ECLI:NL:RBOVE:2018:4114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
C/08/222950 / HA ZA 18-416
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestaan van tussentijds hoger beroep door bodemrechter na deelgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 oktober 2018 een tussentijdse uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagden. Eiseres had eerder, op 5 maart 2018, in een deelgeschilprocedure verzocht om te verklaren dat gedaagden aansprakelijk waren voor de schade die zij had opgelopen door een ongeval op 14 januari 2016. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat de bloembak in de voortuin van gedaagden voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen en er geen sprake was van een onrechtmatige daad.

Eiseres heeft vervolgens verzocht om toestemming voor hoger beroep tegen deze beschikking. De rechtbank overweegt dat tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat, maar dat op grond van artikel 1019cc Rv in de bodemprocedure hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, mits verlof van de bodemrechter is verkregen.

De rechtbank concludeert dat de beslissing over de aansprakelijkheid van gedaagden een beslissing betreft over de materiële rechtsverhouding tussen partijen. Aangezien eiseres zich niet kan verenigen met deze beslissing, acht de rechtbank het doelmatig dat hierover eerst in hoger beroep een oordeel wordt gegeven. Daarom staat de rechtbank het tussentijds hoger beroep toe en verwijst de zaak in afwachting van het hoger beroep naar de parkeerrol.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/222950 / HA ZA 18-416
Vonnis van 10 oktober 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Bijl te Deventer,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. E. Bos-Van den Berg te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • het verzoek verlof hoger beroep in het deelgeschil aan de zijde van [eiseres] .

2.De overwegingen

2.1.
Bij beschikking van 5 maart 2018 in de deelgeschilprocedure met zaaknummer / rekestnummer C/08/210615/ HA RK 17-200 heeft deze rechtbank -voor zover van belang- het verzoek van [eiseres] om voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval van [eiseres] op 14 januari 2016 afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen onder meer dat de bloembak in de voortuin van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de gegeven omstandigheden voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen onrechtmatige daad hebben gepleegd jegens [eiseres] .
2.2.
In de onderhavige procedure heeft [eiseres] onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de schade van [eiseres] als gevolg van het ongeval op 14 januari 2016 met de bloembak van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en dat [eiseres] wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.3.
Bij brief van 25 september 2018 heeft [eiseres] in de deelgeschilprocedure de rechtbank verzocht toe te staan dat zij in hoger beroep mag komen van voornoemde beschikking van 5 maart 2018.
2.4.
Bij e-mail van 4 oktober 2018 heeft [eiseres] desgevraagd aan de rechtbank en aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bericht dat de rechtbank het verzoek om in hoger beroep te mogen komen van de beschikking van 5 maart 2018 kan beschouwen als te zijn ingediend in de onderhavige procedure.
2.5.
Tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure staat op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open. In artikel 1019cc lid 1 Rv wordt de deelgeschilbeschikking voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met (eind) beslissingen in een tussenvonnis. Op grond van het derde lid van artikel 1019cc Rv kan in de bodemprocedure hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, althans tegen de daarin opgenomen bindende eindbeslissingen over de materiële rechtsverhouding van partijen, als van een tussenvonnis. Daartoe is ingevolge artikel 1019cc lid 3 en onder a Rv verlof van de bodemrechter nodig.
2.6.
In het onderhavige geval is in de beschikking in de deelgeschilprocedure beslist over de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Hiermee is een beslissing gegeven over de materiële rechtsverhouding tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 1019cc lid 1 Rv. Nu de rechter in de bodemprocedure in beginsel gebonden is aan deze in het deelgeschil gegeven beslissing, moet het doelmatig worden geacht dat over deze beslissing, waarmee [eiseres] zich kennelijk niet kan verenigen, eerst in hoger beroep een oordeel zal worden gegeven. De rechtbank ziet hierin en om redenen van proceseconomische aard aanleiding tussentijds hoger beroep toe te staan van de beschikking van 5 maart 2018.
2.7.
De procedure in de hoofdzaak zal in afwachting van het hoger beroep in de deelgeschilprocedure worden verwezen naar de parkeerrol.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
staat hoger beroep toe van de op 5 maart 2018 onder zaaknummer / rekestnummer C/08/210615/ HA RK 17-200 gegeven beschikking in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure,
3.2.
verwijst de zaak in afwachting van het hoger beroep in de deelgeschilprocedure naar de parkeerrol van woensdag 3 april 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.type: