ECLI:NL:RBOVE:2018:4127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
08/952366-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij het Openbaar Ministerie de rechtbank verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 69.343,48, maar wijzigde deze vordering tijdens de zitting op 18 oktober 2018 naar een geschat bedrag van € 60.000,-. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. ing. M.J. Jansma, heeft tijdens de zittingen haar standpunt verdedigd. De raadsman stelde primair dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk moest worden verklaard, en subsidiair dat niet aannemelijk was dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op dezelfde datum, 1 november 2018, was vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 1 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952366-15 (ontneming)
Datum vonnis: 1 november 2018
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1950 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 69.343,48.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 4 juli 2017 en 18 oktober 2018. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. ing. M.J. Jansma, advocaat in Kampen, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 18 oktober 2018 heeft de officier van justitie, mr. R.J. Wiegant, de vordering gewijzigd in die zin, dat het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 60.000,-.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem gevraagde vrijspraak, de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat het niet aannemelijk is dat zijn cliënte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zodat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.

3.De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van 1 november 2018 is vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.
mr. Breukink is niet in de gelegenheid dit ontnemingsvonnis mede te ondertekenen.