In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen RetailPlan B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. RetailPlan B.V. had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het toestaan van grootschalige detailhandel op het perceel Spaansland 11 te Enschede. De gemeente weigerde deze vergunning bij besluit van 10 augustus 2017, en verklaarde het bezwaar van RetailPlan B.V. ongegrond bij besluit van 20 februari 2018. RetailPlan B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het verbod op detailhandel, zoals opgenomen in het bestemmingsplan, noodzakelijk en evenredig was. De rechtbank stelde vast dat het voorgestane gebruik van het perceel in strijd was met de planregels, maar dat de weigering van de omgevingsvergunning niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de weigering van de vergunning vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht van € 338,- aan RetailPlan B.V. diende te vergoeden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de Dienstenrichtlijn van de Europese Unie en de voorwaarden van noodzakelijkheid en evenredigheid in relatie tot de brancheringregels in het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet had aangetoond dat de weigering van de vergunning voldeed aan deze voorwaarden, waardoor het beroep van RetailPlan B.V. gegrond werd verklaard.