ECLI:NL:RBOVE:2018:4143

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
08/106397-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over noodweerexces bij poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 1 januari 2018 in Oldenzaal, samen met anderen, geprobeerd om twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit noodweerexces, wat betekent dat hij in een situatie van acute dreiging handelde, maar de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen voortkwam uit een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding van zijn vrienden. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte integraal vrijgesproken zou worden van de tenlastelegging, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat zijn handelen tot letsel had geleid. De uitspraak benadrukt de nuances van noodweer en noodweerexces in het strafrecht, en hoe deze concepten van invloed zijn op de beoordeling van de strafbaarheid van een verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/106397-18 (P)
Datum vonnis: 1 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd samen met een ander [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel tegen die [slachtoffer 1] op de openbare weg geweld heeft gepleegd dan wel die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:heeft geprobeerd samen met een ander [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel tegen die [slachtoffer 2] op de openbare weg geweld heeft gepleegd dan wel die [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die persoon meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) in/op/tegen het gezicht en/althans het hoofd en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam te schoppen of te trappen en/of te slaan of te stompen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, in de gemeente Oldenzaal, openlijk, te weten, op of aan de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Dr. Ariënsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1] door opzettelijk in te dringen op die persoon en/of door opzettelijk gewelddadig die persoon vast te grijpen en/of vast te houden en/of te slaan of te stompen en/of te trappen of te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die persoon meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) in/op/tegen het gezicht en/althans het hoofd en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam te schoppen of te trappen en/of te slaan of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die persoon - terwijl deze al dan niet op de grond lag en/althans zat - meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) in/op/tegen het gezicht en/althans het hoofd en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt en/of heeft geslagen of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, in de gemeente Oldenzaal, openlijk, te weten, op of aan de voor het openbaaar verkeer openstaande weg, de Dr. Ariënsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] door opzettelijk in te dringen op die persoon en/of door die persoon opzettelijk gewelddadig vast te grijpen en/of vast te houden en/of opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of geweldaddig) in/op/tegen het gezicht en althans het hoofd en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam te trappen of te schoppen en/of te slaan of te stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die persoon – terwijl deze al dan niet op de grond lag en/althans zat - meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) in/op/tegen het gezicht en/althans het hoofd en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam te schoppen of te trappen en/of te slaan of te stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid of het door verdachte tegen [slachtoffer 1] gebruikte geweld tot letsel of pijn heeft geleid. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie kan het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde, de mishandeling van [slachtoffer 2] , wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde nu [verdachte] heeft gehandeld uit noodweer.
De rechtbank merkt op dat dit standpunt hierna besproken zal worden onder “6. De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier, in het bijzonder de verklaringen van [verdachte] , [medeverdachte] en [naam 1] , het proces-verbaal beschrijving camerabeelden, de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij daar samen met [slachtoffer 2] ter plaatse was, leidt de rechtbank het volgende af:
  • [medeverdachte] en zijn partner [naam 1] lopen in de nacht van 1 januari 2018 rond 04:00 uur op de Dr. Ariënsstraat te Oldenzaal;
  • [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lopen eveneens op de Dr. Ariënsstraat en zijn luidruchtig;
  • ter hoogte van de woning aan de Dr. Ariënsstraat [nummer 1] te Oldenzaal, de woning van getuige [getuige] komen zij elkaar tegen;
  • [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] slaan of trappen tegen een elektriciteitskastje. [medeverdachte] heeft iets naar hen geroepen (uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat er door [medeverdachte] “kankerturken” is geroepen);
  • [medeverdachte] en [naam 1] lopen enkele seconden later achterwaarts van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weg en worden belaagd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vallen [medeverdachte] aan en blijven hem aanvallen;
  • [naam 1] wordt door [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] geduwd en komt ten val;
  • [medeverdachte] wordt door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geslagen en geschopt;
  • [medeverdachte] verdedigt zich door zijn armen en handen voor zijn gezicht te houden en slaat af en toe terug;
  • [medeverdachte] vlucht meerdere keren achterwaarts, gevolgd door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , die vaak en hard richting [medeverdachte] blijven schreeuwen;
  • [naam 1] wordt door [slachtoffer 2] in haar gezicht geslagen;
  • [medeverdachte] wordt door [slachtoffer 1] geslagen;
  • [naam 1] belt de politie en zij roept dit ook;
  • [slachtoffer 2] loopt daarop schreeuwend op [naam 1] af;
  • [verdachte] komt ter plaatse en werkt [slachtoffer 2] met een vliegende trap naar de grond.
