag van 2.900 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de openbare terechtzitting op 6 november 2018 heeft de officier van justitie, mr. A.A. Reah, de vordering gedaan.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal uit de offerblokken van de Georgius Basiliek, maar sprak haar vrij van de diefstal van geld van de Geloofsgemeenschap St. Stephanus te Borne, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, dat onder artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht valt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. Daarnaast moest de verdachte een schadevergoeding van 720 euro betalen aan de St. Jorisparochie, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces.

De rechtbank overwoog dat de verdachte meermalen uit de offerblokken had gestolen en dat dit verwerpelijk was, gezien het doel waarvoor het geld was geschonken. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de persoon van de verdachte, die niet eerder met politie en justitie in aanraking was geweest. De rechtbank besloot ook dat de inbeslaggenomen hengel, die was gebruikt bij de diefstal, onttrokken moest worden aan het verkeer. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door de rechters in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730350-17 (P)
Datum vonnis: 20 november 2018
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering die door de officier van justitie
mr. A.A. Reah is gedaan.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte geld heeft gestolen uit offerblokken in een aantal kerken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 september 2016
tot en met 05 mei 2017, te Almelo en/of te Borne en/of te Overdrinkel,
gemeente Losser en/of te Tubbergen en/of te Enschede, in elk geval in
Nederland,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of
meerdere kerk(en)/kerkgebouw(en), uit het/de offerblok(ken), (telkens)
heeft weggenomen geld/geldbedragen,(in totaal 2.900 euro), in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan Georgius Basiliek (te
Almelo) en/of Geloofsgemeenschap St Stephanus (te Borne) en/of St.
Jorisparochie (te Almelo), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen onder haar bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, te weten het – kort gezegd – stelen van geld uit offerblokken in de Georgius Basiliek, welke Basiliek deel uitmaakt van de St. Jorisparochie te Almelo, op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit bij de politie heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 mei 2017, pagina’s 41 en 42;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 mei 2017, pagina 44;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , van 3 april 2017, pagina’s 4 en 5;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , van 5 mei 2017, pagina’s 13 en 14.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de diefstal van geld van de Geloofsgemeenschap St. Stephanus te Borne, omdat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op tijdstippen in de periode van 23 september 2016 tot en met 5 mei 2017 te Almelo, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kerkgebouw, uit offerblokken, heeft weggenomen geld, toebehorende aan de St. Jorisparochie te Almelo.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:diefstal, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de in verzekering doorgebrachte tijd.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft meermalen uit offerblokken in een kerk geld gestolen. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten blijk gegeven geen enkel respect te hebben en het doel waarmee het geld door de nietsvermoedende gevers was geschonken. De rechtbank acht het verwerpelijk dat verdachte op deze manier heeft geprobeerd om financieel voordeel te verkrijgen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 oktober 2018, waaruit blijkt dat verdachte – voor zover bekend – niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. In dit geval heeft de verdachte het geld weggenomen door het kerkgebouw herhaaldelijk te betreden en met een zelfgemaakte hengel het geld uit de offerblokken te halen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de oriëntatiepunten voor het insluipen en wegnemen uit een woning/gebouw. Het uitgangspunt is in die gevallen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Gelet daarop acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals ook door de door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal, gelet daarop, aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen.
7.3
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde hengel vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De St. Jorisparochie heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 2184,00 of – als wordt uitgegaan van de ten laste gelegde periode - een bedrag van € 1.439,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit het totaalbedrag van het weggenomen geld uit de offerblokken, welk totaalbedrag gebaseerd is op een schatting aan de hand van gemiddelden van eerdere opbrengsten uit de offerblokken.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en is voldoende onderbouwd en aannemelijk. Enkel de (exacte) omvang staat in dit stadium niet vast. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 720,00. De rechtbank stelt dit bedrag vast op basis van de verklaring van verdachte dat zij gedurende anderhalf jaar gemiddeld iedere maand (dus achttien maal) ongeveer € 40,00 per keer heeft weggenomen. De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slecht aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en op de artikelen 36b, 36d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:diefstal, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
St. Jorisparochievan een bedrag van
€ 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 720,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
14 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij de St. Jorisparochie voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart de inbeslaggenomen hengel onttrokken aan het verkeer.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. M.I. van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Ülger-Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017216385. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.