ECLI:NL:RBOVE:2018:4415

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
08/770007-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplichtigheid aan oplichting en verduistering met schadevergoeding aan slachtoffers

Op 19 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 55-jarige man uit Enschede veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen voor het medeplegen van oplichting en verduistering. De man moet daarnaast een schadevergoeding van ruim 27.000 euro betalen aan zijn slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medewerking heeft verleend aan de inschrijving van een nep-onderneming in het handelsregister en zijn paspoort ter beschikking heeft gesteld aan zijn mededader. Hierdoor zijn gedurende een periode van vier maanden verschillende ondernemers benadeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 september 2013 tot en met 20 januari 2014, al dan niet samen met anderen, goederen heeft gekocht met de bedoeling deze niet te betalen. Ook heeft hij zich voorgedaan als een kredietwaardig bedrijf om bedrijven te bewegen goederen af te geven. De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van een medeverdachte zich als eigenaar van de onderneming heeft laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel, zonder te vragen naar de exacte bedoeling hiervan. De rechtbank oordeelde dat er voldoende verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de gepleegde feiten, waardoor hij strafbaar is voor medeplichtigheid aan oplichting en verduistering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan verschillende bedrijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770007-14
Datum vonnis: 19 november 2018
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. J.W. Bosman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 26 september 2013 tot en met 20 januari 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, er een beroep of een gewoonte van heeft gemaakt om bij bedrijven goederen te kopen terwijl hij de bedoeling had deze niet te betalen, dan wel dat verdachte in de periode van 26 september 2013 tot en met 13 februari 2014 al dan niet samen met een ander of anderen, bedrijven veelvuldig heeft bewogen goederen af te geven door zich voor te doen als een kredietwaardig bedrijf of een ander persoon, dan wel dat verdachte in de periode van 26 september 2013 tot en met 24 januari 2014 daaraan medeplichtig is geweest;
feit 2:in de periode van 1 november 2013 tot en met 20 januari 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, [slachtoffer] heeft opgelicht door van hem een pand te huren en zich daarbij voor te doen als een bonafide onderneming;
feit 3:in de periode van 3 december 2013 tot en met 21 januari 2014, al dan niet samen met een ander of anderen, een onkruidborstelmachine en/of een bouwdroger van [bedrijf 1] heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2013 tot en met 20 januari
2014 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een
gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder
volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen
te verzekeren,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de
navolgende goederen gekocht,
te weten:
-van de [bedrijf 2] een hoeveel (straat)stenen t.w.v. van
ca. 22.000 euro en/of;
-van de [bedrijf 3] een hoeveelheid vlees en/of drank t.w.v. ca.
6339 euro en/of
-van de [bedrijf 4] een hoeveelheid vlees t.w.v.
ca. 1432 euro en/of
-van de [bedrijf 5] een hoeveelheid drank t.w.v. 2100
euro;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks 26 september 2013 tot en met 13 februari 2014, te Enschede
en/of te Wierden en/of te Balkbrug en/of te Groenlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- het [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1196 euro en/of (zaak 3)
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid (straat)stenen t.w.v. van ca. 22.000 euro (zaak 7) en/of
- de [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid
vlees en/of drank t.w.v. ca. 6339 euro (zaak 8) en/of
- het [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro (zaak 9) en/of
- de firma [bedrijf 5] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro (zaak 10),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- zich voorgedaan als bonafide bedrijf ( [naam 1] . en/of [naam 2]
en/of
- zich (op naam van een katvanger genaamd [verdachte] , althans van een
katvanger) ingeschreven of in laten schrijven in het register van de Kamer van
Koophandel en/of
- ( voor de levering van goederen) een bedrijfshal te Wierden gehuurd aan de
[adres 2] en/of
- ( per telefoon en/of mail) zich voorgedaan als [naam 3] , althans
medewerker van [naam 1] . en/of [naam 4] en/of
- verteld/aangegeven dat er een barbeque werd georganiseerd (voor het
personeel) en/of daarvoor goederen besteld en/of
