Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- het verzoek verlof hoger beroep in het deelgeschil aan de zijde van [eiseres] .
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 oktober 2018 een tussentijdse uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagden. Eiseres had eerder, op 5 maart 2018, in een deelgeschilprocedure verzocht om te verklaren dat gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die zij had opgelopen door een ongeval op 14 januari 2016. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat de bloembak in de voortuin van gedaagden voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen en er geen sprake was van een onrechtmatige daad.
Eiseres heeft vervolgens verzocht om toestemming voor hoger beroep tegen deze beschikking. De rechtbank overweegt dat tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat, maar dat op grond van artikel 1019cc Rv in de bodemprocedure hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, mits verlof van de bodemrechter is verkregen.
De rechtbank concludeert dat de beslissing over de aansprakelijkheid van gedaagden een beslissing betreft over de materiële rechtsverhouding tussen partijen. Aangezien eiseres zich niet kan verenigen met deze beslissing, acht de rechtbank het doelmatig dat hierover eerst in hoger beroep een oordeel wordt gegeven. Daarom staat de rechtbank het tussentijds hoger beroep toe en verwijst de zaak in afwachting van het hoger beroep naar de parkeerrol.