[slachtoffer 2] wordt door [verdachte] op zijn bovenarm geraakt;
  • [slachtoffer 1] komt [slachtoffer 2] helpen;
  • [slachtoffer 1] en [verdachte] vechten met elkaar;
  • [slachtoffer 2] is in gevecht met [medeverdachte] ;
  • [slachtoffer 2] wordt vervolgens door [verdachte] naar de grond gewerkt;
  • [verdachte] schopt [slachtoffer 2] hard terwijl hij op de grond ligt;
  • [medeverdachte] slaat [slachtoffer 2] diverse keren terwijl hij op de grond ligt;
  • [verdachte] trekt [medeverdachte] van [slachtoffer 2] weg;
  • [medeverdachte] schopt bij het weglopen [slachtoffer 2] hard tegen het hoofd terwijl [slachtoffer 2] op de grond zit.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Op de camerabeelden is enkel te zien dat [verdachte] en [slachtoffer 1] vechtend met elkaar uit beeld verdwijnen. Of dat vechten tot letsel of pijn heeft geleid, kan de rechtbank niet afleiden uit de bewijsmiddelen. [verdachte] wordt daarom voor feit 1 integraal vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat er sprake is van een poging tot zware mishandeling. Uit de verklaring van [verdachte] volgt dat hij wilde dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stopten met het mishandelen van [medeverdachte] en [naam 1] . Verdachte heeft een aanloop genomen en heeft vervolgens met een opspringende beweging en met kracht een vliegende trap gegeven tegen de bovenarm van [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat er zich in het dossier te weinig aanknopingspunten bevinden voor het bewijs van boos opzet bij [verdachte] op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Naar algemene ervaringsregels brengt het op deze wijze met kracht trappen echter wel een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich mee. Een ieder - en dus ook [verdachte] - heeft wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans; hij was zich daarvan bewust. Door onder de hiervoor geschetste omstandigheden een trap uit te delen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou bekomen, zodat zijn opzet ten minste in voorwaardelijke zin op dit gevolg gericht was.
De rechtbank acht de tenlastegelegde geweldshandelingen slaan/stompen niet bewezen nu in het dossier onvoldoende informatie is te vinden over de kracht waarmee door [verdachte] is geslagen dan wel gestompt. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen of er een aanmerkelijke kans is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook het medeplegen is niet wettig en overtuigend bewezen. [verdachte] wordt voor dit deel van de tenlastelegging daarom vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
2 primair
hij op 1 januari 2018, te Oldenzaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die persoon tegen het lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer; [verdachte] moest [medeverdachte] en [naam 1] verdedigen. De verdediging van [verdachte] was geboden en gepast en dus is voldaan aan de proportionaliteits- en de subsidiariteitseis. [verdachte] heeft immers geen verdergaand middel gebruikt ter verdediging dan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (klappen en schoppen). Ook is de laatste trap van [verdachte] niet zo duidelijk pas gegeven nadat het gevaar is geweken dat gesproken kan worden van ‘te ver doorschieten in de verdediging’.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er sprake is van noodweerexces. Verdachte dient op grond daarvan te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Uit de verklaringen van [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] en uit het proces-verbaal van de camerabeelden kan duidelijk worden afgeleid dat de situatie zodanig beangstigend was dat [verdachte] volledig in paniek was. Bij [verdachte] was sprake van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van noodweerexces.
Dat [verdachte] niet proportioneel heeft gehandeld is te verklaren uit de emoties die hij op dat moment had en de paniek die hij heeft gehoord in het schreeuwen van [naam 1] . Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer alleen kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van [verdachte] was geboden voor de noodzakelijk verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding. De rechtbank ziet zich dus voor de vraag gesteld of er sprake was van een situatie waarin het noodzakelijk was dat [verdachte] , [medeverdachte] en [naam 1] verdedigde tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Daarvoor is het volgende van belang.
