ECLI:NL:RBOVE:2018:4418

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
08/955282-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van flessentrekkerij met gevangenisstraf en taakstraf

Op 19 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man uit Hengelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 dagen en een taakstraf van 60 uren voor het medeplegen van flessentrekkerij. Gedurende een periode van ongeveer vier maanden heeft de verdachte verschillende ondernemers benadeeld door goederen af te nemen zonder deze te betalen. Hij deed zich voor als een betrouwbare afnemer die handelde namens een nepbedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met de intentie om deze niet te betalen. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren geëist, maar de rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lagere straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het misdrijf en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 47 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955282-14
Datum vonnis: 19 november 2018
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 25 september 2013 tot en met 20 januari 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, er een beroep of een gewoonte van heeft gemaakt om bij bedrijven goederen te kopen met de bedoeling deze niet te betalen, dan wel dat verdachte in de periode van 26 september 2013 tot en met 24 januari 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, diverse bedrijven heeft opgelicht dan wel dat hij in die periode medeplichtig is geweest aan het oplichten van diverse bedrijven.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2013
tot en met 20 januari 2014, op na te noemen plaatsen, in elk geval (telkens)
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen
met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de
beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te
weten:
- in of omstreeks de periode van 26 september 2013 tot en met 9 oktober 2013
van de [bedrijf 1] een hoeveelheid drank t.w.v. ca.
2656 euro (zaak 1) en/of
- in of omstreeks de periode van 21 oktober 2013 tot en met 24 oktober 2013
van de [bedrijf 2] een hoeveelheid drank t.w.v. 1816 euro
(zaak 2) en/ of
- in of omstreeks de periode van 28 oktober 2013 tot en met 1 november 2013
van het [bedrijf 3] een hoeveelheid vlees t.w.v. ca.
1196 euro en/of (zaak 3)
- in of omstreeks de periode van 28 oktober 2013 tot en met 1 november 2013
van de [bedrijf 4] een hoeveelheid drank t.w.v. 1654
euro (zaak 4) en/ of
- op of omstreeks 1 november 2013 van de [bedrijf 5] een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1815 euro (zaak 5) en/ of
- in of omstreeks de periode van 12 december 2013 tot en met 20 december 2013
van de [bedrijf 6] een hoeveelheid (straat)stenen t.w.v.
van ca. 22.000 euro (zaak 7) en/of
- in of omstreeks de periode van 12 december 2013 tot en met 20 december 2013
van de [bedrijf 7] een hoeveelheid vlees en/of drank t.w.v. ca.
6339 euro (zaak 8) en/of
- op of omstreeks 12 december 2013 van het [bedrijf 3]
een hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro (zaak 9) en/of
- in of omstreeks de periode van 21 oktober 2013 tot en met 24 oktober 2013
van de [bedrijf 2] een hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro
(zaak 10) en/ of
- in of omstreeks de periode van 3 december 2013 tot en met 18 december 2013
van de [bedrijf 8] een tweetal containers t.w.v ca.
30.000 (zaak 11);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september
2013 tot en met 24 januari 2014, te Wierden en/of Oldenzaal en/of te Enschede
en/of te Groenlo en/of te Hengelo en/of te Balkbrug en/of te Boekelo en/of te
Dalfsen, althans (telkens) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal telkens met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- de [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. ca. 2656 euro (zaak 1) en/of
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 1816 euro (zaak 2) en/ of
- het [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1196 euro en/of (zaak 3)
- de [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 1654 euro (zaak 4) en/ of
- de [bedrijf 5] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1815 euro (zaak 5) en/ of
- de [bedrijf 6] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid (straat)stenen t.w.v. van ca. 22.000 euro (zaak 7) en/of