- ( straat)stenen, althans goederen besteld en/of via de mail (via mailadres
[mailadres 1] en/of [mailadres 2] ) de order bevestigd en/of
- afgesproken dat de rekening binnen 8 dagen na levering zou worden voldaan
en/of
- aangegeven dat de bestelde goederen moesten worden afgeleverd aan de
[adres 2] te Wierden en/of
- de bestelde goederen in ontvangst genomen en/of laten nemen en/of opgehaald
en/of
- de leveringsbon(nen) afgetekend en/of of af laten tekenen,
waardoor voornoemde bedrijven (telkens) werden bewogen tot voornoemde
afgifte(n);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
[naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 5] en/of een of
meer andere personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
26 september 2013 tot en met 24 januari 2014, te Wierden en/of te Enschede
en/of te Groenlo en/of te Hengelo en/of te Balkbrug, althans (telkens) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal telkens met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- het [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1196 euro en/of (zaak 3)
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid (straat)stenen t.w.v. van ca. 22.000 euro (zaak 7) en/of
- de [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid
vlees en/of drank t.w.v. ca. 6339 euro (zaak 8) en/of
- het [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro (zaak 9) en/of
- de firma [bedrijf 5] heeft bewogen tot afgifte van een
hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro (zaak 10),
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) -zakelijk weergegeven-
-zich voorgedaan als bonafide bedrijf en/of
-zich ingeschreven of in laten schrijven in de Kamer van Koophandel (op naam
van hem, verdachte, als katvanger) en/of
- ( voor het afleveren van goederen) een pand aan de [adres 2] te
Wierden gehuurd en/of
-zich voorgedaan als [naam 4] en/of [naam 3] en/of
-per email (via [mailadres 2] en/of [mailadres 1] ) en/of per
telefoon aangegeven dat een personeelsfeestje voor het (schoonmaak)bedrijf zou
worden gegeven en hij daarvoor drank en/of vlees en/of barbeques nodig had
en/of andere goederen ((straat)stenen en/of containers) nodig had en/of
-de inschrijving van de kamer van koophandel en/of het inschrijfnummer
doorgegeven en/of
-de bestelde goederen laten afleveren aan de [adres 2] in Wierden
en/of opgehaald bij de bedrijven en/of voor ontvangst getekend,
waardoor voornoemde bedrijven (telkens) werden bewogen tot bovengenoemde
afgifte(n);
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2013 tot en met 24
januari 2014, te Wierden en/of Oldenzaal en/of te Enschede en/of te Groenlo
en/of te Hengelo en/of te Balkbrug en/of te Boekelo, althans (telkens) in
Nederland,
(telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door zich in te schrijven als
eigenaar van [naam 1] bij de Kamer van Koophandel en/of een
handtekening heeft gezet bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en/of
een pand aan de [adres 2] te Wierden te huren, althans zijn paspoort
en/of inschrijving bij de Kamer van Koophandel van [naam 1] ter
beschikking te stellen voor het huurcontract aan [naam 5] en/of [naam 6] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 20 januari 2014,
te Wierden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een goed en/of
tot het verlenen van een dienst, tot het aangaan van een schuld,
te weten dat die [slachtoffer] voornoemd, namens de firma [bedrijf 6] .,
een huurcontract heeft afgesloten met verdachte en/of zijn mededader(s),
handelende onder de naam [naam 1] ., voor het huren van een
bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] te Wierden,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid verklaard ten over staan van die [slachtoffer] voornoemd
dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een eigen bestratingsbedrijf heeft
met 4 personeelsleden in dienst, waarvan hij enig aandeelhouder is en welk als
zodanig is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel ( [naam 1] .)
waardoor die [slachtoffer] voornoemd werd bewogen tot afgifte van (de sleutel)
van dat goed en/of het verlenen van die dienst en/of tot het aangaan van een
schuld; (zakendossier 6)
3.
hij in of omstreeks 3 december 2013 tot en met 21 januari 2014, te Enschede,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk een onkruidborstelmachine en/of een bouwdroger, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf,
te weten op basis van een huurovereenkomst, onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend (zakendossier 12).

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder
1. primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en dat het onder
1. meer subsidiair en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenenveertig dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt over de resterende tenlastegelegde feiten het volgende.
