Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van Stichting Mijande Wonen, gevestigd te Vriezenveen, tot toekenning van een schadevergoeding op basis van artikel 7:677 lid 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekende partij, Mijande, heeft een schadevergoeding van € 19.646,46 gevorderd na een ontslag op staande voet van de verwerende partij, die in deze procedure niet bij naam is genoemd. De verwerende partij had eerder verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag onterecht was, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de kantonrechter oordeelde dat de verwerende partij ernstig verwijtbaar had gehandeld.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 augustus 2018 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verzochte schadevergoeding in beginsel toewijsbaar is, maar dat deze kan worden gematigd op basis van de omstandigheden van het geval. De kantonrechter heeft echter geen aanleiding gezien om de vergoeding te matigen, omdat de verwerende partij zijn verzoek tot matiging niet voldoende had onderbouwd.
De kantonrechter heeft uiteindelijk beslist dat de verwerende partij aan Mijande een bedrag van € 19.646,46 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 juni 2018. Daarnaast heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en is een belangrijke uitspraak in het arbeidsrecht, met betrekking tot de toekenning van schadevergoeding na ontslag op staande voet.