- de [bedrijf 7] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid
vlees en/of drank t.w.v. ca. 6339 euro (zaak 8) en/of
- het [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro (zaak 9) en/of
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro (zaak 10) en/ of
- de [bedrijf 8] heeft bewogen tot afgifte van een
tweetal containers t.w.v ca. 30.000 (zaak 11),
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) -zakelijk weergegeven-
-zich voorgedaan als bonafide bedrijf ( [naam 1] ) en/of [naam 2]
) en/of
-zich ingeschreven of in laten schrijven in de Kamer van Koophandel en/of
- ( voor het afleveren van goederen) een pand aan de [adres 2] te
Wierden gehuurd en/of
-zich voorgedaan als [naam 3] en/of [naam 4] en/of
-per email (via [mailadres 1] en/of [mailadres 2] ) en/of per
telefoon aangegeven dat een personeelsfeestje voor het (schoonmaak)bedrijf zou
worden gegeven en hij daarvoor drank en/of vlees en/of barbeques nodig had
en/of andere goederen ((straat)stenen en/of containers) nodig had en/of
-de inschrijving van de kamer van koophandel en/of het inschrijfnummer
doorgegeven en/of
-de bestelde goederen laten afleveren aan de [adres 2] in Wierden
en/of opgehaald bij de bedrijven en/of voor ontvangst getekend,
waardoor voornoemde bedrijven (telkens) werden bewogen tot bovengenoemde
afgifte(n);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [medeverdachte 2] en/of een of
meer andere personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
26 september 2013 tot en met 24 januari 2014, te Wierden en/of Oldenzaal en/of
te Enschede en/of te Groenlo en/of te Hengelo en/of te Balkbrug en/of te
Boekelo en/of te Dalfsen, althans (telkens) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal telkens met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- de [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. ca. 2656 euro (zaak 1) en/of
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 1816 euro (zaak 2) en/ of
- het [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1196 euro en/of (zaak 3)
- de [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 1654 euro (zaak 4) en/ of
- de [bedrijf 5] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1815 euro (zaak 5) en/ of
- de [bedrijf 6] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid (straat)stenen t.w.v. van ca. 22.000 euro (zaak 7) en/of
- de [bedrijf 7] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid
vlees en/of drank t.w.v. ca. 6339 euro (zaak 8) en/of
- het [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro (zaak 9) en/of
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro (zaak 10) en/ of
- de [bedrijf 8] heeft bewogen tot afgifte van een
tweetal containers t.w.v ca. 30.000 (zaak 11),
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) -zakelijk weergegeven-
-zich voorgedaan als bonafide bedrijf en/of
-zich ingeschreven of in laten schrijven in de Kamer van Koophandel (op naam
van [medeverdachte 1] als katvanger) en/of
- ( voor het afleveren van goederen) een pand aan de [adres 2] te
Wierden gehuurd en/of
-zich voorgedaan als [naam 3] en/of [naam 4] en/of
-per email (via [mailadres 1] en/of [mailadres 2] ) en/of per
telefoon aangegeven dat een personeelsfeestje voor het (schoonmaak)bedrijf zou
worden gegeven en hij daarvoor drank en/of vlees en/of barbeques nodig had
en/of andere goederen ((straat)stenen en/of containers) nodig had en/of
-de inschrijving van de kamer van koophandel en/of het inschrijfnummer
doorgegeven en/of
-de bestelde goederen laten afleveren aan de [adres 2] in Wierden
en/of opgehaald bij de bedrijven en/of voor ontvangst getekend,
waardoor voornoemde bedrijven (telkens) werden bewogen tot bovengenoemde
afgifte(n);
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2013 tot en met 24
januari 2014, te Wierden en/of Oldenzaal en/of te Enschede en/of te Groenlo
en/of te Hengelo en/of te Balkbrug en/of te Boekelo en/of te Dalfsen, althans
(telkens) in Nederland,
(telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) de bestelde
goederen in ontvangst te nemen aan de [adres 2] te Wierden en/of voor
ontvangst af te tekenen en/of de bestelde goederen op te halen bij voornoemde
bedrijven en/of de bestelde goederen naar elders over te brengen, althans te
verplaatsen, na de aflevering.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard en heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5. De beoordeling van het bewijs