Feit 1 meer subsidiair
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van medeplichtigheid geen sprake is nu verdachte niet opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van flessentrekkerij of oplichting. De inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel en het afgeven van een identiteitsbewijs zijn geen gedragingen waarmee verdachte de oplichting of flessentrekkerij heeft bevorderd. Verdachte heeft geen opzet gehad om de misdrijven te plegen en evenmin de kans de aanvaard dat hij zich met zijn handelswijze schuldig zou maken aan deze misdrijven. Verdachte wist niet dat zijn identiteit zou worden misbruikt om fraude te plegen.
De rechtbank ziet dat anders en stelt het volgende vast, onder meer op basis van verdachtes eigen verklaringen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam 7] zich als eigenaar van de onderneming [naam 1] . heeft laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en dat hij daartoe is meegegaan naar het kantoor van de Kamer van Koophandel en daar de benodigde papieren heeft ondertekend. Verdachte heeft verder verklaard dat het niet de bedoeling was dat hij daadwerkelijk een B.V. zou gaan runnen voor [naam 7] , maar alleen dat hij deze op naam zou hebben. Verdachte heeft niet gevraagd wat er de exacte bedoeling van was om een vennootschap op zijn naam te laten registreren. Wel heeft verdachte gedacht dat het te maken zou hebben met het ontduiken van BTW/belastingen. Verdachte heeft geen werkzaamheden voor de vennootschap verricht en heeft evenmin een administratie voor de vennootschap gevoerd, terwijl hij als ondernemer daartoe was gehouden en daarvan naar het oordeel van de rechtbank ook op de hoogte was. Verdachte is immers in het verleden vennoot van een VOF geweest en heeft ter zitting verklaard dat hij weet dat hij gehouden is voor een onderneming een administratie te voeren en dat, omdat hij dat niet kan, hij dat destijds heeft uitbesteed aan een boekhouder.
Verdachte heeft ook zijn identiteitsbewijs afgegeven aan medeverdachte [medeverdachte] . Deze heeft het identiteitsbewijs, naar zeggen van verdachte een half uurtje onder zich gehad en toen gekopieerd waarna verdachte het terugkreeg. Verdachte heeft de kopie niet gekregen en heeft evenmin gevraagd waarvoor de kopie bestemd was. [medeverdachte] heeft hem bij die gelegenheid gevraagd of hij al eerder aan fraude had meegewerkt. Het identiteitsbewijs is vervolgens samen met een afschrift van het uittreksel uit de Kamer van Koophandel door medeverdachte [medeverdachte] gebruikt om op naam van [naam 1] een bedrijfspand te huren.
Nu verdachte wist dat de vennootschap op zijn naam werd geregistreerd terwijl hij geen werkzaamheden hoefde te verrichten, alles geregeld zou worden en hij het idee had dat de onderneming zou worden gebruikt om fraude te plegen en zijn identiteitsbewijs zonder daarbij navraag te doen, heeft afgegeven voor het maken van een kopie, is de rechtbank van oordeel dat tussen het handelen van verdachte en de gepleegde gronddelicten voldoende verband bestaat dat kan worden geoordeeld dat verdachte opzet heeft gehad op zowel zijn eigen handelen als op de gepleegde feiten.
