ECLI:NL:RBOVE:2018:4127
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij het Openbaar Ministerie de rechtbank verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte vast te stellen. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 69.343,48, maar wijzigde deze vordering tijdens de zitting op 18 oktober 2018 naar een geschat bedrag van € 60.000,-. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. ing. M.J. Jansma, heeft tijdens de zittingen haar standpunt verdedigd. De raadsman stelde primair dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk moest worden verklaard, en subsidiair dat niet aannemelijk was dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op dezelfde datum, 1 november 2018, was vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 1 november 2018.