[verdachte] werd in paniek gebeld door [naam 1] . Zij heeft hem verzocht om te hulp te schieten omdat zij en [medeverdachte] werden aangevallen. [verdachte] is ter plaatse gesneld. Op dat moment was nog steeds sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte] en [naam 1] . Verdediging van het lijf van [medeverdachte] en [naam 1] was op dat moment noodzakelijk. [verdachte] heeft getracht om de aanranding te beëindigen zonder geweld door een aantal malen hard te roepen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] moesten stoppen met vechten, dit had echter geen effect. Gelet op de ernst van de aanranding waarbij twee personen zich tegen [medeverdachte] gekeerd hadden en het niet reageren van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op aanroepen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zichzelf en de anderen mocht verdedigen en aldus sprake was van een noodweersituatie.
Op de camerabeelden is te zien dat [naam 1] en [medeverdachte] op het moment dat [verdachte] aan komt rennen tegenover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan. [verdachte] komt vervolgens met een vliegende trap op [slachtoffer 2] af en raakt hem daarbij op de bovenarm. Gelet op de situatie op dat moment waarbij er (even) geen geweld werd gebruikt heeft verdachte door aldus te handelen de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden.
Het feit is strafbaar, nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Op grond van artikel 41, tweede lid, Sr is niet strafbaar de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijke gevolg is geweest van een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging. Gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad is van overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging sprake:
“a. op het tijdstip dat de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin, en op een tijdstip waarop, voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden is, dan wel indien
b. op het tijdstip van de aan de verdachte verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar is beëindigd en derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer bestaat, doch niettemin deze gedraging toch het onmiddellijk gevolg is van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding (vgl. HR 18 mei 1993, NJ 1993, 691).”
De rechtbank acht het aannemelijk dat de vliegende trap van [verdachte] het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door het paniektelefoontje van [naam 1] waarbij zij schreeuwde dat zij en [medeverdachte] werden aangevallen, de paniek die vervolgens op [verdachte] oversloeg, het niet reageren van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op aanroepen en de dreiging en chaos die voor [verdachte] op het moment van ter plaatse komen zichtbaar was. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval en onder deze specifieke omstandigheden verdachte een beroep toe komt op noodweerexces. Verdachte is niet strafbaar. De rechtbank ontslaat [verdachte] van alle rechtsvervolging.

7.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 2 primair: het misdrijf: poging tot zware mishandeling;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 2 primair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer 2] Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] op 4 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 88:
Omstreeks 04.00 uur zijn [naam 2] en ik lopend naar mijn huis gegaan. In de Dr. Ariënsstraat kwamen we een man en een vrouw tegen die vanuit de tegengestelde richting kwamen lopen. Ik zag toen ik mij omdraaide een voet mijn kant opkomen. Degene die mij schopte was iemand anders dan de man en vrouw die we in eerste instantie tegen waren gekomen.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 oktober 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 1 januari 2018 omstreeks 4.00 uur kwam ik om de hoek bij de Dr. Ariënsstraat aanrennen. Ik zag dat daar personen op straat liepen waarvan er enkele aan het vechten waren. Ik zag toen dat een persoon dreigend op [naam 3] afkwam en dat [medeverdachte] met de andere personen aan het vechten was. Ik heb de persoon die op [naam 3] afkwam met een vliegende trap geraakt op zijn bovenarm.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 7 februari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 39 t/m 41:
S= [slachtoffer 1]
K= [slachtoffer 2]
W= [naam 1]
H= [verdachte]
04:12:28 uur
* [verdachte] komt van links in beeld rennen en geeft een 'vliegende' trap aan * [slachtoffer 1] of * [slachtoffer 2] . Het betreft de persoon met de lichtkleurige capuchon (LC) * [verdachte] raakt hierbij *LC op de bovenarm. Deze komt hierdoor te vallen.