Feit 3
Op 22 januari 2014 heeft [naam 8] namens [bedrijf 1] aangifte gedaan tegen verdachte van verduistering. Hij heeft verklaard dat op 3 december 2013 een huurovereenkomst tot stand is gekomen tussen verdachte voor de huur van een onkruidborstelmachine en een bouwdroger. Verdachte heeft bij de totstandkoming van de huurovereenkomst een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de inschrijving van [naam 1] . en een kopie van zijn identiteitsbewijs laten zien. Verdachte heeft na betaling van de borgsom de machines meegekregen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de twee machines bij [bedrijf 1] heeft gehuurd en samen met [naam 7] de twee machines heeft meegenomen. De twee machines zijn noch door verdachte noch door [naam 7] binnen de gestelde huurtermijn teruggebracht. Nu verdachte als huurder van de machines de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, ondanks aanmaningen, niet is nagekomen en de machines niet aan [bedrijf 1] zijn geretourneerd, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. meer subsidiair

[naam 1] en/of [naam 5] en/of een of meer andere personen op een of meer tijdstippen in de periode van 26 september 2013 tot en met 24 januari 2014 telkens in
Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- de [bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid (straat)stenen t.w.v. van ca. 22.000 euro en/of
- de [bedrijf 3] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid vlees en/of drank t.w.v. ca. 6339 euro en/of
- het [bedrijf 4] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid vlees t.w.v. ca. 1432 euro en/of
- de firma [bedrijf 5] heeft bewogen tot afgifte van een hoeveelheid drank t.w.v. 2100 euro,
immers hebben verdachte’s mededader(s) -zakelijk weergegeven-
- zich voorgedaan als bonafide bedrijf en/of
- ( voor het afleveren van goederen) een pand aan de [adres 2] te Wierden gehuurd en/of
- zich voorgedaan als [naam 4] en/of [naam 3] en/of
- per email (via [mailadres 2] en/of [mailadres 1] ) en/of per telefoon aangegeven dat een personeelsfeestje voor het (schoonmaak)bedrijf zou worden gegeven en hij daarvoor drank en/of vlees en/of barbecues nodig had en/of andere goederen ((straat)stenen en/of containers) nodig had en/of
- de inschrijving van de Kamer van Koophandel en/of het inschrijfnummer doorgegeven en/of
-de bestelde goederen laten afleveren aan de [adres 2] in Wierden en/of opgehaald bij de bedrijven en/of voor ontvangst getekend, waardoor voornoemde bedrijven werden bewogen tot bovengenoemde afgifte
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in de periode van 26 september 2013 tot en met 24 januari 2014 in Nederland telkens opzettelijk middelen heeft verschaft door zich in te schrijven als eigenaar van [naam 1] bij de Kamer van Koophandel en een handtekening heeft gezet bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel;
3.
hij in de periode van 3 december 2013 tot en met 21 januari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een onkruidborstelmachine en een bouwdroger toebehorende aan [bedrijf 1] , welke goederen verdachte en/of zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten op basis van een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 meer subsidiair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 48, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: medeplichtig aan medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van verduistering.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting en het medeplegen van verduistering. Doordat verdachte zijn medewerking heeft verleend aan de inschrijving van de onderneming [naam 1] . in het handelsregister en hij zijn paspoort ter beschikking heeft gesteld aan zijn mededader, zijn gedurende een periode van vier maanden een aantal ondernemers benadeeld.
Er is gebruik gemaakt van de inschrijving van deze nep-onderneming in het handelsregister en hierdoor is bij deze ondernemers de indruk gewekt dat zij zaken deden met een solide en betrouwbare onderneming. Verdachte heeft naar zijn zeggen zonder enig onderzoek en navragen meegewerkt aan die inschrijving, waarbij hij de verwachting had dat de betrokken personen frauduleuze plannen met de onderneming hadden. De rechtbank neemt het verdachte - een voormalig ondernemer - kwalijk dat hij, ondanks zijn aanname dat de inschrijving zou worden gebruikt voor frauduleuze handelingen, zijn medewerking daaraan heeft verleend.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen van verduistering bij [bedrijf 1] . Ook daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van de inschrijving van
[naam 1] . in het handelsregister en zich voorgedaan als een betrouwbare ondernemer. De door verdachte gehuurde machines heeft hij niet geretourneerd en dat [bedrijf 1] . een van de machines inmiddels teruggekregen heeft, is dat niet door toedoen van verdachte gebeurd.
Verdachte is, voordat hij deze feiten pleegde, niet veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar daarna wel. De rechtbank houdt daarmee rekening zoals is voorgeschreven in artikel 63 Sr.
Bij de afweging over de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt gebruikt. Voor fraudedelicten met een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,-- en de € 70.000,-- geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden of een taakstraf. De rechtbank houdt er rekening mee dat deze oriëntatiepunten betrekking hebben op (mede)daders en dat verdachte als medeplichtige wordt gestraft.