De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen bewezen is dat sprake is van medeplegen van het primair ten laste gelegde door verdachte, ook in de gevallen beschreven onder de gedachtestreepjes 2 (zaak 2) en 10 (zaak 11).
Verdachte heeft verklaard dat hij voor [naam 1] goederen heeft opgehaald bij [bedrijf 2] (gedachtestreepje 2).
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij op 9 december 2013 aanwezig was in de hal in Wierden waar hij een man heeft ontvangen die een afspraak zou hebben met [naam 4] over containers. Wanneer medeverdachte [medeverdachte 2] er later bij komt, neemt deze het gesprek van verdachte over en doet zaken met de man. Bij de aflevering van de containers door [bedrijf 8] (gedachtestreepje 10) drie dagen later, heeft verdachte getekend voor de ontvangst. Verdachte heeft zich daarbij voorgedaan als medewerker van het bedrijf, en gerechtigd tot het in ontvangst nemen van de goederen.
De rechtbank is van oordeel dat onder de gestelde omstandigheden in beide gevallen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (de) medeverdachte(n).
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 25 september 2013 tot en met 20 januari 2014 telkens in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededaders telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten:
- in de periode van 26 september 2013 tot en met 9 oktober 2013 van de [bedrijf 1]
een hoeveelheid drank t.w.v. ca. 2656 euro en/of
- in of omstreeks de periode van 21 oktober 2013 tot en met 24 oktober 2013
van de [bedrijf 2] een hoeveelheid drank t.w.v. 1816 euro
en/ of
- in de periode van 28 oktober 2013 tot en met 1 november 2013 van de [bedrijf 4] een hoeveelheid drank t.w.v. 1654 euro en/ of
- op 1 november 2013 van de [bedrijf 5] een hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1815 euro en/of
- in de periode van 12 december 2013 tot en met 20 december 2013 van de [bedrijf 6] een hoeveelheid (straat)stenen t.w.v. van ca. 22.000 euro en/of
- op 12 december 2013 van het [bedrijf 3] een hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro en/of
- in de periode van 21 oktober 2013 tot en met 24 oktober 2013 van de [bedrijf 2] een hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro en/of
- in de periode van 3 december 2013 tot en met 18 december 2013 van de [bedrijf 8] een tweetal containers t.w.v. ca. 30.000.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 326a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf
:medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een gewoonte maken van zogeheten flessentrekkerij. Gedurende een periode van circa vier maanden heeft verdachte een aantal ondernemers benadeeld. Verdachte heeft goederen afgenomen en deze niet betaald. Hierdoor heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen tussen leveranciers en hun (zakelijke) klanten zoals dat in het handelsverkeer gebruikelijk is. De rechtbank rekent hem dit aan. Verdachte heeft zich telkens voorgedaan als een betrouwbare afnemer die handelde namens het nepbedrijf waarmee de ondernemer zaken heeft gedaan.
Dit soort gedragingen leidt tot een verstoring van het vertrouwen in het handelsverkeer. Het handelsverkeer tussen ondernemers en hun (bedrijfsmatige) klanten kan – tot op zekere hoogte – immers alleen functioneren als beide partijen zich te goeder trouw opstellen en zich houden aan afspraken. Die werking wordt verstoord door deze vorm van flessentrekkerij.
Bij de afweging over de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) tot uitgangspunt genomen. Voor deze delicten met een benadelingsbedrag van tussen de € 10.000,-- en de € 70.000,-- geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden of een taakstraf.
De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Als uitgangspunt geldt dat het strafgeding met een einduitspraak moet zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen, afgezien van bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen. In dat verband stelt de rechtbank vast dat verdachte op 20 januari 2014 in verzekering is gesteld en dat op die datum de redelijke termijn is gaan lopen. Op
19 november 2018 wijst de rechtbank vonnis. In dit geval bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn dus twee jaren en tien maanden. Een verklaring voor deze termijnoverschrijding heeft de officier van justitie niet kunnen geven en is de rechtbank niet gebleken. Gelet op deze termijnoverschrijding is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, welke straf de rechtbank zou hebben opgelegd als de redelijke termijn niet was geschonden, niet meer aan de orde is.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 3 oktober 2018. Daaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van de politierechter van 16 november 2015 is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur. Artikel 63 Sr is derhalve van toepassing. De rechtbank moet bij toepassing van dit artikel rekening houden met de straf die bij de eerdere veroordeling is opgelegd en de artikelen van de samenloopregeling zijn van toepassing.
De rechtbank veronderstelt dat in het geval dat de onderhavige feiten samen met de feiten waarvoor verdachte op 16 november 2015 waren aangebracht, aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur zou zijn opgelegd. Om deze reden ziet de rechtbank geen ruimte voor een taakstraf van langere duur dan 60 uur.
De rechtbank is, alles afwegende, en rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting zijn gebleken, van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 5 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen een passende en geboden reactie vormen.

9.De schade van benadeelden

De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 8] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 15.000,--. Deze schade betreft de niet geretourneerde containers.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Weliswaar is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de zitting komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit schade heeft toegebracht aan het slachtoffer, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet duidelijk geworden welke in de vordering genoemde containers betrekking hebben op het in deze zaak bewezenverklaarde feit. Dit klemt temeer, nu de waarde van de afzonderlijke containers verschilt. De door de benadeelde partij gevorderde schade is daarmee niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 8] . niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2018.