De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Als uitgangspunt geldt dat het strafgeding met een einduitspraak moet zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen, afgezien van bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 22 januari 2014 in verzekering is gesteld en dat op die datum de redelijke termijn is gaan lopen. Op 19 november 2018 wijst de rechtbank vonnis. In dit geval bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn dus twee jaren en tien maanden. Een verklaring voor deze termijnoverschrijding heeft de officier van justitie niet kunnen geven en is de rechtbank niet gebleken. Gelet op deze termijnoverschrijding is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, welke straf de rechtbank zou hebben opgelegd als de redelijke termijn niet was geschonden, niet meer aan de orde is.
De rechtbank is, alles afwegende, en rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting zijn gebleken, van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een passende en geboden reactie vormt.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partijen
De hierna te noemen ondernemingen hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
[bedrijf 7] vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 15.000,--. De gevorderde schade betreft verhuurde containers.
[bedrijf 2] . vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 18.802,40. Deze gevorderde materiële schade bestaat uit de posten:
Factuur 281838 (geleverde stenen) € 22.193,57
Factuur 281839 -/- € 4.891,17
Transportkosten,
Arbeidsuren en opslagkosten € 1.500,00
[bedrijf 3] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.007,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten:
Factuur 4358 (geleverde goederen) € 7.812,00
Emballage frisdrankkratten € 45,00
Emballage bierkratten € 150,00
[naam 9] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.815,25. De gevorderde materiële schade betreft de op de nota van
3 januari 2014 geleverde goederen.
[bedrijf 8] , onder meer handelende onder de naam
[bedrijf 8] , vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.656,36. De gevorderde materiële schade betreft geleverde goederen (factuur 330687).
[bedrijf 1] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.302,80. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten
Dagwaarde bouwdroger € 987,00
Dagwaarde onkruidborstel € 2.368,96
Huur € 396,84
Borgsom -/- € 450,00
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De ontvankelijkheid van [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] .
De verdediging heeft aangevoerd dat de vorderingen van [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] . niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu niet is gebleken dat de personen die de vorderingen hebben ingediend schriftelijk waren gemachtigd om deze vennootschappen in deze procedure te vertegenwoordigen.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voorschriften betreffende de vertegenwoordigingsbevoegdheid van rechtspersonen strekken tot bescherming van de rechtspersoon zelf en niet zonder meer door derden tot bescherming ingeroepen kunnen worden. Het betreft immers een interne, vennootschapsrechtelijke aangelegenheid, die geheel losstaat van de vertegenwoordigingsregeling van artikel 51c Sv.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen nu de betwisting van de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet met enig concreet bezwaar is onderbouwd en verder is niet gebleken dat [bedrijf 1] . en [bedrijf 2] . geschaad zouden zijn als gevolg van de ingediende vordering. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze benadeelde partijen in hun vordering kunnen worden ontvangen.
De vordering van [bedrijf 1]
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit schade heeft toegebracht aan [bedrijf 1] daar waar het de bouwdroger betreft. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen.
De gestelde schadepost ‘dagwaarde onkruidborstel’ zal de rechtbank afwijzen, nu de onkruidborstel retour is naar [bedrijf 1]
In het meer of anders gevorderde zal de rechtbank [bedrijf 1] . niet-ontvankelijk verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de bijgevoegde stukken onvoldoende duidelijk geworden waar deze schadepost betrekking op heeft. De gevorderde schade is daarmee niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank [bedrijf 1] . in dat deel niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De vordering van [bedrijf 2]
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De vordering van [bedrijf 3]
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De vorderingen van [naam 9] , [bedrijf 8] en [bedrijf 7] .
De rechtbank is van oordeel dat deze benadeelde partijen elk in hun vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu de aan de door hen gestelde geleden schade ten grondslag liggende strafbare gedraging niet aan verdachte wordt verweten. De benadeelde partijen kunnen vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 meer subsidiair en feit 3 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] van een bedrag van € 987,00 (negenhonderdzevenentachtig euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] . voor een deel van
€ 2.368,96;
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 1] . voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] . van een bedrag van € 18.802,40 (achttien duizend achthonderdentwee euro en veertig eurocent), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 3] van een bedrag van € 8.007,00 (achtduizendenzeven euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2013, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 9] in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 7] . in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 8] , onder meer handelende onder de naam [bedrijf 8] , in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2018.